Jtlgpeen (©oepcht. Itmtenlandsclii} ijllichten. aan zijn eenigen zoon Joost overgedaan, en was met zijne dochter Anna, die haren vader in zijn overgang tot de Katholieke Kerk gevolgd was, op den Singel boven de donkere sluis of brug gaan wonen. Zijn zoon Joost was echter geen man van zaken en was daar enboven in zijn tweeden huwelijk met eene verkwistende vrouw nietgelukkig. Dit bracht hem op een dwaalpad, en hij was ten laatste een bankroet, dat in dien tijd nog als een groote schande werd beschouwd, zeernabjj. Vondel, 70 jaren oud, reisde in 1657 nog naar Kopen hagen, en wist daar, door het storten van een «om van veertig duizend gulden, de talrijke schuldeischers zijn zoons tevreden te stellen. Deze daad bracht hem echter bijna tot den bedelstaf en, daar Joost toch niet wilde op passen, wist Vondel hem door tusschenkomst der burgemeesters van Amsterdam naar de Oost te krijgen, en verkreeg voor zich-zelven het postje van schrijver aan de bank van leening. In die betrekking zelfs schijnt zjjne muze hem niet verlaten te hebben want wij vinden van hem vermeld, dat hij de panden bij wijze van verzen in de boeken opteekende, voor welk feit hij ten laatste door toedoen van den boekhouder der bank voor de »Hee- ren" gedaagd werd. Hij werd emeritus ver klaard doch zijne jaarwedde werd hem als pensioen toegestaan. Hog zeven jaren heeft Vondel daarna in rust geleefd, terwijl hij in de poëzie verpoo- zing zocht. In 1677 legde hij de pen eerst voor goed neder en den 5en Februari 1679 is hij na zeer „devotelyck" de HH, Sacra menten ontvangen te hebben, in den ouderdom Vjn 92 jaar in den Heer overleden. Den 8en Februari 1679 werd in de Nieuwe of St. Catharina-kerk te Amsterdam, niet ver van het koor aan de zijde der damdeur, door veertien beoefenaars der scboone dichtkunst ter aarde besteld, dezen waren christelijken dichter, die terecht de Vorst der Nederland- sche dichters genoemd wordt, en die »om zijn tooveren metdeNederlandschetaal"ten dienste van stad en land, in waarheid als de roem van- Nederland mag geprezen worden. DÜITSCHLAND. De Nordd. Allgem. Ztg spreekt ten krach tigste het beweren tegen, dat Duitschland het voor eene hernieuwing der vriendschaps betrekkingen met Rusland als eene noodza kelijkheid beschouwt, dat Wischnegradsky aftrede als minister van financiën, en dat Pobedonoszen en Tolsloï ophouden met de voorstanders der revanche politiek in Frank rijk te ondersteunen. De binnenland che aangelegenheden kunnen nooit het onderwerp vormen van eene overeenkomst met Duitsch land oi Oostenrijk. Moeielijkheden op oecono- misch gebied kunnen voor bevriende staten geen aanleiding tot vijandschap geven. Zonder op de politieke vriendschapsbetrekkingen van invloed te zijn, hebben de geschillen tusschen Duitschland tn Rusland over aangelegenheden van handelspolitiek en dergelijke reeds vrij wat meer te beteekenen gehad dan thans het geval is. Het bericht, dat Bismarck Vrijdag jl. op den wensch van den Czaar met dezen een vertrouwelijk onderhoud had, dat meer dan een uur voortduurde, in verband met de om standigheid, dat de Czaar bij den gala- maaltijd op in het oogloopend hoffelijks wijze een glas wijn met Bismarck dronk, heeft te Berlijn zooveel opzien gewekt, dat dienten gevolge op de beurs eene rijzing in de koersen der Russische fondsen plaats had. Intusschen waarschuwen politieke personen voor te luchthartige opvattingen. De Kreuzzeitung zegt»Het gesprek tus schen Bismarck en den Czaar heeft daardoor eene onmiddellijke uitdrukking gevonden, dat terstond daarna Bismarck zich naar keizer Wilhelm begaf, en dat aan den Russischen gezant Scbuwalow door het verleenen der Pruisische orde van den Zwarten Adelaar eene onderscheiding werd toegekend. Het meest trekt echter de aandacht de volgende zeer sceptische uitlating van de geïnspireerde Post„Lang kan het niet uit blijven, of er moeten in Rusland sporen voor den dag komen van de gedachtenwisselingen, welke gisteren in het paleis des keizers en in de vertrekken van den keizerlijken gast hebben plaats gehad. Wij moeten herhalen, wat wij voor eenige dagen gezegd hebben, dat het gemis van eenig spoor het duidelijkste spoor zou wezen. Gaarne willen wij den langen duur van het bezoek des rijkskanseliers voor een goed voorteeken houden." FRANKRIJK. De ministerieele crisis. Frankrijk heeft weder een van die verras singen opgeleverd waarvan zijne geschiedenis zoo vol is. Jl. Zaterdag waren de tribunes in de Kamer van Afgevaardigden geheel gevuld eu de politie-wachten overal verdub beld, De bakende radicaal Clemenceau wilde het ministerie over den politieken toestand interpelleeren en hij wenschte, dat het debat over dit punt onmiddellijk zou geopend worden. De minister-president Rouvier ver klaarde echter die interpellatie niet dadelijk te kunnen aannemen, wijl de gang der con versie daardoor zou gestoord worden, eerst den 24en dezer zou hij daar voor te vinden zijn. Rouvier stelde de kabinets-kwestie. De heer Clemenceau bestreed hevig de door den minister verlangde verdaging. Hij be toogde, dat hier eene préalabele kwestie be staat, dis eerst