In vrijs uren. FEU ILLETON. internunciatuur bij hoogstderzelver hof, be noemd tot ridder in de orde van den Neder- landschen Leeuw. Aan het commissariaat van politie zijn als op straat gevonden aangebrachteen bont schort, een zwarte fantaisie-armband, een doosje met een R.-k. kerkboek, een muilkorf, een zak met pakjes tabak, een portemonnaie met f 0.15, een beursje met een dubbeltje, een vaarboom, een koperen bandje met 2 bellen van een paardentuig en een sleutel. Het Dagbl. van Z.-H. verneemt dat een der eerste werkzaamheden van de Tweede Kamer in openbare zitting zal zijnde be handeling van de wetsontwerpen tot regeling der pensioenen van burgerlijke ambtenaren en van hun weduwen en weezen, enz. De Kamers van Koophandel te Dusseldorp en te Mainz hebben zich tot den Duitschen Rijkskanselier gewend met het verzoek, om Rotterdam als aanleghaven te kiezen voor de nieuwe Duitsche stoomvaartlijn op Oost- Afrika. Ter eere van 'sKonings verjaardag hield onze gezant te Parijs, jhr. De Stuers een receptie, welke door een groot aantal der te Parijs gevestigde Nederlanders werd bijge woond. Graaf De Villers, secretaris voor Luxemburg, is nagenoeg hersteld van zijn ziekte. Omtrent den feestmaaltijd, gisteren ten pa- leize op Het Loo door Z. M. den Koning ge geven ter gelegenheid van Hdz. 73n ge boortedag, ontleenen wij het volgende aan de N. R. Ct. Er waren een 45-tal genoodigden aan wezig. Door Zijne Majesteit werden persoon lijk ontvangen behalve de deken van het corps diplomatique en de voorzitter van den ministerraad, de minister van buitenl. zaken, die de gezanten der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, België, Groot-Britannië, Oostenrijk—Hongarije, Spanje en Japan aan Z. M. heeft voorgesteld. De Koning, ge kleed als admiraal, klein uniform, was hij deze ontvangst buitengewoon spraakzaam en opgewekt en zijn geheele voorkomen ge- 23) VIII. Pieter's trou w. In het huis van mijnheer Jan Rijkaard ging dien namiddag alles zijn gewonen gang. De dienstboden hadden het dien dag vrij «til in huis; mijnheer en mevrouw waren vertrokken. Juffrouw Marie zat aan het ziek bed van het ongelukkige Leentje en Pieter, de huisknecht, deed wel zijn best, om vroo- lijk en opgeruimd te zijn, maar was toch onrustiger dan anders; wat in de keuken toegeschreven werd aan de leegte in huis. Het werd vijf, het werd zes uren en nog was juffrouw Marie niet wedergekeerd. Toen zij dien middag vertrok, had zij wel gezegd, dat men wel zien zou, wanneer zij weder kwam, maar zoolang, als nu, bleef zij toch nimmer van huis. De dienstboden begonnen ongerust te worden en spoedig kwamen zij tot besluit, dat Pieter naar vrouw Hesser zou gaan, om te zien of de Juffrouw daar nog wel was. De klok sloeg zeven uur, toen Pieter aan klopte aan de deur der kamer, waar het ongelukkige Leentje nog immer bewustloos nederlag. Juffrouw Marie had juist alle maat- tuigde van Zijnen welstand. Toch zou de deelneming aan het feesmaal en de ontvangst van alle genoodigden Z. M. te zeer vermoeid hebben. Nadat de overige genoodigden door de grootmeesteresse van het Hof, mevrouw Hartsen, waren ontvangen, trad H. M. de Koningin, die een rose zijden kleed droeg en de diamanten kroon op het hoofd, met H. K. 11. prinses Wilhelmina binnen, om de gasten allerminzaamst te begroeten en toe te spreken. Prinses Wilhelmina ging daarop haren daorluchtigen Vader tegemoet die, de feestzaal binnengetreden met Hdz. dochter aan de hand, alle genoodigden begroette en daarna de zaal weder verliet. Voor het midden van den rijk vesierden feestdisch, die in de groote galarij was aange richt, was H. M. de Koningin gezeten. Aan hare rechterzijde zat graaf R. J. Schimmel- pennink, aan hare linker- de vice-admiraal jhr. Van Capellen tegenoverH. M. de gezant van België als de oudste der genoodigde diplomaten. Voorts behalve de grootmees teressen en hofdames, de groot-oflicieren der Kroon, de voorzitters der beide Kamers, de vreemde gezanten, de ministers en de adju danten van dienst. Aan het feestmaal heerschte een bijzonder opgewekte toon. Ook na afloop er van on derhield H. M. zich met alle genoodigden, steeds trouw het Prinsesje aan hare zijde, dat aan ieder vriendelijk de hand reikte en door de meesten vrij werd toegesproken.De corridor van het paleis was rijk versierd met bloemen, voor de gasten zeker een vriende lijk symbool van dezen voor vorst