ie
r,^k.r,d.a°-t-
bijvoegsel
Ingezwita.
behoorende bij de
van 14 en 15 APRIL 1889.
medehelpers en bliksemafleider en Men bleef
de baas.
Kerknieuw s.
Daar hoor ik L u c i f e r, en zie liem, die den nacht
V?n 'sHemels aangezicht verdrijven kan em jagen
"aar hij verschijnt, begint het heerlijk op te dagen.
(Vondel's Lucifer.)
II y a des accommodements avec Ie ciel.
P. J. VAN DIJK VAN MATENESSE.
pe Sckiebodedat waardig orgaan voor
t chiedam en Omstreken, beeft eenmaal in een
«er nummers de pen van Verita wel ver
deden genoemd. Na is hut waar, achter dat
«Welversneden" stond een maar dat doet aan
zaak zelve niet af, Verita (waarom geen
eritas? dat allicht een beter pseudoniem
as vcor iemand die gewoon bleek te zijn
air waarheid de dingen bij den naam te
Roemen) beeft zijn pen gebruikt om licht te
'engen in een zaak waar duisternis heersehte
'dor bijna allen, en verdient daarvoor dank.
1 nu allen hem dankbaar zijn Aan die
chitbode zon men het niet zeggeD, immers,
a* zoogenaamde anti-revolntionaire blaadje,
a'i naar de openbare meening wil, echter
biet anders is als het lijforgaan van een liberaal
kemphaantje, dat kiesvergadaringen afloopt en
au ris£ j9 fgUf i( monde", zelfs van zijne
r»rUjgeuootan, dat blaadje, dat nota bene poli
tieke beschouwingen ten beste geeft, die kant
noch wal raken niet alleen, maar die beschou
wingen bovendien kleedt in een taal, die een
atne de ia halle eer zon aandoen, dat blaadje
ik, kearde het al, dat Sohiedamsohe mis-
standen werden onder het oog gebracht van
aQze autoriteiten, op eene wijze zooals voor
deze nog niet geeohiedde. Of Vei ita zich aan
ie afkeoring gestoord heeft, weet ik niet;
at hij echter, jammer genoeg, niets meer van
l®h doet hooren is een feit; maar daar nu
ea gomeente ah de onze niet zonder geschied-
Schrijver kan zijn en blijven, zal ik trachten
'Ho plaats in te nemen, in de hoop dat ik hier
a mogen zijn wat Belzebnl van Luciier zegt
lichtdrager.
En licht is er hier waarlijk wel noodig, al
are het alleen maar aan den Singel, waar
eer gelegenheden bestaan om met gebroken
men en beenen te huis te komen, dan men
an eene wandeling langs den openbaren weg
ao* re°Et ban eiscben.
a Merita kan rustig zijn, keurt de Schic-
Ook 't'1 n ^"schrijf af, de heer Strooplikker, die
hedpn* t«e« W&usde 0Ver Sehiedamsebe fraai-
te hebben om jU18t dezelfde reden
hengen. Hij t00h de vriendjes te ver-
misvatting van m„ ver miskenning en
de Bevolgtrekkincr waarult men waarlijk
likker zich Z*^^ken, dat die Streop-
°P het standpunt 11 knnnen verheffen
Schrijver die h echten geschied-
moet ziS. V™ l0f en blaam verheven
aan een ^stekend middel
misvatting, lk raad ham a^e°nlDg als V001
een fabel te Vertellen Men laat daTnamen
achterwege, men behoeft dan niet te .„«ken
van geacht gemeentebestuur een algemeen-
beid, waaraan toch niemand die heldere hur-
sens heeft, gelooft men kan dan zoo neu
traal zjjn als men wil.
Om nu Strooplikker te leeren, hoe hij het
in het vervolg moet aanleggen, zal ik hem
een sprookje voor vertellen. Tot recht begrip
van oe zaak moet ik twee gegevens noemen,
te weten: „Men" het waarachtig belang
eener Gemeente, en „men" iets anders. Na
kan ik gian vertellen
^oór 150 jaren was er in eene Gemeente
v#n een zeker Land een burgervader die alge-
^OctobaPifgg' °^e(d GcmeenteraadBverBlag d. d.