moet worden afgedaan. Het parlement is overgeleverd aan de rechterzjjde; de administratie is in volslagen wanorde; het parket en de politie liggen met elkaar over hoop de prefect van politie wordt vervolgd op grond van feiten, die hij loochent en blijft buiten vervolging wegens gelijke feiten, di« hij bekentde minister van justitie treedt af op het oogenblik, dat juist zijn ministerie het ge- heele gouvernement vertegenwoordigt, en het er op aankomt te weten, of er nog recht in Frankrijk bestaat. Mag men zulk een toestand zoo maar laten voortduren Indien de Kamer met het ministerie denkt, dat dit maar gewone zaken zijn, waar niets aan te doen is, laat ze dan maar overgaan tot de behandeling van de begrooting; ik geloof echter, dat niemand op het oogenblik aan het budget denkt. Het ministerie zoekt tijd te winnen, maar een spreker der revolutie heeft eens gezegd: »doe dat niet, want het ongeluk heeft geen tijd". De smaadredenen, die de republiek thans dage lijks te verduren heelt, moeten nu dadelijk beantwoord worden. Daarenboven, wanneer er eens ernstige gebeurtenissan binnen- of buitenslands plaats hadden, aan welke zijde zou Frankrijk zich dan scharen Levendige toejuichingen vielen den spreker herhaaldelijk ten deel en ofschoon na hem nog een paar leden der rechterzijde spraken, die het ministerie uit vrees voor erger en in het belang der conversie wilden sparen, bleek toch de groote meerderheid, ook van de rechterzijde, tegen de verdaging der inter pellatie te zijn. De verdaging werd verworpen met 317 tegen 228 stemmen. De minder" heid bestond uit 221 republikeinen en 7 leden der rechterzijde, de meerderheid werd gevormd door 169 republikeinen en 148 monarchale11' Onmiddellijk na de stemming kondigde Rouvier aan, dat het ministerie aftreedt. De heer Clemenceau, verklaarde daarop, dat hij zij" interpellatie introk, oxdat hjj een demissio nair kabinet niet kon interpelleeren. De zit" ling werd daarop tot Maandag verdaagd. Na de zitting had er eene vergadering plaats der republikeinsche groepen, waarin tot eene algemeene partij-vergadering werd besloten. Zulk eene verandering zal echter waarschijnlijk weinig bijdragen tot opheldering van den politieken toestand, welke zoo ver ward mogelijk is. De ministers vergaderden na afloop der kamerzitting in het palais Bourbon en zouden van daar naar Grévy gaan, om hun ontslag aan te bieden. In de couloirs verdrong men zich om den heer Goblet, die verklaarde geene kabinets-opdracht te zullen aannemen. Vele afgevaardigden gelooven, dat de Freycinet aan het bewind zal worden geroepen. Door deze crisis is Grévy ten zeerste gebaat, hij kan nu met goed fatsoen vooreerst aan het roer blijven, wijl hj immers nu een nieuw kabinet moet samenstellen. Ook de heer Rouvier is er niet ontevreden over. Hij zou tot Clemenceau gezegd hebben: »Gij hebt mij een zwarenlast van de schouderen genomen". Niet te gewaagd is dan ook de veronderstelling, dat het minis terie zelf deze crisis heeft uitgelokt. Men gelooft, dat Grévy in een onderhoud met de Freycinet, heeft te verstaan gegeven, d it hij voornemens is, binnen eenigen tijd at te treden en dat, wanneer het congres bijeenkomt, Freycinet da aangewezen man is voor het Presidentschap der Republiek. De Parijsche beurs, die Zaterdag aanvanke lijk zeer vast was, liep op het bericht van den val van het ministerie weder achteruit, wijl daardoor het slagen der conversie wordt bedreigd. RUSLAND. Het Journal de St. Pétcrsbourg zegt, dat de buitengewoon vriendschappelijke traditio neels betrekkingen tusschen de beide monar chen zich weerspiegeld heeft in de ontmoe ting tusschen den Czaar en keizer Wilhelm. Het blad stelt verder in het licht de roerende zorgvuldigheid van keizer Wilhelm. Wegens de ziekte van den Duitschen kroonprins heeft men all* ceremonieel achterwege gelaten, en aan het bezoek een familie-karakter gegeven. Moge zegt het blad deze vriendschap hare weerspiegeling vinden in de betrekkin gen tusschen de beide landen Schiedam, 21 November 1887. Onze Regeering heeft de uitnoodiging aan* genomen, tot deelneming aan de tentoonstel" ling van oorlogsmateriaal, in 1888 te Brussel te honden. Da Minister van Binnenlandsche zaken heeB zijne beschikkingen van 12 Juli, 11 en Aognstus 18>7, waarbij alle havens van Sicilië alsmede de haven van Napels zijn bes»®6 verklaard, ingetrokken. Bij kon. besluit is, met ingang van 31 De< - 1887, aan J. Zaneveld, op zjju verzoek, eer V® oatslag verleend als burgemeester van M»"3' sluis, met dankbetuiging voor de longda^" door hem als burgemeester bewezen dienster- Het Nedeilandsche hoofdcomiló van h01- Roode Kruis heeft zich tot den president va® het internationale comité gewend met u In ons vorig artikel over Vondel spraken wij van den strijd tusschen Remonstranten en Arminianen we bedoelden den strijd tusschen de Remonstranten en Ocmaristen. Zoo ook waren Vondels Roskam en Har poen gericht tegen de Gomarisii: che kanselredenaars niet tegen de Arminiaansche of Kemonstrantseke leeraars, 2ooa)s wij abusief meldden.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1887 | | pagina 2