Van Dongen kwam uit Delfshaven en hij was eerder voorbestemd om mouter te worden dan kunstschilder. Hij leerde het vak aan de Rotterdamse Kunstacademie in de avonduren, overdag moest hij werken. Hij maakte vlieguren door het tekenen van illustraties voor dagbladen. Hij was veel in de Zandstraatbuurt en tekende bordelen, kroegen, danslokalen, daar waar het echte leven plaatsvond. 41 Musis De denkster, 1907 Een heel mooi werk is Taaie uit 1913, gemaakt in Egypte. Het valt op omdat het lichaam van de courtisane zo goed als helemaal bedekt is door een sluier. Op haar ogen en enkels na en haar hand waarin ze vruchten draagt. Ze is mysterieus en verleidelijk. Het werk werd verkocht aan Odilon Redon in 1913. Op zich al bijzonder want Redon schijnt weinig werk van andere kunstenaars dan van zichzelf in zijn bezit te hebben. Hier werd Van Dongens belangstelling voor Oosterse stoffen en motieven, de warme kleuren en donker omrande ogen gewekt, die in zijn latere werken vaak terugkomen. Vervolgens zien we werken van de periode daarvoor, waarin Van Dongen als neo-impressionist landelijke taferelen schildert, maar vooral het duizelingwekkende licht van het Parijse nachtleven probeert te vangen in vele verftoetsen. De toets is zo los dat contouren nauwelijks te herkennen zijn. Een mooi voorbeeld is A Ia Galette uit 1906. Het schilderij heeft Van Dongen later in stukjes geknipt en verhandeld, waardoor het nu zes verschillende doeken zijn en op zich op verschillende plaatsen bevindt. Het paneel rechtsonder is in een particuliere collectie in Genève en is op de tentoonstelling te zien. Op de voorgrond herken je een vrouw met de beroemde grote ogen en hoed, maar op de achtergrond gaan de mensen al gauw over in het schijnsel van de lampen. voor de schilderkunst en zijn gedrevenheid voor vrouwen manifesteren zich op verschillende manieren en zijn soms met elkaar verweven, maar zijn onmiskenbaar een leidraad in zijn oeuvre. De tentoonstelling De grote ogen van Kees van Dongen heeft een opmerkelijke opbouw. De makers beginnen in zijn hoogtijdagen, de jaren 1920, en nemen vervolgens de toeschouwer mee op een zoektocht naar hoe het allemaal zo gekomen is. In de eerder genoemde grote eerste zaal hangen statige portretten van vrouwen ten voeten uit in cocktailjurken en parelkettingen, waaronder het mooie portret van Anna de Noailles, de adellijke schrijfster die als eerste vrouw commandeur werd van de prestigieuze Franse Nationale orde van het Erelegioen. Van Dongen schilderde haar met haar onderscheiding om haar nek en de parelketting in de hand. En er hangen een paar mannen, waaronder de consul van Haïti, die waarschijnlijk in opdracht, maar met name om het goud brokaat van zijn uniform en zijn donkere huidskleur geschilderd is. En een portret ten voeten uit van Dr. Charles Rappoport in een grijs pak ten voeten uit, maar met een gezicht, dat als je goed kijkt bestaat uit groene verfstreken, een handelsmerk van Van Dongen, een erfenis van zijn periode als Fauvist. In de tweede zaal hangen schilderijen die Van Dongen in het decennium daarvoor maakte tijdens of naar aanleiding van zijn reizen naar Spanje en Marokko en later naar Egypte. De schilderijen zijn eenvoudig, schetsmatig en vlak. De overheersende kleuren zijn verschillende tinten geel, oranje en rood. Van Dongen was gecharmeerd van de kleurige omslagdoeken en de donkere ogen van de exotische dames. Schovenbindsters, 1905

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2010 | | pagina 41