Wat doen we er mee? We hebben een dier - mm Vottrdft- AktaMrfrR EN NA HET BADIS ER MAX FACTOR 13december 1978 Pagina 15 1 Uit de geschiedenis blijkt, dat honden de eerste gedomesticeerde dieren waren en reeds meer dan 10.000 jaar geleden maakte de mens gebruik van honden als jacht- hond, bewakingshond of zo maar als gezelschapsdier. Na de hond volgden tal van andere diersoorten. Het rund werd de producent van melk en de leveran- cier van vlees. Het paard stelde onze voorouders in staat om zware lasten te verplaatsen. Het schaap lverde wol, de kip eieren. De kat hield het erf vrij van ongedierte en de duif hield, indien nodig, de postverbinding in tact. Van de oorspronkelijke functie is voor de huisdieren van vandaag niet veel meer over en dat geldt dan weer met name voor die groep van dieren, die gewoonlijk wordt aan- geduid als de kleine huisdieren. Natuurlijk, een hond heeft wel wat vervangende functies gekregen als blindengeleidehond, als herders- hond, als verdedigingshond, als ramp reddingshond, als jachthond, als hasj-hond, maar voor hoeveel honden is dat weggelegd? Slechts voor weinige. Het merendeel van onze honden wordt slechts voor de gezelligheid gehouden. En dat geldt vaak nog in veel grotere mate voor al die andere huisdieren, die de mens er vandaag de dag op na houdt. WAAROM EEN DIER? - Wat biedt het ons Waarom zitten sommige mensen zeer vergenoegd in hun postzegel- verzameling te neuzen, terwijl an- deren geen enkele belangstelling voor deze miniatuurprentjes kun- nen opbrengen? Waarom liggen sommige mensen voortdurend onder hun auto te sleutelen, terwijl anderen blij zijn geen gebruik te hoeven maken van hun vervoermiddel? Waarom nemen sommige mensen een dier en waarom neemt de 66n een hond, de ander een kat en een derde een goudvis? Er wordt vaak gezegd, dat door de steeds groter wordende afstand tussen onze woonomgeving en de natuur de mens een brug naar de natuur tracht te slaan door het houden van een huisdier. Wij twijfelen eraan of dit wel een juiste verklaring zou zijn. In de eerste plaats zijn reeds tal van veelge- vraagde huisdieren in een benaalHp richting zodanig gefokt, dat zij veraf staan van hun natuurlijke voorvader. In de tweede plaats zijn misschien wel veel mensen natuur- genieters, maar slechts weinigen zijn natuurverzorgers. En verzor- ging hebben onze huisdieren wel degelijk nodig. Er moeten andere beweegredenen zijn. Er wordt wel gezegd, dat wie van huis uit gewend is aan de dagelijkse omgang met dieren, later waar- schijnlijk ook zelf dieren zal gaan houden. Maar ook status speelt een rol; het feit dat men geld en tijd heeft om een huisdier aan te schaffen, te verzorgen en te koeste- ren. Dat brengt ons dat tot de "troetel- functie" van het huisdier, waarover reeds enige boeken zijn geschreven (recentelijk nog het boek "Het Edelgedierte" door Midas Dek- kers) en waarover het laatste woord nog lang niet is gesproken. Zo zegt Dekkers, dat de mens gewoon is zijn baby te vertroetelen, maar zodra de baby groter is geworden, gaat de mogelijkheid tot vertroete len weg. Dan moet er een vervanger voor de baby worden gezocht en wordt omgekeken naar een huis dier. Een kleine hond met bolle kop komt dan bijvoorbeeld in aanmer- king, omdat die bolle hondekop doet denken aan het bolle kinder- hoof dje. Of men neemt een lang- harige kat, die zich net zo graag laat strelen als de baby. Ja maar, zal men tegenwerpen, de goudvis of de schildpad laten zich toch moeilijk vertroetelen en aaien? Dat is zo, maar de mens heeft een ingeboren verzorgingsdrang. Het is voor een volwassene heel eenvoudig een van zijn eigen maaltijden over te slaan, maar dat doe je je kinderen en dieren niet aan. Dus er wordt dan toch maar weer een boterham gesmeerd, een voederbak gevuld, een aquarium gereinigd. En eigenlijk is dat heel plezierig, want kinderen en dieren dwingen ons tot een regelmatige wijze van leven in deze woelige wereld en dat gaat zelfs al zo ver, dat sommige mensen zich een hond aanschaffen om zich er toe te dwingen om tijdens