Museum vondsten
Peddel op het droge
tekst: Jeroen ter Brugge
Cc
De opgravingleider dacht in eerste instantie dat een student een grap had uitgehaald. Bij één van de opgravingen
in het Vlaardingse deel van Midden-Delfland was in de zomer van 1990 een net geprepareerde peddel ingemeten
en keurig op de veldtekening gezet. Zonder kennis van de vondst zelf leek het op die tekening echter nog het
meest op één van de scheppen waarmee de studenten voorzichtig de grond afschaafden. En inderdaad, zo plat op
de grond heeft de peddel veel weg van een schop.
Wat in eerste instantie een goede grap leek, bleek een zeldzame
vondst. De nederzetting uit de midden-ijzertijd bevond zich op een
veenbult in een getijdengebied, in de huidige Aalkeet-Buitenpolder.
Lang is gedacht dat de woonstalboerderijen waar we het hier over
hebben op de rand van het onmogelijke bevonden. Gelegen in een
deltagebied met duidelijk merkbare invloeden van eb en vloed,
ver weg van grondstoffen en rijke landbouwgronden, moesten dit
wel marginale bewoningsvormen zijn geweest. Dat de toenmalige
bewoners het niet altijd makkelijk moeten hebben gehad, zeker in
onze 21e eeuwse ogen, is zeker zo. Maar de dichte verspreiding
van in kaart gebrachte nederzettingen duidt er op dat het gebied
een grote aantrekkingskracht moet hebben uitgeoefend en dat de
woonomstandigheden helemaal zo slecht niet zijn geweest. De
aantrekkelijkheid van het gebied kunnen we juist ook weer vanuit
dezelfde landschappelijke omstandigheden verklaren. Het gebied
moet rijk geweest zijn aan vis, gevogelte en zoogdieren, die men
elders op de zandgronden landinwaarts niet aantrof. Bijvoorbeeld
bever- en ottervellen en gedroogde vis zullen goede handelswaar
zijn geweest, maar zeker ook de handel in uit zeewater gewonnen
zout en bijvoorbeeld ook het aan de kust verzamelde barnsteen
zullen hiertoe aan hebben bijgedragen. Het deltagebied bood gewilde
producten die in het veel uitgestrektere achterland afwezig waren.
Een belangrijk aspect van deze handelscontacten en de exploitatie
van hun omgeving was het transport over water. Landwegen waren
er niet, laat staan bruggen, en dus vond alle lange afstandvervoer
over water plaats. Grote schepen bestonden nog niet; die zouden
eerst met de Romeinen in onze contreien hun intrede doen. Hét
vervoermiddel van de prehistorie was de kano. Het natte landschap
heeft niet alleen de kano voortgebracht, ook heeft het geholpen
bij het mogelijk maken van de studie ernaar. Gelukkig zijn relatief
veel kano's onder waterniveau gevrijwaard van het schadelijke
zuurstof, afgedekt door lagen klei en veen en op die manier
voor de nieuwsgierige archeologen achtergebleven. Het aantal
kanovondsten is de afgelopen 25 jaar in Nederland enorm gegroeid,
mede veroorzaakt door de sterk toegenomen belangstelling voor
archeologie en nieuwe wetgeving die onderzoek verplicht stelt. Ook
Vlaardingen droeg zijn steentje bij. Bij Hoogstad en enkele jaren
geleden nog op het nieuw te ontwikkelen industrieterrein Vergulde
Hand II zijn kano's tevoorschijn gekomen. Het zijn vaartuigen
gemaakt van boomstammen, vaak met een aanzienlijke lengte tot
11 meter. Met dissels werden deze uitgehold, voorzien van een
gestroomlijnde voor- en achterkant en van waterschotten. De afdeling
Helinium van de Archeologische Werkgemeenschap Nederland (AWN)
die in de Maassteden actief is, maakte van de Hoogstadkano een
exacte replica en die blijkt uitstekend te functioneren. Maar kanoën
zonder peddel is onbegonnen werk. Bij de opgegraven kano's weren
geen peddels aangetroffen, maar elders gelukkig wel. Zo zijn deze
onder andere van Voorne-Putten bekend, maar ook uit Vlaardingen
zelf, zoals de hier getoonde. Opvallend is dat vaak voor essenhout
is gekozen wanneer een peddel gemaakt werd. Het hout van deze
boom, die tegenwoordig vaak voor laanbeplanting wordt gebruikt,
is bij uitstek geschikt voor gereedschappen, vanwege de goede
buigkwaliteiten en sterkte. En nog steeds worden hamer-, bijl
en schopstelen van essenhout vervaardigd. De krachten die
op een peddel komen te staan tijdens het kanoën zijn groot en
vandaar dat gekozen werd voor hout dat niet snel zou breken. De
reden waarom middenin een ijzertijdnederzetting een complete
peddel werd begraven, is onduidelijk. Deze moet nog uitstekend
hebben gefunctioneerd en als houten gebruiksvoorwerpen werden
afgedankt dan was het haardvuur het eerst aangewezen alternatief.
Archeologen hebben de neiging vondsten die zij niet kunnen
verklaren als 'ritueel' te bestempelen. Vanuit waakzaamheid voor
deze valkuil is het misschien verstandig hier geen uitspraken over
onze peddel te doen, maar vreemd is de vondst wel.
Musis 22