Museum vondsten GOUDEN HUWELIJK tekst Jeroen ter Brugge ©Geldmuseum Utrecht Musis 34 De sterk gestegen gemiddelde leeftijd heeft er in belangrijke mate aan bijgedragen dat er tegenwoordig vrijwel iedere week in Schiedam wel een vijftigjarig huwelijk te vieren valt. In 1938 was een gouden huwelijk nog een bijzonderheid. Een gedenkwaardig moment waarbij de van oorsprong Schiedammer Jan Jacob Pigeaud (1862-1942) één van de twee hoofdrolspelers was. Op 20 mei 1888 was hij in Nederlands-Indië in het huwelijk getreden met Adolfina Adriana Frederika Bodde (1866- 1947) en vijftig jaar later werd dit in hun woonplaats Wassenaar herdacht. Een bronzen gedenkpenning, weliswaar niet rond maar alleen wat vorm betreft daar van afwijkend, legde de heugelijke gebeurtenis voor het nageslacht vast. Vermoedelijk verscheen de penning in kleine oplage, waarbij je je kan voorstellen dat de spreekwoordelijke 'dankbare kinderen' op de feestelijke dag een eerste exemplaar aan hun ouders aanboden. Dergelijke herdenkingspenningen zijn zeker niet uniek en stoelen op een lange traditie. Al sinds de late 16e eeuw bestond onder de hoogsten op de maatschappelijke ladder de gewoonte een penning te laten slaan wanneer een kind geboren was, een huwelijk werd gesloten of een dierbare ter aarde werd besteld. Meestal in zilver en soms in goud, in de 19e en 20e eeuw steeds vaker ook in koper of brons. De naam Pigeaud zal de gemiddelde Schiedammer weinig meer zeggen, wat geen recht doet aan de prominente aanwezigheid van dit geslacht in het Schiedam van de 18e en 19e eeuw. Het van oorsprong Hugenotengeslacht vestigde zich midden 18e eeuw vanuit Rotterdam in Schiedam en bezat branderijen en bedreef diverse soorten handel. In het laatste kwart van de 19e eeuw dreigde het familiebedrijf op een faillissement uit te lopen en werden andere paden bewandeld, waaronder die van de wetenschap. Jan Jacob Pigeaud zette als oudste in het gezin van Frans Pigeaud en Johanna Jacoba Elisabeth Dermout die stap. Hij volgde zijn middelbare schoolopleiding aan de Hogere Burger School in Schiedam van 1873 tot 1878, waar hij klasgenoot van de bekende M.C.M. de Groot was. In 1879 ging hij in Leiden geneeskunde studeren, welke keuze hem mede ingegeven zal zijn door de ervaringen die zijn vader als bestuurslid van de Commissie van Beheer van het Burgerlijk Armbestuur en Ziekenhuis had opgedaan. Deze was in 1875 overleden en zijn weduwe trachtte nog enkele jaren de brandersfirma voort te zetten doch zonder succes. In 1879 trok zij samen met haar kinderen naar Leiden, waar haar oudste zoon ging studeren en waar zij zelf van oorsprong ook vandaan kwam. Een rijksbeurs maakte het Jan Jacob Pigeaud mogelijk zijn studie te voltooien. In 1884 werd hij medisch doctorandus en tot arts benoemd. Hij vestigde zich niet meteen als (huis-)arts maar zette zich, als assistent van professor Rosenstein, aan een proefschrift. In 1886 verscheen zijn dissertatie 'Over eiwitstoffen in sereuse vloeistoffen', waarna hij zich in Scheveningen als huisarts vestigde. Dit was van korte duur want in het jaar daarop vertrok hij naar Indië waar hij als arts in Modjokerto op Java actief was. In 1898 keerde naar Europa terug en volgde een aanvullende opleiding in Leipzig in de pediatrie (kindergeneeskunde). Hij vestigde zich als (kinder-) arts in Den Haag en werd daar in 1906 benoemd tot directeur van de Gemeentelijke Schoolartsendienst. Zijn deskundigheid uitte zich in diverse bestuurslidmaatschappen, zoals die bij het Centrale Genootschap voor Kinderherstellings- en Vacantiekolonies. Hij publiceerde over zijn vakgebied, bijvoorbeeld over schoolhygiëne en kindertuberculose. Het echtpaar Pigeaud-Bodde kreeg vier kinderen, waarvan zoon dr. Theo G.T. Pigeaud (1899-1988) grote bekendheid verwierf als 'Java-deslcundige' en als zodanig enkele standaardwerken schreef over land-, taal- en volkenkunde.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2012 | | pagina 34