het uitlaten zelf ook enige lichaamsbeweging te nemen. De lijst van motieven om een huis dier te nemen kan nog verder worden uitgebreid. Wat denkt u van het zich beveiligen door middel van een hond, van de competitie- drang op tentoonstellingen, hon- denrennen en duivenvluchten, van het enigszins verminderen van een- zaamheid en verveling? VERANTWOORDING TEGENOVER MENS EN DIER Het .wordt in onze streken niet op prijs gesteld, dat kleine kinderen van een jaar of drie 's avonds om een uur of tien nog op straat spelen. Die horen op dat tijdstip in hun bed te liggen. Toch komt dit verschijnsel voor. Ouderparticipatie op scholen staat al jaren in de belangstelling, maar onderwijzers ondervinden veel te weinig medewerking van de ouders om de programma's onverkort uit te voeren. Kinderen krijgen van hun ouders nog wel hun natje en droogje, hun kleding en schoeisel, maar steeds meer is er bij verschillende ouders een onvoldoende interesse in het doen en laten van hun kinderen buiten de kleine kring van het gezin. Deze zelfde deinteresse speelt ook het huisdier parten. Veel mensen hebben een edel motief om een huisdier te verwerven, maar nemen zich niet de moeite zich te interes- seren in het karakter van hun dier en diens aangeboren handelingen. Het dier wordt niet altijd als dier geaccepteerd en maar al te dikwijls als ongewenst individu afgevoerd, verkocht, weggegeven, in het bos losgelaten, op het asiel afgeleverd of zelfs afgemaakt. De resultaten zijn ons bekend. Zwerfdieren veroorzaken overlast in onze grote steden, de asiels raken vol, het aantal dieren dat moet worden afgemaakt stijgt ieder jaar aanzienliik. Willen we het in ons land nog een beetje leefbaar en gezellig houden, dan zullen we ons toch wel reken- schap moeten geven van onze ver- antwoordelijkheden. Het totaal aan ons ondergeschikte dier moet op z'n minst kunnen rekenen op een goede verzorging en een goed be- grip van zijn wezen. Onze medemens behoeven we mid- dels ons huisdier geen overlast aan te doen. Dus geen poep op de stoep of gejank in de nacht. Ook zullen we erop moeten letten dat onze hond geen loslopende zwerver wordt. Als de mens daarvoor geen verant- woordelijkheid wil dragen, dient hij geen huisdier te nemen. De mens heeft zich in de loop der eeuwen afwisselend wel en niet gewassen; baden was nu eens een heilzaam voorschrift dan weer echter werd het afgewezen als verwekelijkend en zinnelijk. Dat de geldende moraal-wetten van religies en kerken hierbij een rol speelden is wel duidelijk. Zoals ook heel begrijpelijk is dat een warm klimaat, zoals dat van rond de Middellandse Zee, eerder tot baden en wassen noopte dan een koel klimaat in hogere gebieden. Toch mag men als zeker aannemen dat de zeep een Germaanse uitvinding was en al ten tijde van de volksverhuizingen in het begin van de jaartelling gemaakt, verhandeld en gebruikt werd. Er bestonden in vroege eeuwen van de Middeleeuwen al verscheidene Germaanse zeeprecepten en de Romeinen hadden er heel wat voor over die ter beschikking te krijgen. Al in de eerste eeuw vertelt Plinius de Oudere, een geduchte „rei- zende reporter" van het Rijk, dat de Galliers uit geitevet en as van beukenhout zeep bereidden; de naam „zeep" schijnt trouwens ook van Germaanse afkomst (sebon) te zijn. Al in de negende eeuw dreef Marseille een levendige handel in zeep en in de veertiende eeuw was men er vrijwel in geheeel Europa mee bekend. De Middeleeuwen waren erg zindelijk, maar toen dit ,,zindelijk" een beetje tezeer tot „zinnelijk" verwerd en de badhuizen en badtuinen tot ware bor- delen en oorden van allerlei ontucht verwerden, grepen de moraalbeheerders in en werd paal en perk gesteld aan de misbruiken van het bad en ook de bruiloften (die vrolijk in badhuizen ge- vierd werden, met alle uitspattingen die er het gevolg van waren) werden ge- troffen door wettelijke voorschriften: zo mocht in een aantal Duitse steden de bruid niet meer dan zes tot tien meisjes- gasten meenemen (in haar blootje dan) en werd de bruidegom eenzelfde aantal