In vrije uren. FEUILLnON. BINNENLAND. lijke bladzijden over bescherming en vrij handel. Het dient te worden opgeteekend naast dat andere, hetwelk de Regeering in 1886 aan de graanbouwers in Groningen en Lim burg gaf: Wel mag er op gewezen worden dat de tegenwoordige lage marktprijzen zich niet zullen kunnen staande houden, zoodat mag worden aangenomen, dat de toestand langzamerhand zal verbeteren. Hoe nu? Men gebruikt de woorden kommer en vrees, waar sprake is van iets, dat ons de theoretici als een zegen voorhouden, den over stelpenden invoer van uitheemsche produc ten, en men acht dat de toestand zal ver beteren zoodra de marktprijzen zich zullen verheffen Maar bemerkt de vrijhandelaar dan niet dat hij, waar hij een oogenblik de theorie ver geet en het gezond verstand laat spreken, protectionistisch wordt Men koestert vrees, en te recht, voor een mededinging, die een tak van ons volksbe staan zou ten gronde kunnen richten, Aan een anderen tak, die reeds schrikbarend kwijnt, wenscht men van harte prijsverhoo- ging toe. Men erkent als ware 't, dat het algemeen belang er door gebaat zou zijn. Toch doet men geen stap, om langs wettelij- ken weg de belangen van de betrokken nij verheidstakken, en zoodoende die van het algemeen, te bevorderen. Laat de uitheemsche mededinging uit zich zdf achterwege blijven, laat de prijsverhoo- ging het gevolg zijn van andere oorzaken dan maatregelen van bescherming, menjuicbt het toe. De zware slag wordt niet gevoeld, de verbruiker niet beklaagd. Men is tevreden en dankbaar, dat het den voortbrenger goed gaat, en instinctmatig gevoelt men dat de geregelde gang van het ruilverkeer en de wel vaart verzekerd zijn. Nauwelijks echter tracht men door bescher ming den voortbrenger datgene te verleenen waaraan hij zoo groote behoefte heeft, wat men hem in werkelijkheid toewenscht en beschouwt te zijn een «verbetering" van den algerneenen toestand, of de verbruiker treedt op den voorgrond, men denkt slechts aan hen en weet van den voortbrenger niets anders te vertellen dan dat het zeertwijfel- 22) VIII. Pieter's trou w. Pieter de Kroeskop groette den inspecteur en begaf zich aan zijne dagelijksche bezig heden; maar zijn geest was te veel vervuld van hetgeen dien dag geschieden moest, dat hij met zijnen gewonen ijver zijne zaakjes verrichten kon. Als het uur verstreken is verschijnt hij weder op het bureau van den inspecteur, die hem reeds wachtende is. »Ik zie met genoegen, zegt de inspecteur, dat ge nog altijd dezelfde man van de klok zijt. Maar laten we onzen tijd niet verpraten. Die kreupele Bet heb ik achterhaaldten minste, ik weet nu waar zij woont. Zij houdt er een mangel op na en ik heb haren naam opgeschreven, om eens spoedig uit te visschen, wat zij zoo al meer voor den kost uitvoert. Maar ik vindt het beter, om haar voorloopig buiten alles te houden. Zulke wijven krijgen dikwijls op het laatste oogenblik nog spijt, dat zij een of andere schelmerij belet heb ben en zijn dan in staat, om ons geheel werk te laten mislukken. Nu echter moet gij eens aandachtig luisteren, want het zal voor van daag de laatste maal zijn, dat gij mij hier spreken kunt. Gij doet verder dezen middag uw gewoon werk, juist alsof er niets aan de hand is. Ik heb gezien, dat achter in den tuin van mijnheer Rijkaard een deurtje achtig is, of hij wel door verhoogingdei prij zen zal gebaat worden. In waarheid, de anti-protectionisten zou den wel doen, in het vervolg geen ander argument meer te gebruiken