plaats omdat hem regelmatig werd gevraagd z'n
visie te geven. Voor een belangrijk deel - zo niet het
belangrijkste naast gezin en werk - stond het leven van
Piet en Ida Sanders in het teken van de kunst. Vaker
verteld is het verhaal hoe hij de jonge Karei Appel nog
voor de Tweede Wereldoorlog in staat stelde om verf en
doek te kopen, wat het begin werd van een levenslange
vriendschap en uiteindelijk ook de basis zou vormen
van de huidige CoBrA-collectie van het Stedelijk
Museum Schiedam. Nu was Sanders niet de enige die
de cultuur in Schiedam op hoger plan wilde brengen
en met name de hedendaagse kunst stimuleerde. Met
het bestuur van de Schiedamse Gemeenschap waarvan
hij deel uitmaakte, probeerde hij de bouw van een
schouwburg in de Plantage te realiseren, waarvoor hij
jaap Bakema alvast een ontwerp liet maken. Dat het
gemeentebestuur behulpzaam was om dit plan om zeep
te helpen, stond hem nog helder voor de geest, evenals
het feit dat ditzelfde gemeentebestuur (nu met ander
mensen) ervoor koos het Passage Theater te behouden
in plaats van de Monopole of Pandora - zoals Piet het
volkstheater aan de Hoogstraat steevast bleef noemen.
Dat kleine, intieme theater zou naar zijn opvattingen,
bij uitstek geschikt zijn als filmhuis, juist recht tegenover
het Stedelijk Museum. Dat uiteindelijk gekozen werd
voor restauratie, zonder invulling van een functie, zag
hij met het plezier van iemand die zijn gelijk bevestigd
ziet. Dat het filmhuis uiteindelijk als Wenneker Cinema
terecht zou komen aan de Vijgensteeg, deed hem
deugd. En vooral nadat hij met eigen ogen had kunnen
vaststellen dat zaal en stoelen voldoen aan alle eisen
van de hedendaagse bioscoopbezoeker.
De liefde voor Schiedam brachten Ida en Piet Sanders
tot hun bijdragen aan de kunst in de openbare ruimte.
Juist de gewone Schiedammers moesten in hun stad
kennis kunnen maken met kunst van hoog niveau. Dat
de eerste stap in die richting, het bevrijdingsmonument
van Pieter Starreveld, een debacle zou worden
vanwege de door de clerus en een volgzaam-katholieke
burgemeester Peek veronderstelde wulpsheid, had
ook Sanders niet voorzien. Hij kon zich er zestig jaar
later nog altijd vrolijk om maken. De andere waren
succesvoller. De mogelijkheid en wenselijkheid
ervan werden met vrienden uitgebreid besproken in
de werkkamer boven of bij de koffie met Ida en Piet
tegenover elkaar gezet in de door vriend Jaap Bakema
ontworpen serre met de daarin eveneens van zijn hand
afkomstige meubels. Net als bij de ruim zeshonderd
schenkingen aan Nederlandse musea was een
voorwaarde dat hun naam niet genoemd zou worden
bij het aanvaarden of plaatsen van de kunstwerken.
Helemaal verborgen kon dat natuurlijk niet blijven.
Zeker niet in een betrekkelijk kleine stad als Schiedam
waar in korte tijd twee werken van vader en zoon
Rickey werden geplaatst, een corten-stalen sculptuur
van Lon Pennock in de Plantage kwam, de messing
fontein van Mark Ruijgrok een plaats kreeg op het
naar Piets vader vernoemde Pieter Sandersplein, het
gymnasium een wandsculptuur kreeg, Tom Claassen
zijn bronzen leeuwen in het Julianapark realiseerde
en Albert Verkade zijn vaas smeedde als absolute
blikvanger in het Julianapark.
De lijst van bijdragen aan de Schiedamse cultuur is
lang. Al dan niet vergezeld van een bijlage met Piets
bemoeienissen met onder andere de oprichting en
het bestuur van het Nederlands Architectuur instituut,
het Fotomuseum, de kunstcollectie van de Erasmus
Universiteit, het Museum Beelden aan Zee, Kröller
Müller en het Afrikamuseum als onderwerp. Schiedam
zou de nagedachtenis van het echtpaar Sanders
levend kunnen houden door hun grote betekenis voor
Schiedam te documenteren. Onder vrienden zullen het
vooral de talrijke persoonlijke gesprekken zijn, de met
veel gevoel voor detail vertelde verhalen, de interesse in
andermans wel en wee en het gevoel voor humor, die
de herinnering aan Piet Sanders levend houden.
Piet Sanders 100 jaar, met dochter Frederieke en kleindochter Severn