meen geacht en bemind was. Na jaren lange
regeering overleed die burgervader, en trad
in zijne plaats een andere man, aan hem ge
parenteerd. Die man is onze Men. Toen Men
aan de regeering kwam, leefden de burgers
rustig met el kaar, dank zij deD tact en de ver
draagzaamheid, welke hot bestnnr van den
overledene had gekenmerkt. De Gemeenttfioan-
oiëa verkeerden in goeden doen en de Raads
leden durfden hnnne meening rondweg uit
spreken. Men kwam en het was uit. Men
had achter de toonbank tegenover zijne
clientèle, honldzakelijk nit schooljongens be
staande, eenige aatoriteit opgedaan en Men
had blijkbaar zich voorgenomen die autoriteit
ook te doen gelden tegenover de man gewor
den jongens, en eerlijk moet gezegd worden, dat
Men de knust uitstekend verstond om de lni
te dresseeren. Nu en dan was er een die het
waagde Men tegen te spreken; nn en dan werd
er een gevonden, die Men desnoods de waar
heid durfde zeggen, maai Men had de hnid
van een olifantMen voelde niets. Men was
en bleef bar. Men had de gelukkige gave om
te juister tijd iets te vergeten, waardoor de
zaken in een gansch ander lieht werden ge
steld, zoodat de overgroote meerderheid van
Men's medebestuurders eenvoudig in den nek
werden gezien. Men was brutaal en een
landrekel. Men dempte anderman's slooten
Men loog de lui wat voorMen beloofde,
met het vaste voornemen die belofte niet na
te komen, en het moet ge»egd worden Men
beschikte over een niet alledaagsobe slnwheid,
waardoor het hem mogelijk was, de massa
jaren lang zand in de oogen te strooien. De
vrienden van Men, natuurlijk niet al te
leep, anders zonden zij het gemerkt hebben
waren in de handen van Men niet veel anders
als domme machines, die op bevel jaen amen
zeidenja zelfs waren er onder die snuiters
gevonden, die te gelegener tijd Men te hulp
kwamen, wanneer een niet al te gedwee vol
geling hot al te lastig maakte. Er waren er,
die deze helpers uitscholden voor veiligheids
klep, maar dit waren natuurlijk laffa betwe
ters, die steeds spijkers op laag water zoch
ten.
Het ging Men een tijd voor den wind. In
het land der blinden is Éénoog Koning. Op
een goeden dag echter springt Men uit den
band. Het betrof het dempen eener sloot.
Eene zeer talrijk vertegenwoordigde gods
dienstige gemeente sticht op een stuk weiland
een kerk. Men is kosmopoliet op het gebied
van gelooven. Men staat te hoog voor dat
soort van zaken, maar toch en dit is juist
het vreemde laag genoeg om een inge-
kankerden wrevel te hebben aan al watanders
gelooft dan Men, wanneer hij aan dergelijke
dingen iets deed, zou gelooven. Weilanden zijn
in den regel van den openbaren weg gescheiden
door sloten en dit was ook hier het geval.
Ten einde het gestichte kerkgebouw gemakkelijk
bereikbaar te maken, en ook om het geheel
een fraaier aanzien te geven, besloot men
Zetter, denk om de kleine m aan Men het
verzoek te richten die sloot te mogen dempen.
Naast bet terrein door de kerk ingenomen,
bevond zioh een boerderij, eveneens door de
zelfde sloot van den weg gescöeiden. De
eigenaar dier boerderij behoordejot de Gemeente
waaraan de kerk behoorde, ja meer nog, hij
had zitting in het Bestuur dier kerk. Men
had met leede oogen het bonwen dier kerk
aangezien, maar Men was voorzichtig; Men
liep met zijno gevoelens niet te koop. Kwam
Men een der dienaren dier godsdienstige
Gemeente tegen, dan was Men precies ais
Judas IscariootMen groette beleefd. Tegen
over den boer kon Men een andere rol spelen.
Men begon met allerlei vreemde eischen te
etellen. Men begon onderhandelingen, maar
liet ze steken. Men loog aan zijne medebe
stuurders allerlei dingen voor, die kant nog
wal raakten, maar die voor goede mnnt werden
aangenomen. Een tijd lang ging dit zeer goed.