dan ditwij bestrijden alle maatregelen van bescherming omdathet maatregelen van bescherming zijn. En wat meer bijzonder de heeren veehou ders van Rotterdam, Schiedam en omstreken betreft, dezen zullen, met hun voortreffelijke leus «gelijk recht voor allen" gebezigdinden zin van «bescherming voor niemand", ver plicht zijn het zwijgen te bewaren, indien onverhoopt hun schoone tak van bedrijf aan een zeltde doodende concurrentie mocht bloot gesteld worden als waaronder de Nederland- sche graanbouw thans gebukt gaat. Of, wil len zij nog ooit hun stem doen vernemen, het zal moeten zijn om afschaffing te vragen van de rechten, die hun eigen producten beschermen. Armand Diepen. Tilburg, 6 Februari 1890. Volgens de berekening van haar geestverwant mr. M Mees zat die groote slag (waarop de afdeeliug Rotter- d in, Schiedam en Omstreken der Holl. Maatsch. van Landbouw in haar adres tegen het voorstel-Bahlmann doelt Red. N. Sch. Cl.) bestaan in een vermeerde ring van uitgaven van hoogstens 60 cent per jaar en per rund. Eu bovendien, volgens de theorie der vrij- hat delaars, dat.de pachten verl agd of verhoogd worden met het volle bedrag waarmede de winst van de land bouwer af- of toeneemt, kan deze »slag" immers geen ander dan den landeigenaar treffen. (Zie bet opstel des heeren M Mees, EconomistDecember 1889, en mijn antwoord in dit blad van 23 Januari.) Schiedam, 20 Februari 1890. Bij kon. besluit zijn benoemd in de orde van den Nederl. Leeuw tot ridder-grootkruis de beer S. J. P. Kruger, president der Zuid- Afrikaansche republiektot kommandeur minister baron /E. Mackay,jhr J. W. M. Scho- rer, Commissaris des Konings in Noord-Hol land, jhr mr F. P. Van der Hoeven, Z. Ms. buiteng. gezant en gevolmachtigd minister te Berlijn en de gepens. vice-admiraal F. A. A. Gregory. De Tweede Kamer zal, na de hervatting van hare werkzaamheden, eerst in de afdeelingen onderzoeken eenige belangrijke wetsontwer- is in de omheining, die in het steegje uit komt. Als de klok dezen avond negen uur slaat, laat gij mij door dit deurtje binnen. Dan zal ik je verder wel zeggen, wat wij doen zullen. Onthoud nu goed, dat gij niets bijzonders meer behoeft te beschikken. Gij spreekt met niemand over de zaakalleen aan juffrouw Marie zult ge in den vóóravond eenige verklaringen geven, waarom gij dezen nacht het nsodig vindt om het huis te be waken. Zorg vooral, dat de dienstboden in het minst geen argwaan opvatten. Laat het aan mij over, om haar de noodige inlichtingen te geven. Ik geloof, dat ik u nu alles gezegd heb. Wat wilt gij mij nu nog vragen?" «Komt gij dezen avond alleen, of brengt gjj nog hulp mede?" «Ik kom alleenwij zullen met ons beiden dit zaakje gemakkelijk kunnen klaren. Van ouds ken ik je als een moedigen kerel, wanneer het er op aankomt. Overigens zal ik zorgen, dat twee flinke agenten den nacht dienst vervullen in de wijk van mijnheer Rijkaard, om op alles voorbereid te zijn." «Mag ik u, inspecteur, nog eene opmer king maken?" vraagt Pieter. «Gerust, kerel, gerust. In mijn ambt zal ik nooit te oud zijn, om nog iets te leeren." «Ik zie dat gij deze zaak zoo geheim mogelijk wilt behandelen. Ik denk zoo bij mij-zelven, dat het vrij wat eenvoudiger zou zijn, wanneer ik met een paar moedige mannen van nacht de wacht hield in huis. Ik vrees, dat gij mij niet goed begrepen hebt. Toen ik straks bij u kwam, had ik geen andere bedoeling, dan om uw raad in te winnen. Vergeet niet, dat niemand van de pen, waaronder die betreffende