JENEVER MUSEUM NIEUWE STIJL Hans van der Sloot geeft een glasheldere analyse van de - dreigende - ondergang van het Jenevermuseum. Hij legt feilloos zijn vinger op elk van de langzamerhand vele zere plekken in de jonge geschiedenis van dit ooit vanuit jeneverhistorisch idealisme gestichte museum. Aangekomen bij 'hoe nu verder' blijft deze kenner bij uitstek van de vaderlandse en vooral de Schiedamse jenevergeschiedenis echter onverwacht steken in creatieve maar vrijblijvende suggesties voor tentoonstellingen, alsof die de neergang van het museum kunnen stoppen. Hans van der Sloot constateert dat de beoogde samenwerking tussen het Stedelijk Museum, beheerder van de Schiedamse historische collectie, en het Jenevermuseum niet van de grond komt, omdat het Stedelijk Museum geen expertise heeft op het gebied van de lokale geschiedenis en het Jenevermuseum onvoldoende kennis in huis heeft van de geschiedenis van het Nederlands gedistilleerd Dat laatste is natuurlijk wonderlijk, maar maakt de redding van het museum lastig zolang het zich beperkt tot de geschiedenis van het productieproces, en publiek wil trekken met thematische tentoonstellingen tekst: Henk Slechte foto: Jan van der Ploeg Hans van der Sloot kent als geen ander de ontstaansgeschiedenis van het Jenevermuseum, en weet ook als geen ander hoe verweven de geschiedenis van de stad Schiedam is met die van de bedrijfstak waaraan het museum is gewijd. Hij zou dus ook de aangewezen persoon zijn om een oplossing voor het probleem van het museum aan te dragen, die fundamenteler is dan 'leuke tentoonstellingen'. Wellicht maakt juist zijn achtergrond als lokale deskundige bij uitstek dat hij schroomt om zich ook als de lokale betweter bij uitstek te manifesteren. Ik neem die rol graag over. Voor de oplossing van het existentiële probleem van dit museum moeten we terug naar zijn ontstaan. Het is ooit bedoeld en opgezet als branchemuseum, maar dan wel van de geschiedenis van de branche in Schiedam. Daarop was de collectie die het museum als bruidsschat meekreeg uit het Stedelijk Museum gebaseerd. Zover hebben de opvolgende directeuren het echter nooit laten komen, waardoor het Jenevermuseum nu een speeltuin is voor amateurstokers en clubjes bn'er-achtige jeneverdrinkers die zich met historiserende titels tooien. Het publiek heeft, op de kleine groep echte liefhebbers na, geen belangstelling voor de geschiedenis van de jenever of wat breder - het gedistilleerd als product. Dat publiek komt kijken naar het branden en gaat dan aan de proeverij... Dat kan veranderen als het product waarvan het museum wordt geacht de geschiedenis te laten zien, in de museale opstelling de historische context krijgt, waarin het werd gemaakt en verspreid. Dat betekent tenminste het verhaal laten zien van de twee eeuwen economische geschiedenis van Schiedam, waarin de productie en export van jenever en gedistilleerd de economische motor van de stad was, en, zoals Hans van de Sloot schrijft, 'Schiedam' een wereldwijde metafoor was voor jenever en gedistilleerd. Wellicht kunnen we dan nog één stap verder gaan. De geschiedenis van Schiedam is er immers een van drie economische monoculturen. Dat was ooit de visserij. Toen die in de 17de eeuw uit Schiedam verdween, dreigde de stad economisch te gronde te gaan. De komst van de moutwijnbranderij en jeneverstokerij voorkwamen dat. De branders waren vanwege de ernstige overlast, stank en vervuiling die hun bedrijven veroorzaakten, alsmede het grote brandgevaar, nergens welkom, maar Schiedam had geen keus. Daarmee werd de jenever de redding voor Schiedam. Sterker, dankzij de aanwezigheid van deze nijverheid bleek Schiedam in de 18de eeuw ongevoelig voor de economische stagnatie die in Nederland een eind maakte aan de zogenaamde Gouden - 17de - Eeuw. De welvaart die Schiedam toen beleefde is nog steeds aan de stad af te zien. In de loop van de 19de eeuw bereikte de industriële vernieuwing de Schiedamse moutwijnbranderij. De traditionele en kleinschalige moutwijnbranders legden het loodje. Nu kwam een nieuwe economische impuls van de scheepsbouw, die zich in Schiedam vestigde. Iedere economische monocultuur heeft een grote invloed gehad op de geschiedenis van Schiedam. Dat is overal zichtbaar, en kennis van de geschiedenis van de drie monoculturen helpt om de complete en complexe geschiedenis van de stad en de bijzondere positie van de jenever daarin, te begrijpen. Er zijn nog plekken en straatnamen die verwijzen naar de visserij, de Brandersbuurt is 40 jaar geleden genadeloos gesloopt, maar overal in de stad herinneren gebouwen en namen nog aan de drankindustrie, en ook de sporen van de scheepsbouw zijn nooit helemaal uitgewist, al is het schitterende kantoor van Gusto gesloopt en is van die werf geen ander herkenbaar spoor meer te vinden dan een straatnaam. En die drie elementen komen elkaar vaak tegen. Dat is niet alleen zo in het uiterlijk van de stad, maar ook in de kwantitatief en kwalitatief bescheiden maar wel overtuigende historische collectie van het Stedelijk Museum, die nog nooit een eigen en vaste publieke plek heeft gekregen. Vooral directeur Guido Beauchez heeft zich met hand en tand verzet tegen de uitvoering van plannen die de gemeente Schiedam als subsidiegever en gastheer had laten maken om de lokale geschiedenis een eigen plek te geven in het museum, met alle nadruk die de jenever daarin verdiende. Toch moet de redding van het museum komen van het nu eindelijk uitvoeren van die plannen en zelfs nog iets meer dan dat: de integratie van de geschiedenis van het product in die van de stad. Alleen dan krijgt het product de context, Musis 26

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2013 | | pagina 26