12e Jaarg.
Dinsdag 8 Januari 1889,
No, 3278,
«p tz:zr "Is"" ««-
""££7™ (H'br-XH: 2>-
S:rDin .getoi,M«d i:»«
DE encycliek:
VERSCHIJNT DAGELIJKS.
Bureau: Boterstraat, E, 39.
Exeunte jam anno."
8 h e! het chri8tel-.k levfln is; n.6t <oe te
hei met besxijpe, hoe-
tan strekken'^ZÖlrn DietS 0ntzeggenwat
NIEUWE
SCHIEOAMSCHE COURANT.
Prijs ran dit Blad:
Voor Schiedam per 3 maanden /1.50
P'P°at door geheel Nederland 2.—
0.05
Afzonderlijke Nommers
«i
Pr ij e der Advertentiën:
Van 16 regels0.60
Elke gewone regel meer0.10
Voor herhaalde' plaatsing worden billijke
overeenkomsten aangegaan.
(Vervolg.)
cehpliSamenJaf,tl'ng en de hoofdzaak van
maar 'Ta bedorw° ^den van zijn tijd,
te "^aarlegen voortdurend volgens plicht
Dit w 6ir 6n daaraan veerstand te bieden,
don ft 0r>. T .voor8eschreven door al de woor-
donr li e*'n&en' de wetten en instellingen;
door het leven en den dood van den Opper-
Ho "man ,en Voieindiger van ons geloof, Jezus
oezeer derhalve de verdorvenheid der natuur
tracht" °nS in geheel andere ri°hting
tot de Me 9 te S'eepen' hehooren wij te locpen
dezeltd gerUB' met denzelfden geest en
Vreusde Wap6nen' als HÜ Zijn kruis met
dom in ot -a Ddems van het Christen-
Yan «11 18' zooals velen doen, genoegens
I" detT tejag6D'de ^«kheden,
duchten ,e° °ing der deugd verbonden, te
de aan m Zlnnen op de zoetsteen
Z clT™16 wÜze te streelen. Wie echter
six d met TJU' hebben hun vlees ch gekrui-
(Galat. V^W^'y tn^eer,iJkheden-
Christus niet toab h gt' dat dl0genen
hebben t Jtoebehooren, welke zich niet
met versmad drag6n Van het hjden,
«treelende vermaken0 en de zinnen
dige barmhartigheid ^71°^ °Dein'
weer hopen on g de mensch
verloren had, doch JJ6 goederei1' die hij
ven ttn," v 0 n,et verwer-
treden va"' nu tracbte in de voetstappen te
dienoverennv J g eD zön zeden
geenllad g ^halve is het
hebben uitverkoren, maaT
stenen van Jezus in het eig^ uchT'
yragen. (II Cor. IV iofV^lZZ
e natuurwet-zeive, die den mensch gebiedt
Zonde °°U t HeillS Doopsel wordt de
hra uï We' 6 de geboorte wordt medege-
liem 8 J maar de bedorven en slechte
geens?' Z°nde iDgePlaDt, worden
menschel, Wegg6noniei1, Het zinnelijke in den
biede bet deugeneD, die weerstand
zich ken ™et de genade van Jezus Christus
ïac ïg biyven verzetten, geen schade
kan toebrengen, strijdt evenwel om de heer
schappij met de rede, verstoort de geheele
orde van de ziel en tracht op tirannieke wijze
den wil met zóóveel geweld van de beoefe
ning der deugd terug te houden, dat wij
zonder dagelijkschen strijd noch de ondeugd
kunnen vlieden, ncch de deugd kunnen be
oefenen. Deze hetlige vergadering belijdt en
geeft als haar oordeel te kennendat in de
gedoopten de begeerlijkheid of aandrang tot
zonde aanwezig blijft, welkedaar zij tot
beproeving gelaten is, dengenen, welke
daaraan niet toegeven, maar door de genade
van Jezus Christus krachtig weerstand
bieden, niet kan schaden immers, degene, die
wettig zal gestreden hebben, zal gekroond
worden. (Conc. 2nd. Sess. V. Can. 5.) Er
wordt in dezen strijd een graad van sterkte
verkregen, welke alleen door de uitmuntende
deugd kan bereikt worden van diegenen, welke
het in het bestrijden van de hartstochten, die
met de rede in strijd zijn, zóó ver gebracht
hebben, dat zij op aarde bijna een hemelsch
lezen schijnen te leiden.
