WAARHEENWAARVOOR?
GEDACHTEN OVER
DE RICHTING VAN MUSEA
tekst: Jeroen ter Brugge In de kern hebben de drie steden in de omgang met
de materiële nalatenschap (de museale objecten) een
vergelijkbare start gehad. Daar waar vanaf het midden
van de 19e eeuw in grote steden historische musea
van de grond kwamen, volgden de Maassteden later.
Schiedam beet in 1899 het spits af, passend bij de meer
stedelijke allures dan het toen kleinere Vlaardingen
en Maassluis. Zoals de website van het Stedelijk
Museum vermeldt: besloot de gemeenteraad om
de privéverzameling curiositeiten van Majoor Gerrit
Visser Bastiaansz. te bestempelen tot Stedelijk Museum
Schiedam.' Het waren echter niet alleen curiositeiten,
maar ook stukken die een duidelijke relatie met en
betekenis voor de stadsgeschiedenis hadden en die in
de Sint Joris Doelen en vanaf 1940 in het Sint Jacobs
Gasthuis getoond werden. De collectie groeide tot een
verzameling van circa 1.000 stuks nu. Los hiervan is
er de jenevercollectie die sinds 1996 als bruikleen in
het Gedistilleerd/Jenevermuseum uitgeplaatst is en de
talloze archeologische vondsten die geen Schiedammer
ooit gezien heeft. Na de Tweede Wereldoorlog
ontstond onder aanvoering van een aantal gedreven
directeuren een klimaat waarin een toonaangevende
collectie hedendaagse Nederlandse kunst kon worden
aangelegd. Na een jarenlange discussie volgde begin
21 e eeuw een grootschalige verbouwing en werd
deze status eer aan gedaan met een groter en modern
museum, mogelijk gemaakt door een gemeente die
de potentie van deze collectie inzag en structureel wil
ondersteunen. De historische collectie (Musislezers zijn
op de hoogte) paste niet in dat plaatje en hoewel deze
functioneel een autonome plaats in het museum heeft,
wordt die slechts zelden in het museum aan het publiek
getoond.
Vlaardingen volgde in 1920 met de oprichting van de
Vlaardingsche Oudheidkamer en Visscherijmuseum het
voorbeeld van buurstad Schiedam. Onder bezielende
leiding van archivaris M.C. Sigal werd een zich snel
uitbreidende collectie in een fraai regentenpand aan
de Lijnstraat getoond, waarin veel aandacht voor de
visserijgeschiedenis. De Oudheidkamer verhuisde naar
het Handelsgebouw, waarna deze met de sloop van
dit imposante gebouw in 1957 na vele jaren gesloten
te zijn geweest, werd opgeheven en de collectie
aan de gemeente overgedragen. Een succesvolle
tentoonstelling van visserijgerelateerde objecten
in een tijd dat de visserij steeds nadrukkelijker uit
het stadsbeeld verdween, was aanleiding voor de
oprichting in 1962 van het Visserijmuseum. Niet alleen
de Vlaardingse visserij maar die van heel Nederland
was het leidende thema en een collectie met enkele
tienduizenden stuks werd aangelegd. Het museum
Musis 4