C. HOEK IN MEMORIAM (1914-101 3) tekst: Jef Jansen foto: Gemeentearchief Schiedam 25 Musis Op 29 maart overleed de bekende archeoloog C. Hoek. Hoek werd geboren op 21 juli 1924 te Rotterdam als zoon van een boekhandelaar. Hij was van 1960 tot zijn pensionering in 1989 archeoloog in deze regio en tot 1986 hoofd van het Bureau Oudheidkundig Onderzoek Rotterdam, beter bekend als het BOOR. Toen aan het eind van de vijftiger jaren in Rotterdam het belang van archeologisch onderzoek werd ingezien, werd een archeologische adviescommissie in het leven geroepen op wier advies, voor het eerst in Nederland, een stadsarcheoloog werd benoemd. Dit was de ambtenaar van Gemeentewerken, tevens commissielid, Catharinus Hoek. Na de HBS-B te hebben gedaan, had hij bouwkunde gestudeerd aan de Academie voor Beeldende Kunsten en Technische Wetenschappen te Rotterdam. Sinds 1954 was hij werkzaam geweest bij de dienst Gemeentewerken als technisch ambtenaar-A, waarnaast hij een ruime ervaring had als amateurarcheoloog Zijn taak als archeoloog was vindplaatsen te documenteren, grondwerkzaamheden te controleren, bureau- en veldonderzoek te doen en het doen van onderzoek naar archiefmateriaal dat betrekking heeft op Rotterdam en omgeving. Tot het ressort van Hoek behoorde ook de gemeente Schiedam. Sinds 1962 deed Hoek daarom regelmatig onderzoek op het grondgebied van de voormalige gemeente Kethel en in de binnenstad van Schiedam. De verslagen publiceerde hij in het Rotterdams Jaarboekje, waardoor de resultaten van zijn onderzoek in brede kring bekend werden. Niet alleen voor de geschiedenis van Rotterdam, maar ook van Schiedam heeft hij grote verdiensten gehad, zowel op het gebied van het archeologisch onderzoek als op het gebied van onderzoek naar en publicatie van middeleeuwse archivalia. Dit onderzoek betrof niet alleen de archivalia in Schiedam maar ook in de Rijksarchieven in Nederland en België, in waterschaps- en in particuliere archieven. Een voorbeeld is zijn bronnenpublicatie over Kethel, waarin middeleeuwse akten die her en der verspreid zijn, voor het eerst in samenhang zijn beschreven. Hij heeft meer dan 150 repertoria, bronnenpublicaties en genealogieën samengesteld en gepubliceerd, vooral in het tijdschrift 'Ons Voorgeslacht'. Hierbij behoorden vele leenregisters, bronnen voor het middeleeuws onroerend goed, die met een door hem (met de archivaris Jaap Kort) bedacht systeem toegankelijk werden gemaakt. In dit systeem wordt uitgegaan van het object, waarvan de opeenvolgende leenhouders worden genoemd. Daarnaast publiceerde Hoek nog circa zeventig artikelen op historisch en archeologisch gebied. In Kethel deed hij onder meer onderzoek naar de boerderij 's-Gravenhuize, het kasteel van Spieringshoek, de dorpskerk, de Noord-Kethelpolder en een aantal Romeinse en middeleeuwse woningen. In de Schiedamse binnenstad deed hij archeologisch en historisch onderzoek naar het Huis te Riviere, de middeleeuwse hofsteden, het Bagijnhof en het Annaconvent. Een belangrijkste bijdrage aan de geschiedenis van Schiedam heeft Hoek geleverd met zijn publicatie in het tijdschrift 'Holland' over het historisch-archeologisch onderzoek in deze stad. Dit werk, resultaat van vijftien jaar onderzoek, is een gedegen publicatie die vanwege de informatiedichtheid geconcentreerde lezing vergt. In enkele gevallen kwam hij hierin overigens tot conclusies die hij beter als hypotheses had kunnen brengen. Een voorbeeld is zijn 'tweestedentheorie', waarin hij poneert dat Schiedam uit een oude en een nieuwe stad bestond. Deze theorie was gebaseerd op een foutieve lezing van het woord 'meneport' waar hij 'Nieuwpoort' las. Als hij de contemporaine Latijnse vertaling van het woord zou hebben gezien ('tota communitas'), had hij kunnen concluderen dat het niet om twee steden ging maar om de gehele burgerij. Maar, zoals Hoek zelf ooit concludeerde: wie veel hooi op zijn vork neemt, loopt de kans dat er wel eens iets vanaf valt. Men kan alleen maar bewondering hebben voor de enorme hoeveelheid bronnen die hij heeft geraadpleegd, verzameld en beschreven en waardoor hij, in combinatie met het archeologisch onderzoek, tot tal van nieuwe inzichten kwam. Voor zijn verdiensten kreeg hij in 1971 de Zilveren Anjer uitgereikt uit handen van Prins Bernhard en ontving hij in 1991 van de Universiteit van Amsterdam een eredoctoraat, waarmee zijn wetenschappelijke verdiensten en pionierswerk werden erkend.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2013 | | pagina 25