Het is waar, dat deze hooge graad van
deugd het deel wordt van slechts weinigen;
maar aan hetgeen de wijsbegeerte der Ouden
zelve voorschreef, het bedwingen zijner be
geerlijkheid, mag niemand zich onttrekken
allerminst diegenen welke in het dagelijksch
leven aan groote verleidingen blootstaan, tenzij
men mocht meenen, dat waar het gevaar h9t
meest dreigt, minder waakzaamheid noodig is,
of dat degenen, die aan de zwaarste ziekte
lijden, het minst geneesmiddelen noodig heb
ben. De moeite nu, die men in dergelijken
Strijd op zich neemt, vindt, behalve de hemel-
sche en onsterfelijke, reeds hier groote be
looningen: allereerst omdat op die wijze de
menschelijke natuur, nadat de zinnelijkheid
tot rust is gebracht, voor het grootste ge
deelte weder in haar vorige waardigheid
hersteld wordt. De mensch toch is overeen
komstig deze wet en deze orde geschapen,
dat de geest zou heerschen over het lichaam,
en dat de begeerlijkheden door zijn verstand
en zijn rede moeten bestuurd wordenwaar
uit volgt, dat de heerlijkste en meest ver
kieselijke vrijheid bestaat in het zich niet
overgeven aan de meest verfoeilijke slavernij,
die zijner begeerlijkheden.
Bovendien valt in de menschelijke samen
leving van iemand, die niet door dezen geest
bezield is, niets te verwachten. Of zal bij
genegen zijn om zich verdienstelijk te maken
voor anderen, [die gewoon is 't geen hij
te doen of te*vermijden heeft, at te meten
naar zjjn zelfzucht? Iemand, die niet geleerd
heeft zich-zelven te oveiwinnen en alle men
schelijke zaken voor de deugd gering te achten,
kan niet grootmoedig, niet weldadig, niet barm
hartig, niet verstorven zijn. Ook wil'eD Wij
niet verzwijgen, dat door de Goddelijke Voor
zienigheid schijnt vastgesteld, dat aan de
menscbheid geen heil kan gebracht worden
dan ten koste van inspanning en smart.
Inderdaad, toen God het verdoolde mensch-
dom van schuld bevrijdde en het vergiffenis
schonk, deed Hij het onder bedinge, dat Zijn
eengeboren Zoon de hem verschuldigde en
rechtvaardige straf zou uitboeten. En ter
wijl Jezus Christus aan de goddelijke recht
vaardigheid op meer dan één wijze voldoening
bad kunnen geven, verkoos Hij echter dit te
doen met opoffering van Zijn leren door de
grootste smarten. Op die wijze heeft Hij aan
Zijn leerlingen en navolgers de wet gesteld,
welke Hij door Zijn bloed heeft bekrachtigd
dat hun leven een voortdurende strijd zou
zijn met de bedorven zeden en de ondeugden van
hun tijd. Wat heeft de Apostelen onoverwin
nelijk gemaakt, om de wereld te doordringen
van de waarheid, wat heeft ontelbare mar
telaren versterkt bij de bloedige getuigenis des
geloofs, tenzij de gezindheid des harten, om
aan deze wet zonder vrees te gehoorzamen
Al degenen die zich toelegden op een chris
telijk leven en op de beoefening der deugd,
hebben dienzeltden weg ge volgdderhalve be-
hooren ook wij geen anderen in te slaan,
indien ons het heil van ons-zelven en van
het algemeen ter harte gaat. Terwijl de ge
notzucht alom heerschende is, behoort iedereen
derhalve op mannelijke wijze de aanlokselen der
zinnelijkheid vanzich verwijderdte houdtn; en
terwijl bij het genot van geld en rijkdommen een
zoo onbeschaamd vertoon wordt gemaakt,
heeft de geest zich verre té houden van de
schittererde aanlokselen der rijkdommen, opdat
hij niet door het najagen van die zoogenaamde
goederen, welke hem toch niet kunnen ver
zadigen en weldra weder verloren worden,
een eeuwigen schat verlieze in den hemel.
Eindelijk 'ook nog is te bejammeren, dat de
dwalingen en de verderfelijke voorbeelden
reeds dermate hun noodlottigen invloed tot
verweeking der gemoederen'deden gelden, dat
zeer velen zich den naam van Christen^en
het Christelijk leven schamenhetgeen hot
gevolg is óf van diepe verdorvenheid óf wel
van de meest onverschillige traagheid.
Beiden zijn afschuwelijk, beiden behoorea
tot het grootste kwaad, dat den menseh
overkomen kan. Welk geluk toch zou den
mensch overblijven, of waarop zou hij nog
kunnen hopen, indien hij ophield te roemen