profijtelijk konden zijn voor het sultanaat. Nieuws over
de grote militaire successen van prins Maurits tegen de
Spaanse vijand waren ook tot Istanboel doorgedrongen.
Het Ottomaanse rijk stond tenslotte al een kleine eeuw
op voet van oorlog met datzelfde Spanje. De Republiek
kon niet alleen een lucratieve handelspartner zijn maar
ook een nuttige militaire bondgenoot. Nederlandse
handelsschepen verschenen al een jaar of twintig op de
kusten van het Osmaanse Rijk. Sinds het eind van de
zestiende eeuw bestond er een groeiende "straatvaart"
(die van Gibraltar) op de havens van de Levant, zoals
het oostelijk Middellandse Zeegebied werd genoemd.
Steeds vaker zag men de vlag van de Republiek
wapperen, niet alleen in Istanboel, maar ook in Izmir,
Aleppo en Alexandrië.
Het initiatief om diplomatieke betrekkingen aan te
knopen kwam dan ook uit Istanboel. Halil Pasja heeft
Haga altijd gesteund en hem wegwijs gemaakt in de
kronkelpaden van de Ottomaanse heerschappijstructuur
zodat hij de juiste stappen nam om erkend te worden
als orateur en vertegenwoordiger van de hoogmogende
heren van de Staten Generaal. Het was ook via Halil
Pasja dat Haga aan zijn eerste dragoman kwam.
Maanmeisje
Officieel was de sultan almachtig maar in de praktijk
was hij de speelbal van de hovelingen om hem heen.
Het eigenlijke bestuursorgaan was de divan, een soort
ministerraad, die dagelijks vergaderde onder leiding van
de grootvizier. Wat daar werd gezegd of verzwegen,
was gewoonlijk de vrucht van ingewikkelde intriges,
waarin ook de harem van de sultan een rol speelde.
Deze stond onder leiding van de moeder van de
sultan, de valide sultan, die vaak een der belangrijkste
machtscentra van het rijk vormde. Nieuwe leden voor
de harem werden op grond van schoonheid, charme en
talent geselecteerd op de slavenmarkten van het hele
rijk. Die taak was in handen van een machtige groep
eunuchen die tevens als harembewaker dienst deden.
Gedurende het grootste gedeelte van Haga's verblijf
in Istanboel was de Griekse slavin Anastasia sultan
valide. Zij kreeg in de harem de Ottomaanse namen
Kösem en Mahpeyker (niet letterlijk maar gevoelsmatig
correct vertaald als "maanmeisje) en handhaafde haar
positie tot op hoge leeftijd, lang na het overlijden van
haar echtgenoot sultan Ahmed I. Kösem sultan volgde
de beraadslagingen van de divan achter een gordijn en
hakte na de vergadering zelf de belangrijkste knopen
door.
Capitulatie
In deze voor een westerling zo ongewone wereld moest
Cornelis Haga zijn weg vinden. Ingrid van der Vlis en
Hans van der Sloot leggen en detail uit hoe hij dat van
geval tot geval lapte. Zijn eerste grote succes was het
verkrijgen van een capitulatie. Dat was een groot - vier
meter lang - in hoofdstukken (kapittelen) verdeeld
document waarin de aard van de betrekkingen werden
geschetst en de positie van de Nederlanders in het rijk
nader werd geregeld. Het kwam erop neer dat Haga
rechtsmacht over hen kreeg. Hij mocht bovendien in
belangrijke steden zoals Aleppo consuls aanstellen
om namens hem op te treden en andere diensten te
verlenen.
Op het eerste gezicht lijkt het, alsof de sultan een stukje
van zijn soevereiniteit opgaf. Dat is een verkeerde
indruk. Het Ottomaanse rijk was een islamitische staat
die andersdenkenden ruimte gaf om te leven volgens
hun eigen wetten en regels waarbij in contacten met
moslims wel de sharia gold. In het algemeen stelde de
sultan dan hun geestelijke leiders verantwoordelijk voor
een ordelijke gang van zaken, maar hij benoemde ook
wel vazalvorsten. Tegen deze achtergrond is het niet
zo merkwaardig dat buitenlandse kooplieden onder het
gezag van een ambassadeur werden gesteld en zaken
mochten doen volgens hun eigen regels.
Alle kooplui die Turkse havens aandeden, moesten in-
en uitvoerrechten betalen. De capitulaties stelden die
voor schepen onder de vlag van de republiek lager dan
voor de concurrenten uit andere Europese landen. Dat
was een mooi resultaat.
De Staten Generaal in Den Haag verwachtten van
Haga dat hij de positie van de kooplui uit de Republiek
zou beschermen. Bovendien was het zijn taak
christenslaven te bevrijden. Christelijke zeelieden die
in handen vielen van islamitische zeerovers, kwamen
op de slavenmarkt terecht waar handige lieden ze
als investering voor later kochten. Men wist dat hele
gemeenschappen in Europa hutje bij mutje legden om
hun geliefden vrij te krijgen. Zo was de christenslaaf
niet alleen een werkkracht maar potentieel ook een
appeltje voor de dorst. Haga richtte echter weinig
uit, omdat de Staten Generaal meenden dat aan
het vrijkopen van slaven geen overheidsgeld mocht
worden besteed. Hij kon hoogstens bemiddelen, maar
het schijnt dat hij daar nooit overdreven veel tijd aan
besteedde. Toch werd juist hem harteloosheid verweten,
zoals dat tegenwoordig gebeurt met Nederlandse
diplomaten die naar het oordeel van de familie te
weinig doen voor gevangen gezette Nederlanders.
Inderdaad bestond er een schril contrast tussen het
droeve lot van de slaven en de weelderige levensstijl op
Haga's ambassade, waar aantrekkelijke jongedames -
al dan niet op de slavenmarkt verworven - bijdroegen
tot de gezelligheid, de uitstekende stemming en
de feestelijke sfeer. De strenge dominee Antonius
Visscher, die zich verlatijnst Piscator noemde, heeft
daarover een boekje opengedaan in Den Haag.
Hij was nota bene op aandringen van Haga naar
Istanboel gekomen om daar de zielzorg van de kleine
Nederlandse gemeenschap op zich te nemen.
Toch betoonde Haga zich in de politiek een echte
protestant. Hij sluisde financiën door naar de
calvinistische vorst van Transsylvanië Gabor Behlen
die met steun van de sultan oorlog voerde tegen de
katholieke Habsburgse keizers in Wenen, die op dat
moment ook de vijanden van de Republiek waren.
Ook deed hij zijn best om de patriarch van de Grieks-
orthodoxe kerk, Cyrillus Lukaris aan zich te binden.
Deze koesterde sympathie voor het calvinisme en Haga
voorzag hem daarbij van morele steun, argumenten
en literatuur. Met Lukaris is het overigens slecht
afgelopen. Het hof merkte dat het bekeringsproces van
hun patriarch tot grote onrust leidde onder de Grieks-
orthodoxe onderdanen. Dat kon men niet hebben en
dus werd Lukaris geheel in overeenstemming met de
beginselen van de Ottomaanse binnenlandse politiek
vervallen en gewurgd.
Bij al dit soort intriges en activiteiten kreeg Haga van
sommige collega-ambassadeurs medewerking terwijl
anderen hem de voet dwars probeerden te zetten. Wie
dat waren verschilde van geval tot geval. De vijand
39 Musis