(helaas zonder datering en herkomstgegevens)
die het geschreven woord een gezicht geven. De
auteurs hebben een te billijken typologische indeling
gekozen, waarbij twee typen zijn onderscheiden:
industriemolens en poldermolens.
Tot de eerste categorie behoort de enige nog
op Vlaardings grondgebied resterende molen:
korenmolen 'Aeolus'. Als slachtoffers van de
voortschrijdende mechanisatie sneuvelden eind
19e en begin 20e eeuw de andere, een aantal
pelmolens, een snuif-, houtzaag- en korenmolen.
Het waren met name deze molens die het silhouet
van de stad vanaf de rivier eeuwenlang bepaalden.
De Bonte Os, De Vrijheid, De Roos en De Hoop
stonden langs of vlakbij de buitenhaven. Gunstig
voor de aan- en afvoer en gebruikmakende van de
heersende windrichting uit het westen die over de
vlakke buitenpolders en gorzen borg stond voor het
draaiende houden. Heeft Schiedam een nauw aan de
jeneverindustrie verbonden molengeschiedenis, voor
Vlaardingen zien we een, zij het wat bescheidener,
relatie met de visserij. De Bonte Os werd gebouwd
als runmolen (1778), waar eikenschors werd
gemalen, dat niet alleen voor het looien van leer
maar hier zeker ook voor het tanen (verduurzamen)
van de visnetten werd gebruikt. De paltrokmolen
De Roos (1780/1) was een houtzaagmolen, die afzet
vond bij de vele scheepswerven die Vlaardingen
kende. De molen lag aan het Balkengat, een bassin
dat door middel van de Molensloot in verbinding
met de rivier stond. Zoals de naam al doet vermoeden
werden hier de uit Duitsland en elders aangevoerde
boomstammen om vervorming te voorkomen
'gewaterd' om later tot balken en planken verzaagd
te worden.
Aeolus, aquarel Leen Molendijk
Pelmolen 'De Hoop' aan de Galgkade, foto Muns
9 Musis