©Foto/Collectie RKD/IB, Den Haag, particuliere collectie
PREDIKANT IN PASTEL
19 Musis
Iedere Musis worden twee museale objecten uit niet-Schiedamse en niet-Vlaardingse collecties
gepresenteerd, soms onbekende stukken, soms in de vergetelheid geraakte.
Of Hendrik Husly Viervant (1754-1814) heel goede
herinneringen aan Vlaardingen had toen hij als predikant
in Amsterdam overleed, weten we niet. In de haringstad
ontmoette hij zijn latere echtgenote en daar kreeg zijn
carrière een impuls, en dat spreek in het voordeel van
Schiedam. Maar er zijn evenzogoed aanwijzingen voor het
tegendeel. Na eerst in Scherpenzeel (1775) en Haastrecht
(1777) gestaan te hebben, werd hij op 17 september 1780
in Vlaardingen bevestigd en nog geen drieënhalve maand
later begon daar een periode van extreme economische
achteruitgang. Deze is vergelijkbaar met die in het
hedendaagse Griekenland en Spanje, en had makkelijk nog
een graadje erger kunnen worden.
Als Jacob van der Windt er niet in was geslaagd de
gecombineerde Maassluisse, Pernisser en Vlaardingse
visserijvloot op zee te waarschuwendat de oorlog met
Engeland was uitgebroken, dan was het leed helemaal niet
te overzien zijn geweest. Zonder zijn waagstukje, hij had
zelf immers ook het slachtoffer van de grijpgrage Britse
kapers kunnen worden, was de vloot zeker in zijn geheel
verloren gegaan. De meeste buizen en hoekers keerden
dan wel terug, maar uitvaren konden ze vervolgens niet
meer. De heren reders waren echter niet voor één gat te
vangen. Nadat herhaalde pleidooien bij Stadhouder Willem
V op niets uitgelopen waren, vlagden zij hun schepen (en
zichzelf) om en wisten het uitvaarembargo te voorkomen.
Ze voeren onder Zuid-Nederlandse of Noord Duitse vlag,
waarmee de neutraliteit ten opzichte van de Engelsen
herkregen was. Hoewel het tijdens de Franse Tijd vele
malen erger zou worden, was het effect op de plaatselijke
economie groot geweest. De kerk die Viervant diende,
merktemdat direct. Gedurende lange tijd leefde een groot
deel van de bevolking van de bedeling. Aan herderlijke
zorg zal voldoende behoefte zijn geweest en een praktisch
maar zeker ook emotioneel beslag op de nog jonge dominee
hebben gelegd. Het pastelminiatuur toont Viervant in de
kracht van zijn leven, vermoedelijk toen hij Vlaardingen
al verlaten had. Hij moet hier een goede indruk hebben
gemaakt. In 1783 werd hij in Haarlem beroepen, in 1788
volgde Rotterdam en de kroon op zijn werk kwam met de
prestigieuze standplaats Amsterdam in 1792. Vlaardingen
bleef echter een rol in zijn leven spelen. Uiteraard speelde
zijn vrouws herkomst daarbij een belangrijke rol.
Haar naam was Diderica Lijdia Sappius (1763-1797),
dochter van de Amsterdams-Vlaardingse predikant en
later touwslager en reder Jacobus Sappius (1718-1771)
en Maria Duijn (1733-1769). Zij werd op jonge leeftijd
ouderloos en verbleef onder toezicht van voogden enige
tijd in Delft en Rotterdam. Ze was een goede partij. Haar
vader had een vermogen van meer dan honderdduizend
gulden nagelaten dat zij samen met haar nog levende twee
zusters en broer Jacobus moest delen. In Amsterdam erfden
zij onder andere 3/16 deel in een lijnbaan (touwslagerij)
genaamd "t Groote Speeljagt'. Het touwslaan was kennelijk
iets dat de Sappiusfamilie vertrouwd was, want samen
met Assendelft de Coningh bezaten zij ook de 'nieuwe
lijnbaan' in Vlaardingen, naast wat scheepsparten en
aan de visserij gelieerde handelswaar. De boedel bleef
lange tijd onverdeeld en het onroerend goed onverkocht,
waarmee zij uiteindelijk fors verlies leden als gevolg van de
ingezakte markt. Bovendien ging het met Viervants zwager,
de in 1791 naar Amsterdam verhuisde Jacobus Sappius
(1756-1820), zakelijk steeds slechter. Deze verkocht diens
eigendommen in Vlaardingen aan Viervant en de echtgenoot
van zijn andere zuster, en daar leden dezen fors verlies
mee. Het huis aan de Omring (thans Markt, het pand op de
hoek met de Kerksteeg) en een tuin aan het Westnieuwland
leverden in 1806/7 een verlies van bijna vijfduizend gulden
op, meer dan de helft van de aankoopprijs. Het zal Viervant
de nodige kopzorgen hebben gegeven.