Vlaardingen gebruikt de ruimte voor zijn culturele voorzieningen niet efficiënt, stelt Horsten. "Waarom zit de Kroepoekfabriek in een apart gebouw? Die had ook in de Harmonie gekund. Al die stenen kosten geld, ze drukken enorm op de begroting." M' "»ÏS hedendaagse kunst in een galerie boven een meubelzaak aan de Lijnbaan opende voorgoed zijn ogen. "Alles wat er hing boei de me mateloos. Ik had graag iets gekocht, maar ik had geen geld. Ik dacht: dan ga ik het toch zelf maken?" Na een aantal jaren verliet hij het Bouwcentrum en trad als stedenbouwkundig tekenaar in dienst van Stad en Landschap, indertijd het grootste bureau van Nederland. Zijn groepshoofd daar was docent aan de Academie voor Bouwkunst in Rotter dam. Op diens uitnodiging begon Horsten er 's avonds colleges te volgen. Ook zijn leven als beeldend kunstenaar kreeg gaandeweg vorm. Hij kwam in contact met Wilma Kuil en andere Vlaar- dingse kunstenaars en ging na zijn trouwen in Vlaardingen wo nen. Werkruimte vond hij in een atelier aan de Nieuwelaan, dat zo ruim was dat hij gastvrij onderdak kon bieden aan een aantal kunstbroeders. Behalve vrienden, verwierf hij ook invloed in Vlaardingen. Hij trad toe tot de Culturele Raad, werd lid van de Welstandscom missie en bestuurslid van de Vrije Academie, een instituut dat halverwege de jaren 1960 was opgericht door de Lions Club vanuit het ideële doel de kunstbeleving nader tot het volk te brengen. Ondertussen bleef hij ook werken aan zijn eigen ontwikke ling. Na de Academie voor Bouwkunst - die hij om administra tieve redenen niet afmaakte - volgde hij in de avonduren ver schillende cursussen. Hij behaalde een diploma dat hem mach- tigde les te geven aan kinderen, een ander waarmee hij onder wijskrachten kon leren hoe zij les moesten geven in kunstzin nige vorming. De Nederlandse overheid voerde in die jaren een actief en ruimhartig educatief kunstbeleid. Een van de onderdelen was kunstzinnige vorming, een begrip dat begin jaren 1970 werd ge- introduceerd als middel om mensen te helpen hun leven vorm en kleur te geven en zich te ontwikkelen tot bewuste burgers. "Kunstzinnige vorming was een serieuze zaak, het begrip werd zelfs eenmaal genoemd in de Troonrede," zegt Horsten. Hij werkte in die periode met zijn stad- en kunstgenoten Wilma Kuil, Leen Stolk en Betty Linders op een door de gemeente en het ministerie van CRM gesubsidieerde kinderspeelwerkplaats in Rozenburg, Bij de kaderopleiding aan onderwijsgevenden hoorde een stage die hij vervulde als coördinator Creatieve Pe dagogische Didactische Bijscholing. Nog zo'n kunstzinnig initi atief dat door de overheid werd betaald. De keerzijde van deze vrijgevigheid was dat kunstsubsidies niet altijd efficiënt werden besteed. Bij zijn vertrek van de aca demie kreeg Horsten de papieren mee om zich in te schrijven bij de BKR. Kunstenaars die periodiek werk inleverden aan een overheidsloket, ontvingen in ruil een toelage. Horsten heeft nooit deelgenomen aan de regeling. Hij vond het een verkeer de manier van subsidieverstrekking. "Je haalt met zo'n regeling ook profiteurs binnen. Bovendien kunnen serieuze kunstenaars als ze voortdurend werk moeten inleveren nooit een oeuvre op bouwen. Het leek mij zinniger als de overheid opdrachten ver strekte aan kunstenaars of hen voor de toelage liet werken, bijvoorbeeld als suppoost bij een tentoonstelling." De regeling werd later aangepast in die zin dat alleen kun stenaars die al een zeker inkomen hadden uit hun werk, er gebruik van mochten maken. Dat was meer volgens de lijn die Horsten voorstond. Op