LELIJK EENDJE EN
MOOIE ZWAAN
BURGER
PARTICIPATIE
Tekst: Jeroen ter Brugge
Foto's: Arie Wapenaar
Vrijwilligerswerk is een fenomeen
dat sinds een jaar of tien door
de overheden steeds scherper in
het vizier is. De term heeft een
oorsprong in het leger, waar al
dan niet dienstplichtigen zich
voor een bepaalde moeilijke of
risicovolle taak als 'vrijwilliger'
aanmeldden. Sinds de jaren 1960
kreeg de term een steeds ruimere
betekenis. Onbaatzuchtige inzet
voor de medemens, natuur en later
ook cultuur werd getypeerd onder
de noemer 'vrijwilligerswerk'. Dat
overheden sinds enige jaren steviger
inzetten op vrijwilligerswerk is niet
vreemd. Opereerde een vrijwilliger
voorheen op eigen initiatief of vanuit
een maatschappelijke organisatie,
zijn het nu ook gemeenten die zich
tegenwoordig actief mengen bij de
inzet en werving van vrijwilligers.
Een ontwikkeling die zich door de
veranderende maatschappij laat
verklaren. Demografisch omdat een
groeiende groep fitte gepensioneerden
zich voor de algemene zaak wil
inzetten en politiek omdat de
overheid zich meer en meer richt
op kerntaken, al dan niet ingegeven
door het bezuinigingsspook. Taken
die voorheen door een gemeente
werden bekostigd en/of georganiseerd,
dreigen tussen wal en schip te raken,
daar waar iedereen wel verwacht
dat het voorzieningenniveau op peil
blijft. Of het nu de gezondheidszorg
is, natuurbeheer, een schone buurt
of culturele initiatieven. Bovendien
vergroot de inzet van de vrijwillige
burger de betrokkenheid bij ons
aller welzijn. Het blijft daarbij niet
tot de rol van de gemeente als loket,
van waaruit vraag en aanbod wordt
afgestemd.
Een nieuw fenomeen is
het moreel appel dat
op de bevolking wordt
gedaan. Buurtwachten
zijn daar een mooi
voorbeeld van en de
door Wim T. Schippers uitgesproken
radiocommercial 'Supporter
van Schoon' is de meest recente
uiting vanuit de rijksoverheid.
Maatschappelijke betrokkenheid
is een van de beoogde effecten,
maar ook de wens de burger meer
invloed te laten hebben op de eigen
leefomgeving. Als iets duidelijk werd
bij de opkomst van lokale partijen
en de politieke opmars van Pim
Fortuyn rond de eeuwwisseling,
dan was het wel dat burgers zich
te weinig meer herkenden in veel
politieke besluiten. De inspraak van
de zestig en zeventig was verworden
tot plichtmatige sessies, met allerlei
procedures die alleen de diehards
nog wisten te overleven. Bestuurlijke
vernieuwing was nodig, zo bleek
ook de politiek zich bewust. Of
dit tot veel effect heeft gezorgd, is
voer voor toekomstige generaties
historici. Maar er is voorzichtig aan
wel iets veranderd, zij het voor het
grote publiek wellicht nog te weinig
zichtbaar. Het nieuwe middel dat in
het leven werd geroepen, kreeg de
Musis 10
De ruigte