Plaffon voor de heer Elias tot
Schiedam
Musis 34
onder de naam Wijnimportmaatschappij A. Hoogendijk
Jzn. verzelfstandigd, maar steeds met een Hoogendijk
als directeur-eigenaar. De distilleerderij, de bodega's en
het hoenderpark De Nijverheid (voor de eieren van de
advocaat) functioneerden eveneens onder de familieparaplu.
Aan de Willem Beukelszoonstraat stond de likeurstokerij,
annex vruchtensapfabriek, op loopafstand van de
gebouwen van de drankenhandel. Hier vond de fabricage
van de crème de mirabelles en cacao, de apricot-brandy,
de half-om-half (mix van triple-sec en een maagbitter),
de oranje Curasao, de bessenjenever en nog vele anders
soorten plaats. Of de jenever en brandewijn, ingrediënten
bij de meeste likeuren, zelf gestookt werd, is twijfelachtig.
De bewaard gebleven kasboeken bevatten vermeldingen
van de inkoop van deze en andere dranken, waaronder
moutwijn en spiritus.
De kleine flesjes waren bedoeld voor potentiële afnemers,
die zo de gelegenheid kregen de diverse smaken te
proeven. Hiertoe werden de flesjes voorzien van een kurk
en een goed sluitende capsule van rode lak. De vorm van
de flesjes was gelijk aan die van de werkelijke flessen.
Deze maakten samen met het etiket onderdeel uit van de
marketingstrategie: de likeuren in een karafvormige fles en
met een aansprekend etiket en de jenevers in de vertrouwde
rechte fles. Later werden de monsterflesjes meer en meer
representatiegeschenkjes voor de bestaande klandizie en
weer later echte verzamelobjecten. Het aardige is dat op
die manier flesjes met inhoud bewaard zijn gebleven, die
nu en in de toekomst onderzoekers de gelegenheid bieden
smaak en samenstelling in kaart te brengen. De merknaam
De Baviaan is een opvallende, net als het beeldmerk: een
(circus)aap met hoge hoed, sjerp en wandelstok en zeker
geen echte baviaan. Een ontwerp met humor, dat door de
doelgroep vast wel gewaardeerd werd. Monsterflesjes van
De Baviaan, te dateren tussen 1880 en 1925, zijn zeldzaam
maar nog zeldzamer zijn de echte flessen en (jenever-)
kruiken. Slechts enkele stuks zijn bewaard gebleven. Over
de monsterflesjes van Hoogendijk later meer.
Het is niet de minste plaats voor een
kunstwerk: het Metropolitan Museum of Art
in New York. Een bijzonder stuk Schiedams
erfgoed belandde daar in 1969 als schenking
uit de collectie van de bekende architectuur-
en kunsthistoricus Richard Krautheimer.
Het werk is van de hand van een bekend kunstenaar, Jacob
de Wit (1695-1754). Hij geniet grote bekendheid door
zijn fabuleuze interieurschilderingen. Vaak in grijstinten,
grisaille in kunsthistorische termen, en naar hem ook wel
'witjes' genoemd. Hij maakte er naam mee en zijn werken
hangen nu wereldwijd in de grote musea.
Het 'Met' bezit verschillende werken van De
Wit, waaronder enkele voorstudies van wand- en
plafondschilderingen. Meestal moetje maar gissen waar
het uiteindelijke resultaat heeft gehangen, maar bij de hier
behandelde gewassen pentekening lijdt dat geen twijfel.
Op de achterzijde staat dat namelijk in oud handschrift
netjes, mogelijk in De Wits eigen handschrift, vermeld:
'plaffon voor de heer Elias tot Schiedam 1737 geschildert'.
En daarmee zijn we niet alleen in Schiedam terug, maar
ook bij de buitenplaats Rustenburg, waarover een eerdere
'museumvondst' berichtte.
Graag zouden we de plafondschildering, die zich
ongetwijfeld in de koepelkamer van Elias' buiten bevond,
bekijken, maar dat is helaas niet meer mogelijk. Hoewel de
Plantage met Tuinlaan en Lange Nieuwstraat nog steeds een
statige uitstraling heeft, ging veel van de oorspronkelijke
allure in de loop der tijd verloren. Dat begon al in 1811 toen
de buitenplaats werd gesloopt. Nederland bevond zich in
een diepe economische crisis waar de huidige bij verbleekt.
Ook de elite voelde dit stevig in de portemonnee met als
gevolg dat alom werd bezuinigd. Het onderhoud van
tweede (of derde) huizen was kostbaar en het aanhouden
van een buitenverblijf was luxe en geen noodzakelijkheid.
Ze waren in die periode vrijwel onverkoopbaar met als
gevolg dat ze bij bosjes sneuvelden. Tientallen, zo niet
honderden pareltjes zijn er in een tijdsbestek van 25 jaar
gesneuveld. We mogen hopen dat de plafondschildering
van Rustenburg bij die gelegenheid is uitgenomen en nog
eens ergens opduikt. De tekening toont een vrij standaard
ontwerp waarbij de dieptewerking centraal stond. De
voorstelling met wolken en naar het middelpunt kleiner
wordende personages wekte de indruk datje onder de open
hemel stond.
Vaak waren het klassieke goden of Bijbelse figuren die
werden verbeeld. Altijd met een diepere betekenis of
met zinnebeeldige verwijzing. Op de tekening zien we
musicerende personen, waaronder mogelijk Aurora die
naar de dageraad reikt. Verder lijkt vrij centraal Mercurius,
god van onder andere de handel, op een wolk te zitten.
Althans, deze manspersoon heeft een staf in de hand,
het bekende attribuut van deze god. Opdrachtgever was
Nicolaas Elias, stammend uit het bekende Amsterdamse
regentengeslacht, getrouwd met de Schiedamse Hillegonde
Bosschaert. Hij had in zijn vaderstad ongetwijfeld
kennisgemaakt met Jacob de Wit en hem mee getroond naar
zijn nieuwe woonplaats. Uit het opschrift op de achterzijde
van de tekening is de oplevering van de buitenplaats af te
leiden: 1737, een jaartal dat we nog niet eerder kenden. De
Wit voorzag niet alleen het plafond van een schildering.
Volgens een vermelding uit 1760 weten we dat ook een
schouwstuk door hem werd afgeleverd. De buitenplaats
werd na het overlijden van Diederik Christiaan Pielat, die
deze uit de nalatenschap van Elias had gekocht, door middel
van een openbare veiling te koop gezet en de advertentie
in de Amsterdamse Courant van 26 december van dat jaar
vermeldt: 'verscheide schoone beneden en boven Kamers
en Vertrekken [met een] schoorsteenstuk geschilderd
door den vermaarden Konstschilder Jacob de Wit'. Of
er onvoldoende belangstellenden waren, weten we niet,
maar Rustenburg bleef in de familie. Dochter Wilhelmina
Carolina en haar man Leonardus den Beer woonden er eind
18e eeuw nog steeds.
foto's: ©The Metropolitan Museum of Art (New York)