bijvoegsel
we ocuwiiisc
I
FEUILLETON.
Doctor Schaepman als Dichter.
van 17 en 18 JANUARI 1S86.
Koloniën.
behoorende bij de
BATAVIA, 9-16 Dec,
Ee-i 14n ontvicg de Java Bode van Atjeh
het bericht, dat den 7 bij bet herstellen van
de spoorbaan nabij Lamara, die den vorigen
nacht door den vijand was opgebroken, onze
dikkingstroepen een verlies bekwamen van
een drode en vijï gewonden, onder welke
laatste de luit. der genie Krol van der Hoek.
Denzelfden dag werden de benting Lamrong
en het blokhuis Lamara beschoten, waarbij
wij respectievelijk een doode en één licht
gewonde (de bevelvoerende sergeant) be
kwamen.
Uit een op last van den resident van
Pasoeroean door een plaatselijk goed bekend
dessahoofd ingesteld onderzoek naar den toe
stand van den kratermuur van den berg
Smeroe, die volgens loopende geruchten in
den laatsten tijd aanmerkelijk dieper inge
scheurd zou zijnis gebleken dat die gei uchten
geheel ongegrond zijn geweest, en dat na de
jongste uitbarsting in den toestand van den
vnlkaantop geen vtrardering is gekomen.
Bij Gouvernementsbesluit van 2 dezer
is bepaald, dat bij 's lands kas te Biouw geen
Mexicaansche dollars meer worden aange
nomen.
Bjj gedeelten vertoonde zich in de laatste
dagen ter reede van Batavia een Russisch
eskader, bestaande uit drie schepen.
Het eerst kwam de Rosboyrik. Deze arri
veerde jl. Vrijdag en zette dadelijke koers naar
Onrust om aldaar in het dok te gaan. Daar
haar echter onze Emma vóór is, zal zij nog
wel een poosje den tijd hebben, vóórdat zij
in het dok zal kunnen worden opgenomen.
Na dit schip, kwam de Opritchnik, die
gistermorgen cm 10 unr zijn anker op onze
reede vallen liet. Bjj de aankomst van dit
schip ter reede, gaf het eenige saluutschoten,
als 21 aan het Gouvernement en 15 aan den
Admiraal. Nadat door dezen bodem dit eer
bewijs was gegeven, werd door den Bussischen
consul een bezoek aan boord afgelegdook
hij d.ens vertrek van boord, werden nog een
6tal schoten gelost. Zooals te begrijpen is,
werden dc saluutschoten, zooeven genoemd,
met een gelijk aantal beantwoord door ons
wachtschip en door het fort,
Heden morgen vroeg eindelijk kwam het
admiraalschip, dat t ij zijn aankomst Legroet
werd door de Opritchnik. De tw-e eerstge-
nOi mde schepen komen nagenoeg overeen met
onze Marnix en Watergeus, en zijn bewa
pend met 9 kanonnm, nl. 5 acbterlaad- en 4
revolverkanonnen. Het admiraalschip daaren
tegen schijnt een ramschip te zijn.
Bijzonderheden betreflende het doel van deze
reis enz. zijn ons nog niet bekend. (J. B.)
De R. v. Instr. te Batavia heeft rechtsin
gang net be,el van gevangeunemicg veileend
tegen R. Rijpman, kolentrammer aan boord
van htt Ned. stoomschip Voorwaarts, liggende
te Tandjong Prick, ter zake dat bij in den
namiddag van den 6n dezer, omstreeks half
twee ure, den tweeden machinist v n genoem
den bodem R. C. de Vroom, hevige slagen op
het hoofd beeft gegeven, zoodat de getroffene
daar ernstig is gewond.
Br is dezer dagen door den heer Scliaep-
man zoowel te Rotterdam als te 's Hage
eene voordracht gebonden, waarbij ditmaal
met een oi ander sociaal of politiek onder
werp werd behandeld, maar waar de dichter
ochaepman aan het woord was. De dichter
bchacpmanIeder die ooit het genoegen smaakte
iets te lezen van dezen zanger, die ooit hem
gevolgd heeft in zijn hooge dichterlijke vlucht,
weet reeds wat hij in staat is te geven. Maar
het gedicht waarvan hij thans de verklarino-
paf zoo wat betreft bet onderwerp dat
hem iuspii eerde, als het voorwerp dat hij
beeft bezongen, en waarvan hij eenige
fragmenten of brokstukken heeft medegedeelj,
moet boven ai het vroeger geschrevene de kroon
spannen. Ooi de hooge verdienste van dit
poëtisch kunstwerk, en om tevens onze lezers
de gelegenheid te geven kennis te maken met
dit nieuwe gewrocht, gaven wij hier bet schoone
verslag weder, dat wij in hot Dagbl. van die
voordracht vonden. Mochten sommigen ons
wat achterlijk vinden met thans eerst daar
van mededeeling te doen, dan zij daartegen
de opmerking geoorloofd, dat het nooit te
iaat is om kennis te maken met iets goeds,
met iets verhevens. Het werk van Dr. Schaep-
man, dat hier besproken wordt, is overigens
geen werk van den dag, maar het zal onge
twijfeld de .tijden" trotseeren en nog spreken
tot net verre nageslacht.
