voor anderen bezig was zijn eigen
gezondheid te ruïneren.
Ondanks zijn gemoedelijk ronde
gestalte en zijn vriendelijk lachende
gezicht lijkt er een zekere tragiek aan
Alewijn de Groot te kleven. Een detail
in een plakboek dat zijn vrienden
hem ooit schonken om hun grote
waardering voor hem tot uitdrukking
te brengen, is veelzeggend. Op de
eerste pagina's staat een met veel
zorg naar middeleeuws handschrift
gekalligrafeerd verhaal, een speels
bedoelde allegorie die het leven van
een zekere Heer Alewijn beschrijft.
Deze edelman brengt zijn leven door
in somberheid en afzondering. Op de
dag dat hij wordt benaderd met de
vraag of hij zich vanuit "vriendschap
en gemeenschapszin" wil inzetten voor
zijn stadgenoten, klaart Heer Alewijns
gezicht op. Alsof hem eindelijk de zin
van het leven is geopenbaard.
Het verhaal heeft zeer vermoedelijk
betrekking op de oprichting van
de Schiedamse Gemeenschap,
een stichting die na de Tweede
Wereldoorlog door notabelen in
het leven werd geroepen om het
culturele leven in de stad op een
hoger peil te brengen. De Groot
heeft zich als penningmeester
jarenlang hartstochtelijk voor dit doel
ingespannen. Hij werkte nauw samen met voorzitter
mr. Jan Pels Rijcken, evenals De Groot een cultureel
bevlogen mens. Pels Rijcken was in het dagelijks leven
directeur van het plaatselijk kantoor van de bank Mees
en Hope en verwierf met zijn activiteiten voor de SG
de bijnaam "De man achter
de culturele schermen in
Schiedam". Hij kreeg na De
Groots dood het beheer over
diens vermogensfonds.
Het plakboek met het verhaal
over Heer Alewijn bevindt
zich in het Gemeentearchief
Schiedam. Het is, samen met
een tweede plakboek met
krantenknipsels en wat losse
foto's, gespaard gebleven
bij de vernietiging van De
Groots persoonlijke papieren
(waartoe hij zelf opdracht
had gegeven). Tezamen met
enkele documenten zoals zijn geboorteakte en een
handjevol krantenverslagen waarin hij figureert, zijn
deze plakboeken de enige papieren bronnen over het
leven van Alewijn de Groot.
Dat leven speelde zich vooral af op het kantoor van de
NV Spiritusmaatschappij Gebroeders de Groot aan de
Lange Kerkstraat, bij drukkerij De Eendracht waarvan
hij commissaris was, bij de SG, thuis aan de Tuinlaan en
in een groot aantal bestuurskamers, want De Groot had
veel nevenfuncties, sommige zakelijk, andere particulier
van aard. Hij onderhield relaties met de haringvisserij
in Vlaardingen, maakte deel uit van de raad van
Het fonds dat
zijn naam draagt
heeft in hoge
mate bijgedragen
aan de instand
houden van
monumenten
in Schiedam en
elders
toezicht op de Nederlandse Vereniging tot Adoptie
van Schepen en zat in het bestuur van de plaatselijke
ondernemersvereniging. Hij was ook tientallen jaren
voorzitter van de padvinderij en bestuurslid van
toneelvereniging Utile Dulci.
De Groot was verzot op toneel. De plakboeken bevatten
verschillende, zorgvuldig bewaarde, toegangsbewijzen
van toneelvoorstellingen buiten de stad. Ook in
Schiedam sloeg De Groot zelden een uitvoering over.
Toegangsbewijzen konden bij hem persoonlijk aan
huis worden gekocht. Zo ook voor de toneeluitvoering
die werd aangekondigd in de Schiedamse Courant
van 28 november 1923 in gebouw Musis Sacrum. Het
op te voeren stuk was er één uit het oeuvre van de
- thans reeds lang in vergetelheid geraakte - Duitse
journalist en toneelschrijver Felix Philippi. Het had de
voor De Groot zeer toepasselijke titel "Weldoeners der
Menschheid".
De bestuursvergaderingen van Utile Dulci vonden
dikwijls plaats bij De Groot thuis. Daarbij werd
smakelijk gegeten en gedronken. In één van de
plakboeken staat een gedicht waarin de bestuursleden
de voortbrengselen van De Groots keuken uitbundig
prijzen. ,,Je stoelen zijn zacht, je keuken is heerlijk, je
bowl is zo zoet, je borrel overheerlijk." Geroemd wordt
ook de gezellige sfeer die de gastheer altijd wist op te
roepen. Ten bewijze toont een foto in het plakboek het
voltallige bestuur ontspannen bijeen in de tuin, gezeten
op comfortabel meubilair, met twee flessen geestrijk
vocht binnen handbereik. De Groot zit er glunderend
bij, zichtbaar genietend van de aanwezigheid van zijn
vrienden.
Op een andere foto, die veel lijkt op de vorige, treffen
we De Groot wederom in zijn tuin, dit keer te midden
van een groepje grijze heren, en ook dit gezelschap laat
zich de borrel goed smaken. Uit een bijschrift blijkt dat
het bezoek afkomstig is uit het Hervormd Rusthuis. Dit
tehuis grensde aan De Groots villa. Hij had de gewoonte
de mannelijke bewoners regelmatig uit te nodigen voor
een gezamenlijk glas. Het is een veelzeggend beeld.
Eén stap in het verlengde van dit zorgzame samenzijn
met zijn bejaarde buren ligt de voor een belangrijk deel
door De Groot bekostigde bouw van Huize Franpois
Haverschmidt, het chef d'oeuvre van zijn vele goede
werken. De spiritusmagnaat legde persoonlijk de eerste
steen voor dit verzorgingshuis.
De naamgeving van het tehuis was een eerbetoon
aan de dominee van de Nederlandse Protestanten
Bond in Schiedam. Onder Haverschnridts invloed
ruilde de familie De Groot het katholieke geloof in
voor het protestants-christelijke gedachtegoed. De
predikant was van mening dat de straatarme arbeiders
die de jeneverindustrie draaiende hielden, betere
levensomstandigheden verdienden en propageerde
die overtuiging onder zijn geloofsgenoten. Eén van de
gemeenteleden die deze boodschap ter harte namen en
zelfs tot leidraad van zijn verdere leven maakte, was
Alewijns oom M.C.M. (Michael Coenradus Maria) de
Groot.
Deze M.C.M. had zijn fortuin gemaakt in de NV
Spiritusmaatschappij Gebroeders de Groot waarvan
Alewijns vader medevennoot was en Alewijn later
directeur werd. M.C.M. nam zitting in de gemeenteraad
om de zaak van de gewone werkman te bepleiten
en stichtte met gebruikmaking van zijn eigen
kapitaal vernieuwende voorzieningen die waren
35 Musis