de academie had hij er al eens op aan gedrongen dat het vak boekhouden in het lesprogramma werd opgenomen, zodat kunstenaars beter zouden functioneren als zelfstandig ondernemer. Zulke meningen werden hem niet in dank afgenomen. "Dat was vloeken in de kerk." Maar de radicale omslag die de overheid in de 21e eeuw heeft gemaakt door de financiering van de kunstzinnige vor ming zo goed als af te schaffen - alleen in het onderwijs staat het nog op het rooster - gaat hem veel te ver. Hij vindt het een verkeerde manier van bezuinigen. "Ik ben bang dat we iets kwijtraken wat we in mijn ogen niet zouden moeten kwijtraken. Kunstzinnige vorming dreigt te verworden tot een spelletje, tot iets incidenteels. Er worden kinderen met het badwater weg gegooid. Het is net als met de BKR: als je het anders regelt, kan het wel degelijk veel opleveren." Beter regelen zou in het Vlaardingse geval betekenen: meer samenwerken en de ruimte beter gebruiken. Wethouder Ary Maarleveld, herinnert Horsten zich, had het dertig jaar geleden al over samenwerking tussen de Vrije Academie en de muziek school. "Samenwerking, dat geluid bleef heel mijn carrière door telkens weer klinken. Ik heb er aan getrokken, maar dat leidde tot niets, want ik was de enige. Ik bracht het onderwerp meer maals ter sprake in de Culturele Raad in de periode 1980-1985. Ik wees erop dat meer samenwerking en meerdere stichtingen in één gezamenlijk pand goedkoper was dan iedere stichting in een afzonderlijk pand. Men wilde er gewoon niet aan." Voor het plan om alle grote culturele instellingen onder te brengen in een gemeenschappelijke behuizing aan het Buizen gat was geen meerderheid te vinden. Gebruikmakend van zijn bouwtechnische kennis, onderzocht Horsten verschillende an dere opties zoals de Pelmolen en het voormalige postkantoor. Dat laatste pand was zeker niet geschikt voor dit doel, oor deelde hij. "Ik vind het een verkeerde keuze dat Kade40 (opvol ger van de Vrije Academie, red.) erin is ondergebracht. De structuur van het gebouw leent zich niet voor optimale lesruim ten. De akoestiek in een aantal leslokalen is vreselijk. Het op pervlak is kleiner dan in het Hollandiagebouw en de muziek komt er bekaaid af: daarvoor zijn nu maar drie leslokaalfjes." Vlaardingen gebruikt de ruimte voor zijn culturele voorzie ningen niet efficiënt, stelt Horsten. "Waarom zit de Kroepoekfa briek in een apart gebouw? Die had ook in de Harmonie ge kund. Al die stenen kosten geld, ze drukken enorm op de be groting." De Vrije Academie had wat Horsten betreft best kunnen samenwerken met het Vlaardings Museum. "Een museum kan zich prima bezighouden met beeldende kunst. En omgekeerd kan de kunst(educatie) het museum positief beïnvloeden. Met aparte ingangen houdt iedere gebruiker zijn eigen identiteit" Hij polste museumvoorzitter Jaap Hogendijk: die vond het een goed idee. "Ik heb het plan voor gezamenlijke huisvesting van Museum, Vrije Academie en Muziekschool voorgelegd aan de wethouders Robberegt en Versluijs. Die voelden er niets voor. Robberegt zei: ik heb net dat museum voor de poorten van de hel weggesleept, ik ga niet opnieuw onderhandelen. Versluijs hield vast aan het Actieplan Wonen voor het gebied. Hij was blij dat hij eindelijk een bestemming had gevonden voor het postkantoor. Er is geen minuut overleg geweest of het zou kunnen. Alles stond al vast." Kunst en cultuur in Vlaardingen worden waar het de huis vesting betreft vaak behandeld als sloopnomade, stelt Horsten 6

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Musis | 2014 | | pagina 6