de invoerrech ten, de kanaalreehten en de overeenkomst met de spoorwegmaatschappijen. Bij de wijziging in het Ministerie is het tijdelijk voorzitterschap van den ministerraad, tot dusver waargenomen door den minister van Binnenlandsche Zaken baron Mackay, al thans voorloopig overgegaan in handen van den minister van Buitenlandsche Zaken, jhr Hartsen, die als zoodanig derhalve hoofd van het Kabinet is geworden. Heden-middag stond het water aan de Buitensluis alhier 1.07 M. onder AP. Volgens de Frankf. Zeitung is de heer Herkerath, chef van het tariefwezen voor het goederenvervoer bij de Ned. Rijnspoor weg-Maatschappij, naar Berlijn gezonden, ter voorbereiding van een conferentie over de verlaging der vrachten op de Nederland- sche en Duitsche spoorwegen, in verband met het voornemen om de Duitsche stoom- booten naar Oost-Afrika te Rotterdam te doen aanleggen. Hebben wij voor eenige dagen kunnen melden, dat de Kamer van koophandel te Dusseldorp aan den Duitschen rijkskanselier het verzoek had gericht, Rotterdam alsaari- leghaven voor de nieuwe Duitsche stoom vaartlijn op Oost-Afrika te kiezen, thans kunnen wij berichten, dat ook de Kamer van koophandel te Mainz besloten heeft aan de Hessische regeeririg voor te stellen de be doelde Oost-Afrikaansche stoombooten, in het belang van den Rij nlandschen handel, te Rot terdam te doen aanleggen. (IV. R. Ct.) Uit Paramaribo wordt aan de N. R. Ct. geschreven, dat als protest tegen het klaag schrift der kiezersbevolking in Suriname een adres aan den Koning wordt geteekend door de «lagere bevolking", negers, Chineezen enz. De N. Rolt. Ct. maakt deze adressanten reeds bij voorbaat verdacht en zegt o. a. dat de Moravische broeders zich druk met deze nieuwe protest-beweging inlaten. (C.) Omtrent het beweerde oproer aan boord van het schroefstoomschip Tromp was, naar familie Rijkaard mij last gegeven heeft, om bij de politie aangifte te doen van eene ver moedelijke inbraak. Wat ik zeide, heb ik niet zoozeer gezegd aan den inspecteur van Bal, maar veeleer aan den ouden kameraad van Bal, met wien ik in lndië drie jaren lang goed genoeg heb omgegaan, om nu vertrou welijk zijn raad te durven inwinnen." «Ik heb uwe woorden ook volstrekt niet anders begrepen, antwoordt de inspecteur met een glimlach; nogmaals zeg ik u mijnen dank, dat gij mij dit zaakje in handen hebt gegeven. Een ieder die lust heeft in zijn vak wil iets uitvoeren. Mijn vak is het schelmen en boeven te vangen en hoe meer ik er vangen kan, hoe liever. Ook al zag ik er geen middel in, om in mijne betrekking vooruit te komen, dan zou ik niets liever doen. Ik hoop op een gelukkigen nacht, en als ik het van nacht treffen kon, dat ik de kerels greep, terwijl zij de brandkast uit het huis sleepten, dan zou ik mij-zelven met dat buitenkansje gelukwenschen. Daarenboven het is voor de maatschappij noodzakelijk, dat nachtelijke inbrekers gevat en onschadelijk gemaakt wordenmijn ambt legt mij de verplichting op, om met al mijne krachten hiertoe mede te werken. Indien de familie Rijkaard eene aangifte gedaan had, dan zou deze zaak een geheel anderen loop gehad hebbenik zelf zou dan niet zoo zelfstandig kunnen handelen, als ik thans handelen kan, nu een oud vriend mijne hulp is komen inroepen. Stel u dus gerust, Pieter, en wees over niets bekommerd. Ik zal uwe hulp dezen nacht even goed noodig hebben, als gij de mijne. Wij helpen dus elkander en van-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1890 | | pagina 2