De Blokmakerij van Bubbezon
©Jan Menze van Diepen Stichting, Slochteren
De titel van deze museumvondst zou in de Suske-
en-Wiskereeks niet misstaan, alleen snijdt deze
hier wel degelijk hout. Wie in 2012 een willekeurige
Vlaardinger vraagt naar het verhaal achter de
straatnaam Blokmakersplaats (hoek Hoogstraat/
Liesveld viaduct) zal van het antwoord gespeend blijven.
Nee, er zat geen speelgoedwinkel gespecialiseerd
in blokkendozen en nee, de firma Blokker die hier
jaren haar klanten ontving, ligt ook niet aan de
oorsprong van de naam. In een blokmakerij werden
katrollen, in de scheepvaart: 'blokken', gemaakt en
in een visserijstad als Vlaardingen kon die eertijds
niet ontbreken. De naam Blokmakersplaats werd in
1969 na de aanleg van het Liesveldviaduct aan het
daarmee ontstane bebouwingsgat in de Hoogstraat
gegeven, waarmee gerefereerd werd aan de vervallen
Blokmakerssteeg. Deze steeg verbond de Hoogstraat met
de Westhavenplaats en stond onder deze naam al sinds
de eerste helft van de 18e eeuw bekend. Op de getoonde
tekening van Jan Ensing (1819-1894) kijken we vanuit de
werkplaats op de Westhavenplaats, waar ook gewerkt
werd. Binnen worden op de werktafel met bankschroef de
blokken gemaakt, buiten de ook tot de bedrijf behorende
masten, pompen en roeispanen voor de scheepsboten
(sloepen). Op de bekende gravure van Pronk van de
Haven (1745) is de naamgevende blokmakerij, een
dwars geplaatst pand met tentdak met rechts daarvan de
steeg, van buiten te zien, keurig corresponderende met
Ensings tekening. De eeuwenlange aanwezigheid van de
blokmakerij op dit punt hangt samen met de stadskraan,
schuin voor de deur aan de Haven. Deze diende om de
zware last aan en van boord van de schepen te takelen,
vooral masten en andere zware scheepsonderdelen.
Producten waar de blokmakerij mede in voorzag, maar
waarvoor ook de grondstoffen voor aan de kant moesten
worden gezet. De blokmakerij was in het bezit van leden
van het geslacht Bubbezon, die hier goed mee boerden.
Cornelis Bubbezon (1795-1832) bijvoorbeeld was ook
reder en scheepsboekhouder en bezat naast (parten
in) schepen ook het nodige onroerend goed. Toen hij
overleed liet hij zes kinderen en een weduwe, Jaapje
Dorsman, na. De laatste zou haar man lang overleven:
in 1880 overleed zij op 85-jarige leeftijd. Ook zij kwam
uit een welgestelde familie en bij haar stand hoorde
de 'redersvrouwendracht'. Haar boedelinventaris uit
1880 geeft daarbij enig inzicht: een gouden hoofdijzer
met dito krullen, 'juwelen (diamanten) krulbellen
met parels, een juwelen broche, een gouden ring met
diamant, gouden slingerbellen en de meer gewone
(en aanzienlijk lager getaxeerde) granaten ketting met
gouden slot en bellen. Haar kleindochter schonk ruim
veertig jaar na haar overlijden grootmoeders kleren
aan de Vlaardingsche Oudheidkamer nu beheerd door
het Museum Vlaardingen, waarmee deze tot de oudste
voorbeelden van de Vlaardingse klederdracht behoren.
Jaapje overleefde haar vier zoons en zette de blokmakerij
zelfstandig voort. De gekleurde tekening geeft een fraai
sfeerbeeld van de blokmakerswerkplaats, zoals die een
aantal eeuwen weinig veranderd zal zijn geweest. Het
vrij lege interieur stemt overeen met een boedelinventaris
van Cornelis Bubbezon uit 1832. In de 'winkel', de hier
afgebeelde ruimte zij het zo'n 45 jaar eerder, worden
vermeld: 'eenige schijven, blokken, en andere waren, de
gereedschappen daaronder begrepen'. Elders in het pand
worden ondermeer: 'pok en palmhout, blokken, klooten,
dooshoofden, juffers, knien, bossen, stenggaarden,
zuigers, mastbanden, honderd schepstokken, twintig
haakstokken, twintig slaggaarden en andere waren'
genoemd, alle grondstoffen en halfproducten van de
blokmakerij. In een loods aan de Havenstraat, niet ver
van de winkel vandaan lagen de grote stukken hout
opgeslagen: '16 stuks rondhout 5 kelderwinden en enige
ongemaakte riemen'. Jan Ensings dochter was gehuwd
met Paulus Kikkert, een neefje van 'tante Bubbeson', wat
zijn schoonvader de gelegenheid gaf in 1878 een kijkje te
nemen in de blokmakerij.
19 Musis