tekst: Henk Slechte foto's: Gemeentearchief Schiedam Jan van Schijndel (1927) bezocht de lagere school in de Prins Mauritsstraat en de Mulo aan de Singel. Meester Rozendal van zijn lagere school was een echte voetballiefhebber. De meeste jongens van school voetbalden bij het deftige Hermes, maar Jan woonde in de Gorzen en ging dus naar SVV aan de Westfrankelandsedijk, waar nu Zwembad Zuid is. Na de Mulo werkte hij, met een onderbreking in de oorlog, ruim 42 jaar voor de gemeente Schiedam, uiteindelijk als de directeur van het Woningbedrijf. Het voetballen zat er al jong in. De vader van Jan had ook bij SVV gespeeld en toen dokter Ris, voetballiefhebber en voorzitter van Hermes, Jan zag, wist hij het: 'dat is een rooie, dat wordt een goeie voetballer'. Jan ging pas op zijn twaalfde voetballen, niet omdat zijn ouders het niet eerder wilden, maar je mocht toen niet eerder lid van een club worden. Toen hij in 1939 bij SVV kwam, begon hij in het laagste jeugdelftal en in 1945 kwam hij uit Al meteen in het eerste. SVV speelde toen in de tweede klasse. Dat was voor de ambities van Jan te laag en hij rustte niet, voordat de club gepromoveerd was. Dat gebeurde in het seizoen 1947/48, toen SVV in Dordrecht Emma versloeg en naar de eerste klasse promoveerde. Een jaar later was het pas echt raak, ook voor Jan zelf. 'We versloegen Sparta in februari 1949 met 4-2. Als afdelingskampioen speelden we mee om het landskampioenschap. In mei 1949 speelden we in het stadion van Feijenoord voor 67.000 mensen de beslissende wedstrijd een bekende Schiedammer. Iedereen zei me goedendag. Die bekendheid gold ook voor mijn verloofde. Als die in Rotterdam op de Coolsingel liep, hoorde ze achter zich fluisteren: "dat is de verloofde van Jan van Schijndel". Die bekendheid is natuurlijk heel veel minder geworden, maar nooit helemaal verdwenen. Toen ik kort geleden een paar dagen in het ziekenhuis lag, vroeg een onbekende bij de ziekenomroep een plaatje voor me aan: Jawel, Koning Voetbal. Later vroegen ze of ze me mochten interviewen. Dat vonden ze leuk voor oude Schiedammers'. Jan van Schijndel vindt dat in de voetballerij veel veranderd is en dan bedoelt hij niet alleen de salarissen en premies die topvoetballers tegenwoordig krijgen. Hij heeft nog net het begin van het betaald voetbal in 1954 meegemaakt. 'We waren semiprofs. Dat betekende dat ik fl. 25 per wedstrijd kreeg. Dat is me in 1959 opgebroken. Ik speelde toen in het Nederlands amateurelftal, maar mocht niet mee naar de Olympische Spelen, omdat ik een paar jaar "betaald" voetballer was geweest.' Aan de moderne sportjournalistiek kan Jan van Schijndel zich oprecht ergeren. 'Vroeger was een interview een gesprek. De journalisten waren ouder dan de voetballers. Zij vroegen en wij antwoordden. Nu is dat anders. Als een ploeg verloren heeft, komt een jonge verslaggever met een microfoon bij een speler die zich tweemaal drie kwartier tevergeefs uit de naad gewerkt heeft en geeft hem zijn visie op de wedstrijd. Daarop moet die speler dan reageren en dat op een moment dat hij 'Een uitnodiging voor het Nederlands elftal en landskampioen worden met je eigen club, dat is iets heel bijzonders, dat bepaalt je leven en blijft je altijd bij. Ik leefde tussen mijn eerste interland in maart en het landskampioenschap in mei in een roes, maar ik moest natuurlijk ook gewoon werken en studeren. tegen Heerenveen, waarin toen Abe Lenstra nog speelde. Wij wonnen met 3-1 en waren landskampioen. Voor Schiedam een voetbaljaar om nooit te vergeten. De supportersvereniging Door Weer en Wind (DWW) organiseerde een triomftocht door de stad in open landauers. Die rijtoer eindigde in de Gorzen, waar huis aan huis de vlaggen uithingen en hossende mensen serpentines naar 'de jongens' gooiden. Daarna volgden nog een feest in Musis Sacrum en een huldiging door het gemeentebestuur in het Passagetheater. Voor Jan bleef het niet bij dat kampioenschap. De KNVB had hem in maart 1949 voor het Nederlands elftal gevraagd. Dat gebeurde toen nog door de 'keuzecommissie'. De bondscoach was toen nog een trainer met een adviserende stem. De keuzecommissie selecteerde de spelers en bepaalde de opstelling. Jan speelde zeventien wedstrijden voor Oranje, de eerste in maart 1949 tegen België. Hij is een bescheiden man, maar als hij over 1949 praat, straalt hij. 'Een uitnodiging voor het Nederlands elftal en landskampioen worden met je eigen club, dat is iets heel bijzonders, dat bepaalt je leven en blijft je altijd bij. Ik leefde tussen mijn eerste interland in maart en het landskampioenschap in mei in een roes, maar ik moest natuurlijk ook gewoon werken en studeren. Ik was ineens daar nog helemaal niet aan toe is' Vooral de neerbuigendheid van veel sportjournalisten is Jan een doorn in het oog. Pas geleden nog bij Sparta nadat het elftal de degradatiewedstrijd had gewonnen, ondervroeg een tv-journalist een speler en toen hij klaar was, zei hij: "ga nu maar bij de jongens feestvieren". Hij gruwt daarvan. Ooit droeg Jan van Schijndel de bijnaam 'de man met de uitschuifbare benen'. Hij speelde tot I960 in het eerste van SVV en was daar één van de laatste voetballers die nog als aanvallende spil speelden. Hij was een felle speler, maar ook zo fair dat hij zijn voetballoopbaan afsloot met een blanco strafregister. Voetballen doet Jan al vele jaren niet meer, maar hij is nog steeds lid van de club, waarmee hij zijn grootste triomfen vierde. Hij kijkt naar alle uitslagen en komt er ook nog. Bijvoorbeeld in 1999, toen de club hem huldigde, omdat hij zestig jaar lid was. De enige voetbalwedstrijden die hij nog trouw bezoekt, zijn die van zijn kleinzoons, twee bij Hernres- DVS, een bij WK (Voetbal Vereniging Kethel) en een bij Thoolse Boys op het Zeeuwse eiland Tholen. 29 Musis Eerder gepubliceerd in: Ach Lieve Tijd Schiedam deel 4, 750 jaar spel en sport

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2011 | | pagina 29