vrienden toegewezen en dat remde het vertier in niet geringe mate af. Dit vooral daar gemengd baden verboden werd en er ook niet meer mocht worden gedanst. Bovendien moest de man een lenden- doekje gaan dragen en een muts (onge- dekt in het bad gold als ongemeen onfatsoenlijk! terwijl de vrouw zeker haar hoofddoek om moest hebben als- mede haar juwelen en soms zelfs al eens gedwongen werd een badhemd te gaan dragen; de echte badpret was er duidelijk vanaf in die verre dagen. In later eeuwen ontwende men (mede door al deze beperkende voorschriften) het wassen en baden en de zestiende eeuw stonk een- voudigweg; de badhuizen waren alle ge- sloten en de moraalwetten waren heel streng geworden ook al omdat men de geest verre verhief boven het vlees, dat immers de bron was van alle ondeugd. Nog belabberder was het in de zeven- tiende eeuw, toen Lodewijk XIV regeerde en zijn gloednieuwe paleis in Versailles betrok (1670) zonder dat er maar een badkamer in was aangebracht. Toen de Perzische gazant op bezoek kwam, stelde deze man de dolste eisen; zo moest er voor een bescheiden harem gezorgd wor den en voorts stelde hij er prijs op af en toe executies te kunnen bijwonen: als er soms geen misdadigers voorhanden wa ren, konden er natuurlijk te zijnen gerieve best wat leden van het personeel opge- offerd worden. Maar zijn dolste eis was: een badkamer. Even dol maakte het de hertog van Lauzun; ook deze man wilde een bad- ruimte in zijn nieuwe paleis en liet dan ook een hogelijk ondoeltreffende instal- latie bouwen. waarin een paard voor het oppompen van het nodige water moest zorgen. Het dier lieo rond in een soort tredmolen. Toen Lodewijk deze merkwaardige ten- denz waarnam, besloot hij het meteen maar beter te doen al hoefde het voor hemzelf bepaald niet; hijzelf was twee- maal in zijn leven gebaad, eenmaal n& zijn geboorte en eenmaal toen hij aan een huidziekte leed. Hij liet een enorm basin plaatsen van rose marmer, een soort badzaal eigenlijk en dat was dat. Werd er toen in Versailles geducht gebaad? Wel- nee, het bad werd niet eenmaal gebruikt tot een eeuw later de markiezin van Pompadour het ontdekte en er een fontein van liet maken, die er nog steeds staat. Toch was er water genoeg in Versailles; elke dag werd 360.000 liter water naar het paleis geleid en dat mocht ook wel want er spoten liefst 1.400 fonteinen in het park. De eeuw die volgde, toonde eveneens een besliste watervrees, maar in de dagen van Lodewijk XV leek daar een kentering in te komen. Er werd een badkamer gemaakt voor de koning met twee baden erin, maar die werd aldra weer afgebroken en veranderd in een eetkamer. De later onthoofde Lodewijk XVI en Marie Antoinette had den betere sanitaire voorzieningen, maar ze maakten er heel voorzichtig gebruik van; wie een bad had genomen, bleef de rest van de dag geschikt in bed! Later veranderde dat alles, maar het bleef tobben (niet in de tobbe overigens) tot de vorige eeuw toen, via Engeland het zeebad mode werd en men geestelijk, ook elders, beter aangepast raakte aan het wassen en plassen. Al bleef het, vooral vanwege de tecli- nische onvolkomenheid, nog lang een rillerige aangelegenheid waarvoor men veel weerzin in zichzelf moest over- winnen. „Zaterdagavond, zaterdagavond Spreekt stil de bange bloed Zijn hele vel is kippevel Omdat hij baden moet" aldus een oud rijmpje. Voor ons is het bad iets doodgewoons en onontbeerlijks. Wat echter nog niet zo doodgewoon genoemd kan worden, is de verzorging na het baden. Welnu, Max Factor heeft hiervoor twee uitstekende produkten in de Ultralucent serie, te weten: Body Moisturizer een komplete huidverzorging voor het hele lichaam. Body Massage Cream Een weldadige creme, speciaal voor extra droge gedeelten van het lichaam, zoals ellebogen, knieen etc. Gebruik deze twee produkten na het baden en gedurende de winterperiode, want dan heeft het lichaam toch al extra te lijden van de kou, centrale verwarming etc.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Noorder Akkoorden | 1978 | | pagina 15