Urn
Onder zeil
r.i ós 31
in uS
©Nederlands
Scheepvaartmuseum
Amsterdam
De tegenhanger van deze fraaie aquarel
uit de collectie van Het Scheepvaartmu
seum in Amsterdam kwam in 2010 al als
museumvondst aan de orde. Toen had de
maker, Johannes Swertner (1746-1813),
de blik naar het noorden in de richting van
de stad. Nu kijkt hij zuidwaarts. Als twee
plaatjes uit een stripverhaal passen de
beide aquarellen bij elkaar. De eerste laat
de voor vertrek klaarliggende buizen en
hoekers zien, terwijl de hier gepresen
teerde plaat het daaropvolgende moment
toont: het uitzeilen van deze schepen.
Niet op zomaar een dag. Nee, het zo
massaal uitlopen heeft alles te maken
met wat tot ver in de 20e eeuw 'Buis-
jesdag' heette. Na een kerkdienst om de
goede vangst aan het begin van het harings
eizoen af te smeken, konden de visserssche
pen op het door de Staten Generaal vastge
stelde moment (midden juni) uitvaren. Euro
pese quota waren er nog niet, maar de vangst
en de verwerking daarvan was door de eigen
overheid sterk gereguleerd. Dat van het uitva
ren van de schepen een feestje gemaakt
werd, is niet zo vreemd. Niet alleen was ieder
een vol verwachting over de afloop van de
visserij, ook markeerde de dag de wisseling
van seizoenen. Op het nog onbestrate Wes-
terhoofd staat een menigte het uitvaren te
bekijken. De vissersvrouwen die hun mannen,
kinderen en andere familieleden en beken
den uitzwaaien, altijd onzeker over hun terug
keer, en de reders met pruik, tricorne, rok en
met rotting in de hand. Het standsverschil is
ook bij de vrouwen te zien. De welgestelden
met mantel en luifelhoed, de vissersvrouwen
met rok, schootjak, schort en muts. De sche
pen worden door de matrozen langs de
kade gejaagd tot het moment dat deze bij de
havenmond de wind goed in de zeilen krijgen.
Eén schip, een hoeker, kan aan de naam op
de vlag geïdentificeerd worden: 'De Jonge
Gillis'. Of het Buisjesdag was die Swertner
deed bewegen naar Vlaardingen te reizen,
weten we niet, maar de kans is groot, Hij trok
er, afkomstig uit Haarlem en zoon van pa
troontekenaar Georgio Pieter Swertner, blij
kens geografische aquarellen van zijn hand
vaker op uit. Een voorliefde had hij voor stad-
gezichten en landschappen, terwijl ook sche
pen zijn belangstelling hadden. Dat laatste
laat zich verklaren uit het feit dat hij les kreeg
van Tako Hajo Jelgersma, een bekwaam ma
ritiem schilder. Ook werkte hij enkele jaren op
een Amsterdamse scheepswerf, waar hij on
getwijfeld goed naar de schepen heeft leren
kijken. Hij was absoluut getalenteerd. De
beide Vlaardingse aquarellen zijn gesigneerd
'J. Swertner ad. viv. del. 1765'. Dit betekent niet
alleen dat hij de situatie naar het leven heeft
afgebeeld, maar ook dat hij op dat moment
nog maar 17 jaar oud was. Hij is zijn leven
lang blijven tekenen, schilderen en etsen,
maar koos toch voor een andere carrière. Niet
als kunstenaar en niet in de scheepsbouw,
ook al werd hem de directie van de werf waar
hij leerling was geweest, aangeboden, Zijn
vader was een volgeling van de evangelische
broedergemeente, oftewel de hernhutters,
dan wel Moravische broeders. In het Duitse
Herrnhut en daarna aan de Moravian Theolo
gical School in het Engelse Barby volgde hij
een opleiding tot predikant, waarna hij in En
geland bleef hangen. Hij werd voorganger in
Fulneck, Londen, Fairfield en Dublin en stierf
als zodanig in 1813 in Bristol. In Engeland
bleef hij tekenen en etsen, onder andere voor
een standaardwerk over de geschiedenis van
Groenland. Ook was hij muzikaal en schreef
talloze 'hymns', die in zijn kerkgemeenschap
werden gezongen. Met zijn vaderland bleef hij
corresponderen. Met oude bekenden, maar
ook met geloofsgenoten die in Zeist hun
hoofdkwartier hadden.
Jeroen ter Brugge