*- *d5--"h ^4 K' IbILJ JLJIf mos Foto J. Geiser (Algiers), 1866/1867. Collectie Gemeentearchief Den Haag. r i ilil ii %(f Met grote ogen zal Catharina Metzon-Don (1839-1886) de voor haar exotische om geving in het Algiers van 1866/1867 be keken hebben. Maar misschien was zij zelf wel de grootste bezienswaardigheid. Dames in westerse kledij was men in deze Franse kolonie wel gewend, maar de Vlaardingse klederdracht met de gouden kap met krullen en afhangende mutsen bellen zullen voor de Algerijnen net zo'n grote cultuurschok zijn geweest als an dersom. eze oer-Vlaardingse vergezelde haar man, de scheepskapitein Matthijs Met- zon (1835-1876), maar bovenal de ont dekkingsreizigster Alexandrine/Alexine Tinne (1835-1869), Aan de laatste en vooral haar rei zen die haar tot diep in Afrika voerden, werd onlangs een tentoonstelling gewijd in het Haags Historisch Museum, terwijl ook een fraai boek over haar reis in de jaren 1863-1864 verscheen ('The Fateful Journey' door Robert Joost Willink, Amsterdam 2011), Op de foto zien we Tinne in het midden en profil, terwijl Metzon centraal op de foto ons recht aankijkt. De welgestelde en eigenzinnige Haagse Tin ne, met familiewortels in de voormalige Ne derlandse plantages in Essequibo en Dema- rara (het huidige Brits Guyana), vatte in 1867 het plan op de witte vlekken in donker AfrikJffl ^^erkennenjwelke reis h^^en een de^^n 30 de expeditiegenoten in 1869 noodlottig zou worden. Hoewel de details ontbreken, leidde onenigheid met de Toearegs die haar gezel schap begeleidde door de Sahara tot haar ge welddadige dood. Catharina Metzon ontkwam aan deze wisse dood. Zij was ziek geworden en zes dagen voor de noodlottige dag had zij de terugreis naar Vlaardingen aanvaard. Waar Tinne en het echtpaar Metzon elkaar van ken den, weten we helaas niet. Matthijs Metzon was kapitein op de grote vaart en voer onder andere voor het Vlaardingse handelshuis Van Harwegen den Breems, dat hem bekend had gemaakt met het hier relevante Middellandse Zeegebied. Voor mevrouw Tinne was hij stuur man en later gezagvoerder op haar zeiljacht (een tweemastschoener van 113 ton) 'Meeuw', waarop naast de bemanning ook hun vrouwen meevoeren, als gezelschapsdame van Alexine Tinne. Met de 'Meeuw' verplaatste Tinne zich langs de kusten van Noord-Afrika en het oos telijke deel van de Middellandse Zee. Het schip is een negentiende-eeuwse voorganger van wat we nu een 'luxe jacht' zouden noe men, waarmee de rijken der wereld zich in, bij voorkeur mondaine, badplaatsen vertonen. De bemanning was in uniform gestoken, met platte petten inclusief lint waarop de naam van het schip. Van de vrouwelijke metgezellen stond Catharina Metzon vanwege de goede pand Tinne hefïangstlóij. In 1869 keerde het I aardingen. Kapitein Met aar terug in zon voer nog een paar jaar en vestigde zich daarna als winkelier aan de Oosthavenkade, Hier, op de hoek met de Oosterstraat (thans café 'Zeezicht') betrok hij met zijn vrouw een kruidenierszaak, die gezien de koopwaar voor al op de bevoorrading van schepen gericht was. Matthijs Metzon overleed in 1876, waarna een boedelinventaris werd opgesteld. Het eni ge daarin dat aan zijn zeevarende verleden herinnert, zijn een 'octand en meer' die zich in een kist in een benedenkamer bevonden. On der het goud- en zilverwerk treffen we de kle derdrachtsieraden niet aan. Ook in de boede linventaris die na haar eigen overlijden (1886) werd opgesteld, komen deze niet voor. Ver moedelijk heeft Catharina Metzon haar dracht kort na aankomst afgelegd. Cornelis Stevens, haar tweede echtgenoot, zette de winkel na 1889 voort. De kinderen uit haar eerste huwe lijk zouden Vlaardingen allen verlaten. Of Catharina Metzon in Noord-Afrika dagelijks in haar zondagse dracht (met volledig kapstel) gekleed ging, is niet bekend. Mogelijk heeft ze haar zondagse tooi op deze en nog een ande re foto, waarbij ze op een dromedaris is geze ten, voor de gelegenheid aangetrokken. Je mag hopen dat ze zich met al die Vlaardingse rokken niet teveel hoefde in te spannen of op zijn minst een parasol bij zich had

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2014 | | pagina 30