1953
Een romantisch resumé
M«N!5
'bevrijdingsmonument' van Pieter Starreveld. In zijn project ver
anderde de sculptuur en één van de knielende figuren op de
sokkel in een vrolijke en polychrome verbeelding. Zoveel kan
licht doen. Bijzonder was ook de manier waarop Aldo Hoeven
de kruin van één van de grote beuken tot leven wekte door
hierop foto's te projecteren van voorbij komende toeschou
wers. Vervreemdend was ook het ogenschijnlijk doen 'smeulen'
van de bodembedekkende begroeiing in een hoekje van het
park. Egied Simons bereikte dit effect door de begroeiing te
'scannen' met botsend laserlicht. Helaas bleven het echter in
cidenten, het en der verspreid in een winters, onverlicht en
daardoor ongastvrij park, ondanks de warme punch en stoof-
peertjes met blauwe kaas bij de opening van het evenement.
Winterlicht ontsproot ooit uit een idee van Ineke Hagen, Zij
raakte geïnspireerd door de lichtmanifestaties in het Juliana-
park in de jaren 1950 en '60. Nu gaat die vergelijking niet hele
maal op. Voor de feeërieke verlichting van het Julianapark werd
in 1953, '56 en '59 een hele zomermaand uitgetrokken. Daarbij
was er muziek door het hele park, werd er ruim plaats gemaakt
voor de plaatselijke horeca en leverden zowel grote bedrijven
als Wilton Fijenoord als het actieve Stedelijk Museum substan
tiële bijdragen. De op dat moment nationaal bekende Tuschins-
ki-organist Joop Walvis bespeelde het Wurlitzerorgel waarbij
synchroon kleurige waterfonteinen omhoog spoten en onder
de bomen waren tal van kunst- en kunstnijverheidsuitingen bij
eengebracht. De toegang was niet gratis. Voor een kwartje
mochten de bezoekers de sprookjestuin binnentreden en zo'n
70.000 Schiedammers, Vlaardingers en Rotterdammers maak
ten daar gebruik van. Met de opbrengst van toen zou het Win
terlicht van nu een structurele basis hebben.
De geringe publieke belangstelling voor Winterlicht recht
vaardigt de vraag of het evenement wel op het juiste tijdstip
wordt georganiseerd. Want je moet van goeden huize komen
om het publiek in een koud en mistig weekeinde te verleiden
tot een bezoek aan het Julianapark, Combineer zo'n licht-
evenement met de Brandersfeesten en er blijkt meer ruimte te
zijn voor de eventuele uitwerking van het thema, met toelichtin
gen van de verschillende projecten aan de bezoekers en het
vinden van combinaties tussen kunst en perk. Want Winterlicht
besteedt dan misschien wel ruimte en aandacht aan de deel
nemende kunstenaar, de relatie met het park is nagenoeg
zoek. Met de sculptuur van Pieter Starreveld viel voor lichtkun
stenaar Bart Peters nog wel te spelen. De 'vaas' van Albert
Verkade, inmiddels het beeldmerk van het Julianapark, de 'Em-
mabank' en de bronzen leeuwen van Tom Claassen bleven in
het duister. Terwijl deze voor de deelnemende lichtkunstenaars
toch een uitgelezen mogelijkheid bieden tot een dialoog met
de natuurlijke en monumentale waarden van het park.
Een suggestie kan ook zijn om een geringer aantal kunste
naars te vragen om met elkaar een lichtproject te realiseren in
het Julianapark, zoals dat overigens ook gebeurde in de jaren
1950 en '60, Op die manier komt een gekozen thema beter (uit
gewerkt) tot z'n recht. Bovendien wordt het dan mogelijk om
meer cultuurdisciplines met elkaar te verenigen en aan de
deelname door jongeren langduriger en breder aandacht te be
steden dan nu is gebeurd met een optocht langs de verschil
lende onderdelen.
Winterlicht streeft ernaar om de drempel laag te houden. Dit
lukt slechts ten dele. De drempel tot de cultuur is nu eenmaal
hoger dan tot de tv-versie van 'Ik hou van Holland', de flauwe
grappen van Gordon of de zoveelste editie van de Toppers. Veel
kan echter worden bereikt als de organisatie de omstandig
heden naar eigen hand weet te zetten. Een aangename tempe
ratuur kan daarbij helpen. Evenals de synergie met andere eve
nementen en interesse van de horeca.
Mooi zou zijn als het lichtfestival in het Julianapark de kroon
zou vormen op een cultuurmanifestatie van bredere betekenis
of een reeks van cultuurgebeurtenissen in de stad. Bijvoor
beeld als (mede)sluitstuk in de tentoonstellingenreeks die het
Stedelijk Museum voor de komende twee jaar in petto heeft of
de culturele afsluiting van de Brandersfeesten. Biedt een licht-
manifestatie niet een prachtige aanleiding tot een romantisch
resumé van de museumversie van 'Ik hou van Holland (nu in
het Stedelijk Museum)? Of een geweldig decor voor de cultu
rele evenementen die de stad Schiedam zichzelf zo gaarne zou
gunnen binnen het kader van de volkse Brandersfeesten?
Voor een manifestatie van lichtkunst dat Winterlicht wil zijn en
dat een groot publiek wil trekken, zijn er tijdstippen genoeg te
bedenken die meer succes, bekendheid en toeloop genereren.
Een koude week halverwege december is geen aantrekkelijk
moment om een breed publiek te bereiken. Meer dan een he
dendaagse lampionoptocht zit er feitelijk dan ook niet in. Dat is
zonde. Want Winterlicht zou zoveel meer kunnen zijn. A