verbonden met de Schiedamseweg en, langs een afrit, het winkelcentrum voor de automobilist toegankelijk had gemaakt. Je mag toch aannemen dat men op het stadhuis tevoren had becijferd hoeveel woningen voor dit project moesten worden opgeofferd en of dit offer maatschappelijk aanvaard zou worden. Maar kennelijk ontbrak op het cruciale moment de vereiste voortvarendheid om de sloper de wijk in te sturen. Het verstandigste was geweest het viaduct direct weer af te breken toen eenmaal duidelijk was dat het niet aan de gestelde doelen kon beantwoorden, of het desnoods een alternatieve bestemming te geven, bijvoorbeeld als winkelgalerij, marktterrein of stadspark op palen. Maar klaarblijkelijk was een dergelijke koerswijziging ondenkbaar. Zo'n ommezwaai had de verantwoordelijke bestuurders wel eens een gigantisch gezichtsverlies kunnen opleveren, met alle politieke consequenties vandien. Bovendien hield zo'n maatregel een enorme kapitaalvernietiging in. Het viaduct had ruim tien miljoen gulden gekost. Een vermogen. Een kans om alsnog schoon schip te maken kreeg het gemeentebestuur vijfentwintig jaar later, toen de magie van het Liesveld was uitgewerkt en een facelift van het winkelcentrum nodig was om nieuw kooppubliek aan te trekken. Van de vier ontwerpen voor Liesveld 2.0 waaruit gekozen kon worden, nam dat van Reijnga, Postma en Hagg sloop van het westelijk deel van het viaduct als uitgangspunt. De bunkerachtige tunneltjes die vanaf de Hoogstraat de toegang tot het Liesveld vormden, zouden eveneens worden afgebroken en vervangen door luie trappen. Het verkeer zou volgens dit concept voortaan door de Korte Hoogstraat worden geleid. De Arnhemse architecten waren niet de enigen die het viaduct zijn verkeersfunctie ontnamen. Ook een eigen binnenstadsplan van de D66-fractie ging er vanuit dat de gemankeerde luchtbrug zijn functie had verloren en beter kon worden opgedoekt. Maar deze pleidooien mochten niet baten. In plaats van radicale vernieuwing, koos de raad voor een pappen en nathouden-concept dat de bestaande structuur intact liet en het winkelcentrum alleen optisch in een nieuw jasje stak. Om de wispelturige klant tegemoet te komen werd het idee van een winkelcentrum als ruim opgezette openluchtattractie verlaten en kreeg Vlaardingen een geheel overdekt koopparadijs, waar wind en regen niet langer vrij spel zouden hebben. De royale wandelruimte tussen de winkels die onder het viaduct waren gevestigd en de winkels onder de flatwoningen ter linker- en rechterzijde werd opgeheven en gebruikt om de nieuwe zaken te vergroten. Dit versmalde de bewegingsvrijheid voor het publiek in de nieuwe winkelgalerij aanzienlijk en dwingt de klant dicht langs de etalages te lopen, zodat hem onmogelijk kan ontgaan welke begerenswaardige koopwaren daar zoal zijn uitgestald. De glazen overkapping werd opgehangen aan de winkelpuien van de twee bestaande Liesveldflats en steunt op het viaduct, dat tevens dienst doet als dak van de ondergelegen winkels. Bijzonder fraai is de glazen dakconstructie niet. De overal zichtbare, "artistiek" geperforeerde stalen dakspanten lijken nog het meest op onderdelen uit een meccanodoos van Oosteuropese kwaliteit. Op het schuin oplopende dak verzamelt zich 's winters een sneeuwlast die de winkelgalerij eronder in een sombere duisternis hult. Helemaal neerslagvrij is het winkelcentrum trouwens niet: bij een bepaalde windrichting waaien op sommige plaatsen sneeuw en regen gewoon onder de dakrand naar binnen. Voor de flatbewoners erboven moet dit een vervreemdende ervaring zijn. Het winkelcentrum waar zij op neerkijken, heeft niets dat kenmerkend is voor Vlaardingen, het zou net zo goed een winkelgalerij in Hoorn of Heerlen kunnen zijn. Het enige stadseigen element aan het Liesveld is de bloementrap van Wilma Kuil. Liesveld 1 hield het zo'n dertig jaar vol voordat een opknapbeurt onvermijdelijk werd. Welke de uiterste houdbaarheidsdatum is van Liesveld 2, geopend in 1995, valt moeilijk te voorspellen, en evenmin of bij een eventuele derde versie het viaduct nog wel een rol zal spelen en welke rol dat dan zou kunnen zijn. Over het voortbestaan van het viaduct als verkeersverbinding rijzen ondertussen twijfels. In gemeentelijke toekomstscenario's voor de binnenstad beginnen geluiden door te klinken die duidelijk maken dat het Liesveldviaduct niet langer als onmisbare schakel van de infrastructuur wordt gezien. Het bestemmingsplan voor het Stadshart uit 2011 bijvoorbeeld voorziet dat op termijn afscheid genomen zal worden van het Liesveldviaduct als autoweg. In de toekomstschets "Op weg naar 2020", gewijd aan de vitalisering van de binnenstad, staat te lezen dat straks alleen het openbaar vervoer nog gebruik mag maken van het viaduct. De gebiedsvisie voor het centrum "Op koers naar 2030" volgt dezelfde gedachtegang. Daarin staat ondermeer het volgende te lezen: „Binnen het project Vitalisering Binnenstad zijn plannen opgenomen voor het autoluw maken van de stad, het Liesveldviaduct en de Blokmakersplaats. Ook de bijdrage die een autovrije Oude Havenbrug kan leveren aan een autoluwe binnenstad wordt onderzocht. Om toch een mogelijkheid te bieden om naar de binnenstad te komen met de auto, wordt nagedacht over een parkeergarage op de kop van de Schiedamseweg. De Blokmakersplaats dient opnieuw te worden ingericht om de functie van hoofdentree meer kracht bij te zetten. Het Liesveldviaduct en de Westhavenplaats zijn veranderd in prettige verblijfslocaties." Burgemeester en wethouders lijken onlangs een voorschot te hebben genomen op deze toekomstige situatie door de Westhavenplaats tot aan de oprit naar het viaduct autovrij te maken. Uit de mond van burgemeester Bruinsma en andere collegeleden viel eerder al op te tekenen dat zij nadachten over herinrichting van het viaduct, bijvoorbeeld tot stadspark. Al lijkt sloop van het betonnen Fremdkörper ook na veertig jaar niet in het verschiet te liggen, een herbestemming komt nu toch langzaam dichterbijMoge het stadsbestuur, als het beslissende uur is aangebroken, kiezen voor een zodanig creatieve vormgeving, dat het inktzwarte zetsel waarmee het hoofdstuk Liesveldviaduct in de plaatselijke geschiedenis werd bijgeschreven, voorgoed verbleekt en de binnenstad eindelijk met een schone lei kan beginnen. Literatuur: Vlaardingen in en uit het slop, van M.P.Zuydgeest, J. Borsboom en H. Brobbel; Vlaardingen op het keerpunt, van Mari den Draak, met foto's van H.K. van Minnen. 13 Musis

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2013 | | pagina 13