Veel geïnterviewden verklaarden dat zij hun verhaal nooit eerder hadden verteld, omdat ze het te moeilijk vonden om over te praten. En de interviewers zelf hadden nooit vermoed dat de oorlog zulke diepe sporen in hun eigen familie had nagelaten. '40-'45' Terwijl anderen het dikwijls zwaar hebben gehad, heeft Bram van Dorp nauwelijks angst gekend, geen gevaarlijke situa ties meegemaakt, zelfs geen honger geleden "Goed beschouwd ben ik fluitend de oorlog doorgekomen," zegt hij. Toch is het een leerzaam verhaal, al was het maar omdat het aantoont dat in een oorlog de levensomstandigheden niet voor iedereen gelijk zijn en dat iedere burger op zijn eigen wijze tracht te overleven. Geluk en toeval spelen daarbij een voorna me rol. Terwijl de een geen verschrikking bespaard blijft, kan de ander als onderduiker een betrekkelijk onbezorgd en comforta bel leven leiden. Dat laatste overkwam Van Dorp. Toch bevatten zijn belevenissen genoeg spannende elementen, blijkt uit het relaas van elf kantjes dat hij ooit opschreef voor zijn kleinkinde ren. Fragmenten van dit egodocument gebruikte hij tijdens zijn gastles op het Groen van Prinsterer, waar zijn gehoor met name was geïnteresseerd in zijn bestaan als onderduiker in Warmen- huizen. In dit dorp in de Kop van Noord-Holland met indertijd zo'n 4.000 inwoners, hielp hij als knecht mee in de bakkerij en trok hij er met de bakfiets op uit om brood aan huis te bezor gen. Hij was er terecht gekomen nadat er een arrestatiebevel tegen hem was uitgevaardigd; hij had op het arbeidsbureau in Vlaardingen administratieve gegevens "aangepast" en zo ver hinderd dat mannen als dwangarbeider naar Duitsland werden gestuurd. In Warmenhuizen wisten de Duitsers hem niet te vin den, wel moest hij zich een paar keer halsoverkop verstoppen tijdens een razzia. Na alle voorbereidingen hadden de scholieren een goede indruk wat zij tijdens de interviews konden verwachten. Toch er voeren zij de gesprekken soms als heel aangrijpend. Veel geïn terviewden verklaarden dat zij hun verhaal nooit eerder hadden verteld, omdat ze het te moeilijk vonden om over te praten. En de interviewers zelf hadden nooit vermoed dat de oorlog zulke diepe sporen in hun eigen familie had nagelaten. Kelvin Cheung vond het schokkend te horen dat vrouwen die een Duitse vriend hadden gehad, na de oorlog uit wraak in het openbaar werden kaalgeschoren. De getuigen die deze herinne ring vertelden - de opa en oma van een schoolvriend en indertijd ongeveer even oud als Keivin nu is - stonden erbij, keken ernaar en ervoeren het als "raar en griezelig." Dat kan Keivin heel goed begrijpen. "Ik zou het ook heel raar hebben gevonden," zegt hij. Melanie van Velzen interviewde haar grootouders en schrok van de impact die de Hongerwinter op hun leven had gehad. "Mijn oma mocht één keer per week eten bij een familielid dat nog een beetje voedsel had, maar ze kreeg als gevolg van vitami- nengebrek een ziekte en toen mocht toen niet meer aan tafel verschijnen. Vreselijk lijkt me dat, ze had al zo weinig te eten." Max Engelse noteerde het ooggetuigenverslag van een over levende van het bombardement op Rotterdam en raakte diep onder de indruk. "Over geschiedenis denk je altijd: het is verleden tijd. Maar het wordt heel anders als je de verhalen hoort uit de mond van iemand die het heeft meegemaakt. Dat doet echt wel wat met je! Ik ben heel anders naar Rotterdam gaan kijken sinds iemand die het had meegemaakt me vertelde hoe verschrikkelijk het bombardement was en hoeveel er toen is verwoest." De oma van Marjolein van Vliet woonde in 1940 ook in Rot terdam. Haar huis stond aan de rand van de stad en bleef gespaard tijdens het bombardement. "Maar ze heeft later wel een grote razzia meegemaakt. Van