Voordat zo'n museumcommissie aan het
werk kan, moet echter niet alleen de
achterstand in registratie, beschrijving en
fotografie van de historische collectie zijn
weggewerkt, maar moet het museum ook
weten hoe het de collectie wil gebruiken.
Schilderijenopslag pen, is nog lang niet op peil, en jawel, dat is nou precies de
in het depot historische collectie. En die - kwantitatief uiterst bescheiden
van het Stedelijk - collectie is onmisbaar als het museum ooit de ambitie heeft
Museum Schie- de Schiedammers iets te laten zien van het leven van hun voor-
dam. Foto Jan ouders, dus ook de overgrote meerderheid van de 4.797 objec-
van Kampenhout ten die nu al de kwalificatie MUSIP4 hebben gekregen...
De Collectienota vertelt de treurige geschiedenis van de
historische collectie, en laat aan de hand van twee waarschijn
lijk zorgvuldig uitgekozen voorbeelden zien welke vragen be
antwoord moeten worden, en hoe het zich voorstelt dat te doen.
Het gaat om twee kleine groepen voorwerpen die, volgens de
Collectienota, geen Schiedamse herkomst hebben, niets bij
dragen aan het vertellen van verhalen over de stad en geen
kunsthistorische waarde vertegenwoordigen, en daarom in
aanmerking komen voor afstoting. Allereerst een veertigtal
bajonetten, die in 1906 in Antwerpen zijn gekocht, niet in Schie-
dam zijn gemaakt, niet door de Schutterij zijn gebruikt en ook
niet door Schiedammers zijn geschonken. Voldoende argu
menten dus om ze af te stoten, vindt het museum. De wapens
die wel door de Schutterij zijn gebruikt, zijn aan het einde van
de 19de eeuw door Majoor Visser aan de stad geschonken en
blijven in de collectie. Het andere voorbeeld betreft een kleine
verzameling stoofjes. Het museum bezit er 26, waarvan van 15
bekend is welke Schiedamse families die hebben geschonken,
zoals de Erven W.A. Beukers en mejuffrouw Harwegen den
Breems. De herkomst van de andere is niet te achterhalen.
Deze 11 stoven zijn geen kunsthistorisch belangrijke objecten,
en het verhaal over dit gebruiksvoorwerp kan verteld worden
aan de hand van de 15 stoven, die wel een herkenbare Schie
damse herkomst hebben. De overige 11 kunnen worden her
plaatst en wanneer andere musea geen belangstelling hebben,
worden verkocht. Mooie voorbeelden, die vertrouwen geven in
de toetsing aan de criteria. De praktijk kan echter weerbarsti
ger zijn en dat vertrouwen aan het wankelen brengen. In sep
tember 2013 hadden de Open Monumenten Dagen het thema
'Macht en Pracht'. In Schiedam wilde het Comité een kamer in
een van de rijke achttiende-eeuwse eeuwse huizen aan de
Lange Haven vullen met meubilair uit de Gouden (18e) Eeuw
van Schiedam. Desgevraagd meldde de conservator geschie
denis dat zich in de historische collectie van het Stedelijk Mu
seum geen achttiende-eeuws meubilair bevindt. Er zouden
slechts twee achttiende-eeuwse kastjes zijn, en die zouden
ook nog op de nominatie staan om ontzameld te worden Dat
was schrikken, en tegen de achtergrond van het feit dat slechts
31% van de categorie meubilair collectie geregistreerd is, was
het bovendien een voorbarig antwoord, dat het vertrouwen in
de toetsing niet groter maakt.
Omdat we ons bij twijfel van een definitief oordeel dienen te
onthouden, is ontzamelen niet denkbaar zonder dat de objec
ten stuk voor stuk zijn onderzocht, maar evenmin als de col
lectienota niet aangeeft welke bedoelingen het museum met
zijn (deel)collecties heeft. Met andere woorden als het museum
nog niet heeft nagedacht over een visie met een (deel)collectie
op de lange termijn. De collectienota van het Stedelijk Museum
is ruim bemeten. De mooie doelstellingen en theoretische ver
togen buitelen over elkaar heen. De nota vertelt ook de ge
schiedenis van de historische collectie, maar maakt nergens
duidelijk wat het museum met die collectie wil, en wijdt geen
diepe gedachten aan het verband tussen de plannen ermee en
het ontzamelen ervan. Jammer, want een collectienota is een
bruikbaar podium voor het lanceren van gedachten over de ma
nier waarop een museum zijn historische collectie kan inzetten
voor de actieve beoefening van de Schiedamse geschiedenis.
Die blijft tot heden beperkt tot de activiteiten en publicaties van
de Historische Vereniging en de historische uitgaven in het
fonds van de Stichting Musis, en wordt nergens ook visueel
beoefend, wat toch de taak van het museum zou zijn. Het is
daarom verrassend dat het museum iedereen in Schiedam,
van wie het denkt dat die zich actief bezig houdt met lokale
geschiedenis, heeft uitgenodigd voor een Werkgroep Geschie
denis van Schiedam. Die werkgroep mag wel iets zeggen over
mooie historische plannen, maar het museum hoeft daaraan
geen boodschap te hebben. Een nuttig streven, als men seri
euze plannen heeft met de historische collectie en die met zo'n
bevlogen gezelschap wil bespreken, maar een loos gebaar als
het alleen maar gaat om straks 'ja' te knikken tegen de vast
stelling dat 4.797 van de ongeveer 10.000 voorwerpen in de
historische collectie in aanmerking komen voor de kwalificatie
MUSIP4 Een schaamlap heet dat in gewoon Nederlands.
Daarom een paar suggesties voor de naaste ontzamel-
toekomst. Een Werkgroep Geschiedenis van Schiedam klinkt
mooi, maar wat op de korte termijn echt nodig is, is een seri
euze museumcommissie, waarin kenners en beoefenaars van
de geschiedenis van Schiedam met medewerkers van het Ge
meentearchief en professionele beheerders van de museum
collectie de criteria formuleren, waaraan de 4.797 voorwerpen
getoetst kunnen worden, waarvan het Ontzamelplan nu al weet
dat ze MUSIP4 zijn en daarom afstootbaar. Die criteria zijn an
ders dan die in de LAMO, omdat ze specifiek gelden voor ob
jecten, die aan Schiedam zijn gerelateerd. Voordat zo'n muse
umcommissie aan het werk kan, moet echter niet alleen de
achterstand in registratie, beschrijving en fotografie van de his
torische collectie zijn weggewerkt maar moet het museum ook
weten hoe het de collectie wil gebruiken, als het de collectie
tenminste wil gebruiken voor een historische opstelling, wat
nergens blijkt.
Het museum zou er wijs aan doen de Werkgroep Geschie
denis van Schiedam te ontdoen van zijn schaamlapstatus door
6