uit de kerk. Bij Jackie zijn de geloofsrituelen volledig in de
vergetelheid geraakt. "Ik heb laatst nog eens geprobeerd een
weesgegroetje te bidden. Ik kwam er niet uit." Juliette begint
ongevraagd meteen geroutineerd te prevelen. "Wees gegroet
Maria, vol van genade, de Heer is met U, Gij zijt de gezegende
onder de vrouwen..." Ze voltooit het gebed in een ommezien.
Zonder haperen.
Hoewel ze het geloof heeft afgezworen, kan Juliette nog
"helemaal lyrisch" worden als ze een kerkklok hoort luiden.
Jackie, die een hoedenwinkel heeft in de oude binnenstad
van Antwerpen en daar door kerken wordt omringd, hoort
aan de klank of de klokken luiden voor een trouwerij of een
begrafenis. Ook dat is iets van vroeger. "Als bij ons in het dorp
de bruiloftsklokken luidden, werd ik er door mijn moeder op
uit gestuurd om te kijken hoe de bruid eruit zag."
Julliette vertelt dat er een periode was waarin zij elke dag
naar de kerk ging. "Ik dacht dat het geloof voor het Goede
in de wereld stond. Het móest wel iets hebben, anders
zouden toch niet zoveel mensen geloven?" Toch vond ze in
de kerk niet wat ze zocht. "Misschien was ik eerder op zoek
naar spiritualiteit dan naar God," veronderstelt zij nu. Het
katholieke geloof kenschetst zij als "onderdrukkend". Eigenlijk
gaat die typering op voor de hele Limburgse samenleving van
een halve eeuw geleden, blijkt uit haar sfeertekening.
"Onze vader was ooit boer. Hij pachtte de grond, totdat de
ruilverkaveling dat onmogelijk maakte. Grond kopen zat er
niet in, daar had hij het geld niet voor; hij moest een gezin
met vier kinderen te eten geven. En omdat kopen niet kon,
moest hij de boerderij opgeven. Dat vond ik zó oneerlijk
Ik denk dat daar de roots liggen van mijn sociale opvattingen.
Vader ging bij de plantsoenendienst in Geleen werken. Dat
werk heeft hij nooit leuk gevonden. Je kon goed aan hem zien
dat hij het waardeloos vond. Heel treurig zoals dat is gegaan."
Jackie heeft dat drama niet bewust meegemaakt. Ze was
Gemeenschappelijk aan hun
jeugd was de "ontzettend
katholieke" opvoeding die ze
kregen. Ze gingen biechten bij
een conservatieve pastoor van
wie ze ook les kregen op de
lagere school. Hij stond in een
ouderwets bruin habijt voor
de klas. De pastoor kwam ook
regelmatig op huisbezoek. Hij
straalde autoriteit uit, maar
Jackie weet nog hoe hij in
verwarring raakte toen hij haar
op een keer aantrof achter de
naaimachine, bezig een rokje
te maken. Met vrouwelijkheden
wist hij zich geen raad.
5 Musis