Men was, ondanks herhaalde terechtzettingen,
brutaal, en Men had te goede dressuur
onder zijne vriendjes, dan dat niet een ieder
die iets durfde tegentespreken, zoude worden
doodgezwegen. De £aak kwam geen stap verder
en de sloot bleef ongedempt, ja erger nog,
de boer die niet verkoos naar Men's Oemoddeide
pijpen te dansen, kreeg eenvoudig de schuld,
bij was onhandelbaar. Men brutaliseerde die me
debestuurders, die voor hunne meening durfde
uitkomen, dat hier de schuld uitsluitend aan
Men lagmaar Men wa3 sterk, dank zij zjjne
Daar op een goeden keer er waren toen
ook al conranten verschijnt een onbekende
met een artikel, waarin Men op ongezouten
manier de waarheid wordt gezegd. De inzender
was blijkbaar niet bevreesd voor Men; bij
bleek uitstekend op de hoogte te zijn; durfde
Men's medebestunrdera den mantel uitvegen
en had zelfs den moed Men's voornaamste
bliksemafleider aardig af te takelen. Men was
ziedend; dat was nog nimmer gebeurd, dat
men zijn gezag dnrfde aantasten, dat men
in zijne gemeente da waarheid zoo nakend
dnrfde vertellen, en wat voor Men nog het
ergste was, als wijle Oesar moest hij ten slotte
ook uitroepen»Ook gij Brutus", toen hij zag
dat de heebtsta steunpilaren van zijn gezag
hem ontvielen, dat zijn meest slaafsche volgers
het ach en wee uitriepen over zijne politiek.
Er brak voor Men een zeer benauwde tijd
aau. Blijkbaar was Men onder den indruk
van dien onbekenden sehrjjver, want hij was
geagiteerd en had zijne gewone brutale zelf-
beheersching verloren. Toch bleef Men po
litiek. Toen hij zag dat alles verloren was
en hij met koning Frans I niet eens meer
kon zeggen gsauf Vhonneurtoen koos hij
eieren voor zjjn gelden schreeuwde het hardst
van fallen: »Er moet een einde aan komen."
En zjjne medebestuurders die begrepen dat
zij sedert lang een misselijk fignnr hadden
gemaakt, waren buitengewoon in hun nopjes.
Men bad in overleg met zijn teehnischen be
ambte allerlei grootsche plannen ontworpen,
die in onmiddellijk verband stonden met de
demping der bewuste sloot. Men moest
daarvoor eene groote aanbesteding laten bon
den. Wanneer nn onze boer maar toegaf,
dan zon het aan Men niet leggen. Onze
eigenaar van boerderij en sloot gaf toeen
dank zij deze concessie kon Men zijn gang
gaan. Flnks werden het noodige besteed,
opdat ter kwader ure geen spaak in het wiel
zonde kunnen worden gestoken, fluks werd
met het werk aangevangen en de Gemeente
juichte en jubelde, want men zag in de
naaste toekomst de kerkstinkuloot reeds ge
dempt en den toestand afdoend verbeterd.
De Gemeente juichte en jubelde, maar bet
zou haar opbreken.
In den raad der Gemeente was wel besloten en
ook gezegd dat alles in orde was, maar Men was
er ooknog. Men wildedie sloot niet gedempt zien,
en laat mij er u bijvoegen, zij werd niet ge
dempt ook. Alles was gereed, sleohts de
notarieels overname moest nog plaats hebben.
Men wist dat wanneer hjj grond overnam
voor de Gemeente, daarop het servituut zoude
rasten van op dien grond nitslaande deuren.
Men wist datmaar Men wilde het niet
weten, en Men gaf voor dat het servituut op
dien grond eerst daarop kwam, nadat die
grond het eigendom der gemeente was geworden.
Onze boer was niet gek genoeg zich der
galg ke praatjes te laten aanleunen, en hij ver
koos evenmin zich eene belasting te doen op
leggen in de gedaante eener »tot wederopzeg-
gings toe" verleende vergunning, die natuurlijk
wel spoedig zou worden ingetrokken.
Men trok van dete wetenschap partij, Men
wierp de Bcbnld op den boer, en de boer zweeg
en ging zijns weegs, en lachte om Men,
omdat hij wist, dat al wat wel dacht in de
Gemeente op zijn band was.
En de sloot bleef ongedempt en is het ten
huidigen dage nog!
En nn, Strooplikkertje, nu heb ik het u voor
gedaan. Ik geloof, dat het verhaal dat gij
doe van die sloot in Schiedam, zoo wat gelijkt
op de fabel van Men en onzen boer.
Doe nu nw voordeel met mijn verteltrant.
Welliobt zal n dau later blijken, dat de waar
heid, wanneer gij ze maar verhaalt op bedekte
wjjze, dikwijls nog herbergen vindt.
Luoifeb.
Schiedam, 12. 4. 1889.
Retraiten in het Missiehuis te Steyl.
Deze zijn voor het jaar 1889 bepaald als
volgt
Voor onderwijzers van 2826 April. Be
gin Dinsdag na Pasehen (3 nur middagmaal)
einde Vrijdag omtrent 10 unr.
Voor mannen en jongelingen van 14—1<