Nederlandse volksmond 'oude ambachten' en volgens Arnoud van Aalst een onderwerp dat levendig moet worden getoond, niet met poppen maar met levende mensen, en tenslotte humanityde geschiedenis die in het geval van dit museum over Vlaardingen gaat en waarvan het Geuzenverzet een mooi voorbeeld is. De manier waarop dat Geuzenverzet nu in Vlaardingen wordt belicht vindt hij 'teveel een intern feestje'. Het is voortgekomen uit het volk en moet terug naar het volk. Ook daarover heeft Arnoud van Aalst nagedacht. Het museum moet geen elitair museum worden, niet omdat hij daar in principe iets tegen heeft, maar omdat het niet bij de stad Vlaardingen past. Want 'de identiteit van de stad is wezenlijk voor het museum!' Als het museum in 2014 open moet, is het noodzakelijk nu al over de inrichting na te denken, omdat het nieuwe interieur en de gewenste opstelling nauw samenhangen. Arnoud van Aalst heeft ook daarvoor professionele hulptroepen ingeschakeld, maar staat nog wel aan het begin van het denkproces. Hij wil in ieder geval een functioneel open depot in het hart van het bestaande gebouw. Hij heeft daarvoor een aantal goede redenen, waarvan de mogelijkheid voor mensen om hun schenkingen terug te kunnen zien wel zeer bij het soort stad past dat Vlaardingen is. Een andere reden voor zo'n depot op een centrale plek is dat de bezoeker er in kan en kan zien welke objecten voor een tentoonstelling niet zijn gebruikt. Voor het open depot moet in ieder geval het traditionele winkeltje uit het oude museum wijken. Voor de inrichting heeft Arnoud van Aalst Studio Van Eijk en Van der Lubbe ingeschakeld. Niels van Eijk en Miriam van der Lubbe maakten deel uit van de denktank die het museumconcept heeft gemaakt en hebben als klanten onder meer het Stedelijk Museum Amsterdam en het Textiel Museum in Tilburg. Zij hebben een inventarisatie van de collecties gemaakt en gekeken wat het museum daarmee kan in een opstelling en een open depot. Ze doen historisch onderzoek en baseren daarop hun ontwerpen. Een museum dat past in de 21ste eeuw moet zijn bezoekers eigentijds begeleiden. Arnoud van Aalst beseft dat het exploitatiebudget het museum in dit opzicht tot bescheiden heid dwingt, en denkt daarom aan slimme telefoons die gemakkelijk van de benodigde informatie kunnen worden voorzien en waarmee de bezoeker in de door hem of haar gewenste routing door het museum kan lopen. De door hem of haar gewenste routing, want van dwang zal ook in dat opzicht geen sprake zijn. Van Aalst is duidelijk: 'we gaan geen suf museum maken'. Tegelijkertijd is hij ook gedecideerd over de kwaliteit van wat het museum gaat vertonen en vertellen, want 'wat je ook doet, er moet een serieus verhaal achter zitten'. Tenslotte komen de mensen uit zijn doelgroep tenminste in drie fasen van hun leven in het museum: als kind, als vader of moeder met kind en als grootouder met kleinkind. Als kind moet de bezoeker op het museum kunnen vertrouwen, een ouder wil dat zijn of haar kind het allerbeste krijgt en als grootvader of grootmoeder kun je veel wat het museum vertelt op zijn juistheid controleren... 21 Musis Zicht op een onttakeld museum. Het museumgebouw aan de Westhavenkade. Museum op reis.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2011 | | pagina 21