In het Amerikaanse
wilde westen was
de Delfhavense en
Schiedamse Jenever
nummer één, zoals in
Napoleon Harts Saloon,
Anaheim Californie, 1900
9 Musis
om tot onderlinge productieafspraken
te komen om zodoende de prijs van
moutwijn en jenever staande te
houden. In de Franse tijd was deze
geslonken tot minder dan een kwart
van het prijspeil van voor 1790 en zou
zich nadien slechts weinig herstellen.
Geen van beide plannen leidde
echter tot een eensgezind optreden.
De branders die hun moutwijn als
grondstof aan de jeneverstokerij
leverden en niet zelf als distillateur
optraden, voelden niets voor
onderlinge prijsafspraken. En al
helemaal niet toen de Delfhavense
distillateur J.H. Henkes in datzelfde
jaar in een brief aan de minster
van financiën, J. Verhelst, schreef
de te maken productieafspraken
nog te willen verzwaren met forse
boetes of zelfs uitsluiting van
grondstoffenleverantie voor wie
de regels overtrad. Zover wilde de
minster niet gaan. Wel kwam hij de
leveranciers van jenever in zoverre
tegemoet dat hij de branders een
beperking van de productie van
moutwijn oplegde voor de duur
van vijf maanden. Deze konden
weinig anders dan zich neerleggen
bij de maatregel die bij wijze van
rantsoenering van de graanlevering
werd uitgevoerd. Verzet was
onmogelijk. "Doch", schreven de
branders in hun antwoord aan de
minster waarin zij hun medewerking
toezegden, "daarbij in aanmerking
nemende dat, hoe zeer er geene
orders tot groote verzendingen
zijn te verwachten, zal echter met
het voorjaar en den zomer meerder
vraag naar moutwijn zijn en kan dus
de fabrikatie niet zo beperkt zijn".
In het voorstel om jenever uit rijst
te verstoken zag hij verder niets.
Schamper schreef hij in een circulaire
aan zijn afnemers dat hij alleen goede,
uit graan gestookte moutwijn zou
verwerken met meteen daarachter
de suggestie dat van zijn collega
jeneverstokers mogelijk minder goede
waar te verwachten viel.
Ook de raad van Delfshaven liet
van zich horen en schreef in 1840
aan de koning: "Sedert jaren geven
de branderijen niet alleen geen
bestaan, maar bij de meeste zorg
een aanmerkelijk verlies; gedurende
de laatste zes maanden hebben vier
koren wijnstokers hunnen betalingen
geschorst en drie derzelve een voor
hunne crediteuren zeer nadeelig
accoord getroffen. In 1820 waren
alhier veertig branderijen, thans niet
a ui-
meer dan dertig en van deze slechts
zestien, meestal nog gedeeltelijk
in werking. Het aantal gegoede
ingezetenen is belangrijk verminderd;
door het uitbreken der branderijen
zijn veel huisgezinnen in diepe
armoede geraakt, zijnde de werklieden
meestal ongeschikt tot ander soort
van arbeid Te Delfshaven dat
drieduizend zielen telt, worden
reeds 120 huisgezinnen bedeeld,
100 hoofden van huisgezinnen zijn
geheel zonder inkomen, vele anderen
moeten zich met een gering dagloon
behelpen terwijl hunnen bazen zelfs
meer en meer achteruitgaan. Wij
zouden moeite hebben, om onder de
geheele bevolking onzer gemeente een
twintigtal gegoeden en onder deze
vier eenigsints meer gegoeden aan te
wijzen".
Pas aan het begin van de jaren 1850
gloorde er licht. Graan was vanuit
de Baltische staten en Rusland volop
voorhanden. Mede hierdoor kon de
export gelijke tred houden met de
groei van de wereldhandel in deze
en de volgende jaren. Met name de
Verenigde Staten ontwikkelden zich
tot een enorm afzetgebied. En dit
niet alleen voor jenever, al kreeg de
Schiedamse en Delshavense klare
een enorme verspreiding in het
Caraïbisch gebied, de zuidelijke en
westelijke Amerikaanse Staten en de
landen in het noorden van het Zuid-
Amerikaanse continent.
Bedrijfsmatige maakte de
gedistilleerdindustrie in beide
buursteden dezelfde ontwikkeling
door. De introductie van de Weense
methode, die een beter te beheersen
en effectiever vergisting mogelijk
maakte, vond nagenoeg tegelijkertijd
plaats evenals de ontwikkeling van
de grote (branderij-) distilleerderijen
die op grote(re) afstand stonden van
hun grondstoffenleveranciers, de
moutwijnbranders. Het waren deze
grote bedrijven zoals onder andere
J.H. Henkes, Kinderen en Co, Beukers
en J.M. van der Schalk in Delfshaven,
Joh's de Kuyper en Zoonen, Hoboken
De Bie en Blankeheym Nolet
in Rotterdam en J.J. Melchers, P.
Melchers, Daniël Visser, J.A.J.
Nolet, Legner, C. Meijer en Co.
Herman Jansen en Hasekamp die
de jenever tot werelddrank zouden
maken. Waarbij de distillateurs
uit Delfshaven en Rotterdam de
beleefdheid hadden om op hun
etiket te vermelden: 'Rotterdam (of
Delfshaven) nabij Schiedam'. Dit
vanwege de goede naam en faam.