»Da Costa herleeft die uitroep werd
ons eergisteravond in Diligentia telkens ont
lokt, toen wjj het voorrecht smaakten dr.
ochaepman te hooren. Dit naai was het de
dichter Sohaepman, die wij tc bewonderen
kregen. Wij hadden reeds lang naar dit ge
not gehaakt. Den redenaar Schaepman had
den wij meermalen bewonderd, en hem in zijn
pioza als een dichterlijke natnnr leeren kon-
nen, doch den harpenaar hadden wij nog
enkel in het gedrnkte woord als voor ons
gezien. Zjjn verzen hadden ons steeds Da
Oos'iaansch toegeschenen, maar eergisteren
werd de overtniging zoo k-achtig mogeliik in
ons gewekt, dat de profetenmantel dich
ters vormden ook profeten van Da Costa
htm op de schouders is gevallen. De dichter
uit Israel, doch wiens psalmiied tot de hoogte
van een Kruislied was gestegen, deed in zijn
zangen een calviuistisehen grondtoon hooren,
en in die van den »jonger", dr Schaepman,
trilt een Romantiseren klank maar, ondanks
dit verschil, zijn zij loten van ééa dlch-
terstam, verwante geesten, die juist in die
merkwaardige overeenkomst, bij veelbetoeke-
yerschii, doen zien hoe, in Christelijk-
dichterliik gestemde harten, de dissonanten
kerkverschil zich op lossen in de hoogere
eenheid des gemeensohappelijken ge,oofs. Van
e Ua Costiaanscbe vlocht van dr. Schaep
man s muze een volkomen juist denkbeeld in
dit overzicht zijner poëtische voordracht to
^e'kT#7#D ,WÖ' zelfs bü benadering,
iet. Wij zullen met veel meer kunnen doen
dan docr onze mededeeling het verlangen bij
r. fh Vk16 dichikunst en bet Christendom
liefhebben, te doen geboren worden naar de
kennismaking met een gedicht, 't welk wij
nog slechts in fra^menfariscben vorm te ge
meten kregen, doch dat ongetwijfeld eenmaal,
als afgewerkt en afgerond geheel, dr. Scbaep-
rnau s naam als dichter dezes tijds en der
tijden zal helpen beroemd maken.
bijzonderheden konden worden medegedeeh
Op 't eigenlijk terrein van Oefening ge
loofde spr. te blijven, als hij dezen avon
eenige dichteilijke bladzijden voordroeg. Voo
die fragmenten hij zou voor een gehee
de aandacht zelfs niet eenmaal vragen
rakende hg op de sympathie van" allee
die gevoel hadden voor het verhevene van d
dichtkunst of, die zelf dichters zich gevo .ldeu
wanneer er in deze dagen van dichterlijk:
pygmeën nog van waarachtige dichters moch
gespioken worden. Spr. scheen zich alzoo ooi
ouder de pygmeën te tellen, een oordeel, waar
mee wel geen onbevooroordeeld hoorder zal
hebben ingestemd.
Een enkel woord tct inleiding kon spr. niet
terughouden. Zich, ter verheffiug uit de sfeer
van minder begeesterende werkzaamheden, in
zijn beste oogi nblibken, wijdende aan de be
oefening der dichtkuust, had hem reeds lang
de idee der ruïne voor de verbeelding gezweefd.
