dat de collectie nog wel met een kleine 10.000 voorwerpen per jaar toeneemt. Hij heeft recent nog een oorlogscollectie verworven die uit ongeveer 1.000 objecten (Jan zegt liever 'items' omdat niet alles een voorwerp is) bestaat. Zijn depot is daarom op de groei gekocht. De geconditioneerde ruimte is nog lang niet vol, en op de bovenste van de drie verdiepingen is ook royaal plaats voor wat hij nog moet overbrengen en voor jarenlange aanwas. En Jan Anderson zou Jan Anderson niet zijn als hij op de zolderdieping niet uitlegde dat dit de boetzolder van het haringpakhuis was, dat hier de vrouwen de netten van de vissers boetten of repareerden, en dat de zolder nog in de originele staat verkeert. Uiteraard kan hij de aard van de werkzaamheden en de sfeer op zo'n zolder ook beeldend beschrijven. Jan Anderson wil iedereen laten meegenieten van de collecties die hij in zijn nieuwe depot in een enigszins ruwe rubricering heeft ondergebracht. Hij doet dat door aan de Kethelweg, en voorlopig alleen daar, historische tentoonstellingen in te richten. De eerstvolgende gaat over Schiedam en geeft in prenten, foto's, tegels en ander materiaal een indruk van de overlap van de culturen van Schiedam, Vlaardingen en natuurlijk ook Kethel. 'Die overlap is logisch want talloze inwoners van Schiedam zijn in Vlaardingen geboren en omgekeerd, en mensen uit Kethel denken nog steeds met dierbare gevoelens aan hun dorp terug.' Het Streeksmuseum Jan Anderson is een van de grootste museale uitleners in Nederland. Het leent zijn voorwerpen uit aan andere musea maar ook aan de producenten van films en musicals. Als het Gemeentearchief van Schiedam een bruikleen voor een themadag vraagt, rekent Jan Anderson niets, maar voor musicals waarvoor de bezoeker met gemak 60,- entree betaalt, vraagt hij een schappelijke vergoeding. 'Dat vinden die producenten normaal. Ze staan al met het geld klaar, voordat ik een bedrag heb genoemd.' Anderson vindt dat alle musea die voor commerciële doelen, hoe cultureel nobel ze ook zijn, spullen uitlenen, daarvoor een vergoeding moeten vragen. Hij gebruikt dat geld voor het onderhoud van de collectie. Wie met Jan Anderson door zijn nieuwe depot loopt valt van de ene verbazing in de andere, door de breedte van de collectie die allang heel ver boven Vlaardingen uitgaat, maar ook door de enorme kennis van de museumdirecteur. Hij laat bij de rondgang talloze voorwerpen zien die zelfs voor de leeftijdgenoot die dit stuk schrijft onbekend zijn. Bij ieder gebruiksvoorwerp weet hij te vertellen wat het is, uit welke tijd het dateert, waarvoor het gebruikt werd, hoe het gebruikt werd en hoe het zich verder ontwikkelde. Hij heeft daarvan de stoffelijke bewijzen bij de hand. Die bijzondere kennis van het Nederlandse gebruiksvoorwerp heeft hij in zijn hoofd opgeslagen sinds hij in 1945 als negenjarige jongen begon met het verzamelen van alles wat de Tweede Wereldoorlog betreft, en in 1954, toen hij al lang en breed in Vlaardingen woonde, met het verzamelen van alles over Vlaardingen, wat al snel overging in het verzamelen van voorwerpen en papieren over het dagelijks leven in Nederland. Jan Anderson wilde altijd alles weten 'om mijn gelijk te kunnen bewijzen' en als dat niet via de mondelinge weg kon, dan moest hij het maar uit een boek halen. Dat begon met naslagwerkjes als de Wie Wat Waar jaarboekjes die Het Alle onderdelen van de collectie zijn Jan Anderson even liet want samen laten ze het stedelijke en dorpse dagelijkse leven van Nederland zien en daar gaat het hem om. Maar sommige onderdelen zijn hem toch net iets liever dan andere. Wie door vraagt slaagt er in hem met een blik vol vertedering te laten vertellen over de drie schitterende 79^ eeuwse tolborden die de uitgangen van Vlaardingen markeerden. Musis 10 Streekmuseum. Streekmuseum. Collectie stofzuigers in depot. Gereedschapskist werknemer Wilton-Fijenoord in depot.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2010 | | pagina 10