haar eigen familie werd nie mand meegenomen, de jongens waren allemaal nog te jong. Er werden wel veel buren opgepakt. Mijn oma zag dat mensen schreeuwend uit hun huizen werden getrokken. Een buurvrouw van wie de man als dwangarbeider naar Duitsland was ge stuurd, had om aan eten te komen een Duitse soldaat als vriend genomen. Zij is na de oorlog gevlucht. Ze was natuurlijk bang te worden gestraft." Tim van der Giessens opa woonde in Schiedam en kon een tijd niet naar school omdat er Duitse soldaten in het gebouw werden ingekwartierd. Thuis hadden ze het moeilijk, kreeg Tim te horen: bij gebrek aan brandstof kon het huis niet worden verwarmd en er was ook weinig te eten. "In 1943 is opa met zijn broer en een groep andere kinderen op een boot gezet en naar Giethoorn gebracht. Daar werden ze ondergebracht op boer derijen, omdat daar nog te eten was. Opa was pas acht jaar. Hij heeft twee jaar bij volslagen vreemde mensen gewoond. Dat vind ik onvoorstelbaar." Wat Alice van Vliet als griezeligste detail uit het interview met een oudoom bijbleef, was zijn verbazing over wolken pa pieren die boven Den Hoorn door de lucht zweefden na het bombardement op Rotterdam. "Die papieren waren afkomstig uit kapotgegooide kantoren in Rotterdam." Nick Kuhleman sprak met zijn opa, die tien jaar was toen de Japanners toenmalig Nederlands Indië bezetten. "Hij werd weg gestopt achter prikkeldraad en werd na twee jaar overgebracht naar een ander kamp. Daar moest hij helpen dode mensen te verslepen. Er werden elke dag minstens 20 mensen de poort uitgedragen. Later werd hij overgebracht naar een mannen kamp, daar werd hij geschopt en geslagen en opgesloten in een hok met een tinnen dak dat heel heet werd in de zon. De gevangenen deden alles voor eten, ze aten zelfs ratten op. Zijn moeder werd ernstig ziek toen hij in het kamp zat en van zijn va der hoorde hij de hele oorlog niets, die zat bij de onderzeedienst. Ik vond het heel moeilijk mijn opa te ondervragen. De oorlog was een heel emotionele, heel pijnlijke tijd voor hem. Hij had er nooit eerder over gepraat omdat hij het te moeilijk vond. Ik heb zijn verhaal op internet verder uitgezocht. Daar vond ik een lijst met gevangenen uit dat kamp met ook de naam van mijn opa erbij. Ik vond deze opdracht heel leerzaam, maar ook heel heftig om te doen." Ook Dennis Vermijn, de als eerste zijn essay inleverde, vond het een interessante opdracht. Hij doet onbewogen verslag en laat zijn eigen emoties zorgvuldig buiten beschouwing. Hij vroeg Aagje de Heer, een tante van zijn oma, naar haar oorlogsbeleve nissen en analyseerde haar verhaal grondig, voordat hij het op schreef. "Zij was vier jaar toen de oorlog uitbrak, maar de oorlog heeft haar heel snel volwassen gemaakt," vertelt Dennis, wiens aanpak en woordkeuze de aankomend wetenschapper verra den. "Ze kwam uit een gezin van tien personen en haar vader vond het moeilijk hen allemaal te eten te geven. Daarom zei hij: we moeten nu met de overwinnaars meelopen, anders zullen we niet overleven. Niet dat hij NSB'er was, hij was juist socialist en lid van de VARA. Voor de oorlog had hij altijd gezegd: we moe ten oppassen voor die Hitier, dat is een gevaarlijke man. Maar toen Nederland was overwonnen, sloeg dat om in een overle- vingsmentaliteit. Hij wilde zijn gezin koste wat kost door de oor log slepen. Daarom maakte hij haringtonnen voor de Duitsers en deed Aagjes moeder hun was. Ik heb Aagjes verhaal met veel belangstelling aangehoord, omdat het een andere kant van de geschiedenis laat zien. Wat ik ervan heb begrepen, is dat een overtuiging heel gemakkelijk kan veranderen als mensen in een overlevingssituatie terecht komen." 28

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2014 | | pagina 28