Met baar had hij zich bezig gehouden; zij
had hem gedachten gtïnspiroerd, welke bij als
bet ware gedrongen werd toe te ve tronwen
aan 't papier. Aan welken bouwval zou nu
uit alle ruïnen, die belangwekkend mogen
heeten, zijn aandacht iu t bijzonder gewijd
zijn De vaderlandsche gedenkteekenen zon
den het eerst in aanmerking kunnen komen,
doch als hij op een van hen, welte 't meest
op t poëtisch gestemd gemoed kan werken,
den blik liet rasten, dan gevoelde hij, hoe
het verwerken van die stof hem in botsing
zon brengen met begrippen en beginselen^
door hem hoog gedragen. Door een beschik
king van het lot gelijk men dit in de
volkstaal noemt kwam hij te Constantino-
pel tot het besluit, aan de Aja-Sophia, dat
monument der bouwkunst, Van de zesde eeuw,
zijn dichterlijke krachten te nij ien door haar.
dooi hetgeen zij etuigt van vroeger eeuwen,
en te denken geeft voor de toekomst, zou hij
zijn dichterlijke ingevingen ontvangen. Dat
meesterstuk van de bouwkunst was verrezen
onder Justicianus I, Keizer van het Oostersch-
Romeinsche Rijk, en was de stille getnige ge
weest van den val van dat Bijk, van de in
vasie, de overwinning der Turken. De Chris
telijke tempel was iu een Moskée herschapen
ziju glans was gedoofd; hij was nog slechts'
een schaduw van hetgeen hij eenmaal was.
In dezeD toestand van vernedering leefde on
der de Christenen daar ginds de overlevtrinc
voort, dat de Aja-Sophia nog eenmaal weder
van haar slaven boeien zon woiden ontdaan
uit haar schande tct nieuwe eer zon worden
gevoerd; dat, in één woord, het Kruis weder
op haar tinnen zon schitteren, voor welke dan
het licht der Halve Maan zon verbleeken.
Spr vmg aan met een hnldeaan Oefening
was hij meermalen in den boezem van dut
Genootschap opgetreden als gast, thans be
hoorde hij, na de betrekking, waarin hij tot
Oefening was gesteld (hij weid op 't gouden
leest tot eerehd beno.md) tot dien krino-
zelven. Hij had reeds aan den feestmaaltijd
het Bestuur voor de hem verleende onder
scheiding dank betnigd, doch ik wensch
zeide spr - ook aan U, mevrouwen en mijn-
beeren, de gevoelens van erkentelijkheid te
vertolken, welke mij bevielen voor de eer,
mij beschoren. Daverende toejuiching.) Ver
der zon hij van d,t .persoonlijk leil" niet
gewagen, daar hij 't oogenblik 'nog niet ge
komen achtte, dat omtrent hem biografische
Spr. deed den voorzang ons hooren van
zijn Aja-Sopbia-schepping hoe zullen wij een
mdmk geven van die .inleiding", zoo wonder
schoon, zoo stont gedacht, zoo meesterlijk in
dichtvorm gegoten P Men beseft, dat dit niet
wel mogelijk is. Een stroom van de verheven-
ste denkbeelden ging ons als het ware voorhij.
-De dichter deed de bouwvallen voor ons op-
treden als zwijgende getuigen van het verle-
den, dus ook van het mysterie des doods. Al
de heerlijkheid, welke eenmaal aan die slich
ting was verbonden geweest, waarvan zij 't
overschot te aanschouwen gaven, was verbleekt
en vergaan de tijden, waarin zij had gepraald,
met al wat zij wrochiten en vernietigden, de
den lijzen en vallen, hadden zich als golven
opgelost in deu oceaan van het eenwigede
geslachten, die binten de muien hadden ge
leefd, geleden, gestreden, gebeden, van weike
uu nog slechts brokstukken atouden, waren
verdwenen, en wij wandelden op hun graven
doch dat alles hudden de ruïnen overleefd'.
Zoo waren zij de getuigen van 't geen was
en van de macht des do ids, doch ook weder
boden des levens. Zij spraken bovenal van de
eenwige macht der schoonheid, die haar uit
drukking vond in dr kunstvormen, waarvan
nu dikwerf nog maar alleen een dor geraamte
kon worden waargenomen dueh betgeen nog
bij vele bouwvallen te bewonder, n viel, was
aangrijpend genoeg om 't gemoed te bezielen,
tu verheflen tot het hooge, deu Allerhoogste.
De steenen spraken een taal, oie klinkt door
alle eeowen heen; van de vergankelijkheid
gewagen zij, maar ook van deu Onverganke
lijke, Die blijft, als alles waukelt en valt,
Wiens heerlijkheid niet taant, als alle aad-
sc-he luister ondergaat, Die 't leven schept nit
den dood, en Die ook eiken bouwval als nieuw
gewrocht der schoonheid kan doen verrijzen.