De grote ogen
van Kees van Dongen
tekst: Froukje Holtrop
foto's: Museum Boijmans Van Beuningen
Waarom hangt er aan het eind van de eerste zaal een gigantisch schilderij van een galopperend
paard? Te midden van de levensgrote portretten van dames met hoeden en modieuze kleren die
Kees van Dongen in de jaren 1920 van de Parijse chic schilderde valt het schilderij nogal uit de
toon. Niet alleen qua onderwerp, maar ook wat betreft de stijl. Het is eenvoudig, haast kinderlijk
geschilderd. Een beetje plat als een grottekening en de proporties kloppen niet helemaal. Ondanks
de galopperende houding is het niet het vurige ros dat je zou verwachten van een schilder die
vele uren in het circus doorbracht en de daarbij horende levendigheid en energie in andere
werken heel goed wist over te brengen. Bovendien is het doek voornamelijk grijs. Ook dat is
ongewoon voor Van Dongen, die zijn faam vooral te danken heeft aan zijn uitzonderlijke en rijke
kleurgebruik. En toch is het dit schilderij, Chimère Pie, dat de spil vormt in het kunstenaarschap
van Kees van Dongen. Dat wil zeggen, het schilderij is een soort mascotte, een soort muze van
de kunstenaar. Het gevleugelde paard Pegasus, symbool voor de dichterlijke inspiratie, stond
voor Van Dongen voor zijn roeping als kunstenaar. Hij schilderde het voordat hij naar Parijs ging
en had het aanvankelijk achtergelaten bij zijn ouders in Delfshaven. Toen hij het later weer zag
werkte hij er met de opgedane ervaring en kennis in Parijs opnieuw aan, hij omringde het paard
met een donkergrijze kleur om het meer naar de voorgrond te laten treden, en nam het toen
voorgoed met zich mee naar Parijs. Op foto's van zijn ateliers is te zien dat Chimère Pie altijd een
prominente plaats heeft. Na zijn dood in 1968 kwam het terecht in het museum in Monaco, zijn
vaste woonplaats vanaf 1959, waar het zich tot op de dag van vandaag bevindt.
Op de tentoonstelling De grote ogen van Kees van Dongen in
het Museum Boijmans van Beuningen in Rotterdam is nog
een vaste bewoner van zijn atelier, het vierkante schilderij
Le tango. Ook aan dit schilderij werkte hij tweemaal, hij begon
er mee in 1913 en bewerkte het in 1935. De tango en andere
Zuid-Amerikaanse dansen deden in die tijd hun intrede en
Van Dongen, die volgens overlevering zelf goed kon dansen,
organiseerde op zijn atelier dansfeesten. Die werden goed
bezocht en waren the place to be voor de high society. De
vrouw op het schilderij heeft weinig aan, slechts een kokette
band om haar dij en een rode en een groene schoen, die
op het overheersend donkergrijze schilderij van het doek
afspatten. Waarschijnlijk zijn die in 1935 toegevoegd, want
op een foto van zijn atelier van een eerdere datum lijken de
schoenen nog gewoon wit. Haar danspartner is gekleed in
pak en heeft vleugels. Mogelijk ook een verwijzing naar de
vleugels van Pegasus en dan is het waarschijnlijk de schilder
zelf. Zijn liefde en gedrevenheid voor het vrouwelijk schoon,
verbeeld in dit schilderij, heeft dus niet ten onrechte ook een
belangrijke plaats in het atelier.
Het is leuk om juist naar deze schilderijen te kijken, omdat
Van Dongen ze kennelijk zelf koesterde. Ze geven prijs wat
de kunstenaar zelf, al dan niet bewust, belangrijk vindt en
vormen zo een sleutel voor zijn werk. Zijn gedrevenheid
Musis 40
Johnny Hudgins, negerzanger, circa 1927