geld naar toe gaat'. Bezuinigen is van geen enkele museumdirecteur of-bestuurder een liefhebberij, maar heeft op zijn tijd ook iets verfrissends. De exploitatie die vaak jaren achterheen op eenzelfde manier voortgezet wordt, kan weer eens worden opgeschud. Wat blijkt, is dat een bezuiniging een goed moment is om ingeroeste gewoonten af te schaffen en daarmee inhoudelijk ook ruimte te creëren voor nieuwe initiatieven of ruimte te geven aan het ordentelijk uitvoeren van de basistaken. Tegelijk rekent het publiek en misschien de politiek nog wel het meest zich vaak onterecht rijk. Een groot deel van de exploitatie ligt nu eenmaal beklonken in vaste lasten, zoals de huur van (nota bene) een gemeentelijk pand, en de kosten aan gas, water, licht en klimaatinstallatie. Bezuinigen op personeel dan, die andere grote post in de exploitatie? Op lange termijn (een aantal jaar) zeker, maar op korte termijn, en daar hebben we het over, zullen de 'frictiekosten' voor iemands rekening genomen moeten worden. De gemeente Schiedam heeft in de kakelverse Cultuurvisie aangegeven het ambitieniveau bij de musea intact te willen houden. Voor alle duidelijkheid: de bezuinigingen gaan door en om het te besparen geld bijeen te harken, moeten de getroffen instellingen (naast het Stedelijk en Jenevermuseum ook de Stichting Schiedamse Molens) 'toenemend gaan samenwerken'. Een toverwoord dat in gemeentehuizen vaak gehoord wordt en waar veel van verwacht wordt. Hoe de gemeente dat denkt te gaan doen, blijkt niet uit de nota. Een langslepend trekken en sleuren en meer ondanks dan dankzij de gemeente aan de vooravond van ver- en nieuwbouw en een nieuw museaal concept. De investering komt voor het grootste deel niet van de gemeente, maar die draait wel op voor de toekomstige exploitatie (subsidie). Daar kon de schoen nog wel eens gaan wringen, want ondanks de voorgenomen duurzame bouw en energiebesparende maatregelen zal een ruim tweemaal zo groot gebouw vermoedelijk niet met minder geld toe kunnen. Met het niet volledig vervullen van de functie die de vertrekkende directeur achterlaat, wordt in ieder geval een deel van het tekort opgevangen. Het inhoudelijk concept is fraai verwoord in de eind 2010 gelanceerde mission statement: 'Museum Vlaardingen is het enige museum waar je 5.000 jaar Vlaardingse historie en visserij kunt ervaren door de lens van drie thema's: 1het heden en verleden van de Nederlandse commerciële zeevisserij; 2. Vlaardingen als historisch belangrijke vissersplaats; 3 de unieke en oudste vormen van archeologie in Nederland.' Deze missie is het resultaat en tegelijk erfenis van 50 jaar museale praktijk en verraadt het zoeken naar identiteit. Gaat het nu over de geschiedenis van de stad of toch ook over de Nederlandse zeevisserij en de bijzondere archeologische bodemschatten? Over alle drie en het liefst in relatie tot elkaar. Van de geschetste thema's is nu eenmaal veel collectie bijeengebracht en het zou kapitaalvernietiging zijn ze niet alle te gebruiken. Dat de lading van het eerste thema de vlag van de missiekern overstijgt (Vlaardingse historie en visserij) is een realiteit, die inderdaad kansen biedt het tweede thema in een bredere context te plaatsen. Mits voor de bezoeker goed duidelijk wordt gemaakt waar die zich in het concept bevindt. De profilering als het Nederlandse kenniscentrum voor de visserijgeschiedenis ligt echter gecompliceerder met de gekozen nadruk op Vlaardingen. En dat de archeologische vondsten uniek zijn en tot de oudste van Nederland behoren, is leuk maar betwistbaar. Tot de oudste horen ze zeker niet en de uniciteit dreigt te verbleken nu er elders ook steeds meer gevonden wordt. Wat uniek is, zijn niet zozeer de vondsten als wel dat Vlaardingen er zoveel heeft, uit de meest uiteenlopende perioden. Ze verschillen van de andere objecten uit de historische collectie door de methode waarmee ze ontdekt en de wijze waarop ze overgeleverd zijn. De vondsten moeten op hun eigen manier geïnterpreteerd worden maar verdienen een gelijke behandeling als de andere museale objecten. onderzoek, wie weet met de nodige externe adviseurs, ligt in het verschiet. Daarbij komt ook nog eens dat de 'historie van de stad' in 'groter verband benaderd moet gaan worden', met aandacht voor 'jenever, molens, scheepsbouw, gastarbeiders en kunsthistorische collectie'. Een overkoepelende stichting die de stadsgeschiedenis als basis heeft, ziet de gemeente op voorhand niet zitten. De verantwoordelijken wens ik veel succes: ga er maar aan staan. Maar waar aan eigenlijk? De kans dat de historische collectie, als middel om het heden en verleden van de stad Schiedam aan de man/vrouw te brengen, van stal komt, lijkt hiermee nog een lange en hopelijk niet heilloze toekomst tegemoet te gaan. Het Museum Vlaardingen staat na ruim tien jaar Het Gemeentemuseum Maassluis wordt misschien nog wel het meest deerlijk gehavend. Een subsidie die gehalveerd is (restant net een ton) met onvermijdelijke gevolgen voor de professionaliteit. Aan de missie (stadshistorie en kunst) lijkt niets te worden veranderd en een tegenbeweging om met fris elan nieuwe wegen in te slaan, lijkt er niet van te komen. Niet zo gek als je bedenkt dat het een haar gescheeld had of het museum was helemaal wegbezuinigd. De Maassluisse politiek heeft in dat kader ook het wiel uitgevonden: samenwerken met andere culturele instellingen. We mogen hopen dat eerst nagedacht wordt over de potenties van de museale collectie en wat daarmee bereikt kan worden inplaats van wegstoppen in een verzamelgebouw, zonder uitstraling en betekenis. Intocht van StadhouderWillem IV in Maassluis, Musis 6

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2012 | | pagina 6