en volk heugelijken feestdag van 19 Februari. Blijkens hun preadvies in zake de water- verversching, wenscht de meerderheid van het college aan Burgemeester en Wethou ders van Den Haag spuiing én voortzetting van de waarnemingen, gedurende liet bad seizoen met beveiliging van de belangender badplaats. De minderheid wenscht nader on derzoek omtrent het vraagstuk en behoudens epidemische ziekte geen zomerspuiing. De heeren Clifford en Steers hebben in zake hunne concessie-aanvraag voor de haven te Scheveningen dezer dagen een nieuw plan aan B. en W. ingediend, dat thans een na- regelen genomen, die zij noodig oordeelde, om dien nacht Leentje te laten bewaken. Buurvrouw Kee zou de plaats van jut Marie in nemen en in de uren van den nacht stipt vol brengen, alles wat de geneesheer voorge schreven had. Bij het binnenkomen van Pieter lachte Marie haren huisknecht vriendelijk toe, ter wijl zij op zacliten toon zeideGij zijt zeker over mij ongerust geworden. Het is later geworden, dan ik wel dacht. Maar wees gerust, ik ga aanstonds met u mede." Marie Rijkaard kleedt zich aan en wijst met een droevig gebaar op de bedstede. Met een zekeren angstigen schroom nadert Pieter de bedstede en na de ongelukkige vrouw een oogenblik gezien te hebben, valt hij neder op zijne knieën en bidt vurig voor haar. Als juffrouw Mai'ie gereed is, om de arme zieke te verlaten, staat Pieter op en volgt haar, op eenige passen afstands haar achter nakomend, naar huis terug. Terwijl Pieter intusschen afwezig is, wordt er aan het huis van mijnheer Jan Rijkaard gescheld. Het meisje, dat de deur wel een weinig vreesachtig opent, ziet op de stoep een man, die aanstonds de deur binnenstapt en vriendelijk vraagt, of hij hier te recht is bij mijnheer Rijkaard. Op het bevestigend antwoord overhandigt deze man het meisje eene groote doos met het verzoek, om deze bouquet aan mejuffrouw Marie overtegeven. der onderwerp van gedachtenwisseling bij het Dagelijksch Bestuur van 's-Hage uitmaakt. De heer H. J. Bool, oud-directeur van financiën in Nederlandsch-Indië, lid dei- Tweede Kamer van de Staten-Generaal, wet houder van Leiden, is ernstig ongesteld. Omtrent den brand van den Stadsschouw burg op het Leidsche plein te Amsterdam verneemt men, dat den vorigenavond inden Schouwburg was opgevoerd De terugkomst van den Koloniaal. Aan het slot kwam er in het stuk een apothésse voor, die met behulp van de gewone brandbare draden werd ont stoken ook werd er Bengaalsch vuur gebruikt. Als altijd was daarbij echter de brandwacht aanwezig. In hoever dit echter in verband staat met den brand is niet te zeggen. De opstal van den Schouwburg was niet verzekerd. Van gemeentewege waren tooneel- decoratief, ameublement, bibliotheek enz. voor f120.000 verzekerd, meest bij Nederlandsche maatschappijen. Voor het personeel is de brand mede een ramp de geheele garderobe der artisten is verbrandde gasfitter, een man die zijne spaarpenningen, omstreeks f 5000, thuis niet veilig achtend, ze in den Schouwburg had opgeborgen, is van zijn kapitaaltje beroofd en was radeloos. Niet de brandkast werd gered, maar de kas, en wel door den gérant, den heer Stumpff-zelf, die zich door een raam toegang tot de directiekamer wist te ver schaffen. Gisteren-middag is men, teneinde onge lukken door het omstorten der muren te voorkomen, van gemeentewege begonnen met het opslaan van een houten schutting, die het gansche front omspant. Het spuiten duurde tot laat in den avond nog voort, daar elk oogen blik weder vuur aan de kroonlijst en ook in het inwendige van het gebouw zichtbaar werd. De brandweer had bij de tamelijk vinnige koude, die den wakkeren brandwachts de kleeren aan liet lijf deed bevriezen, een bijzonder zware taak. Er is echter maar één roep over de wijze waarop zij onder leiding van haren kommandant, den heer Van Mook, gewerkt heeft. De redactie van de Standaard verklaart zich bereid bijdragen in ontvangst te nemen als het meisje zoo goed wilde zijn hem de doos, waarin hij de bouquet heeft overge bracht, terugtegeven, dan zou hij even hier wachten blijven. Zonder eenigen argwaan te koesteren neemt het meisje de doos met de kunstbloemen uit de handen van den man aan en gaat er de lange gang mede in, naar de keuken, om aan haar kameraad lachend mede te deelen, dat juffrouw Marie haar bruidsbouquet heeft ontvangen. Er verloopt van zelfs eenige tijd, alvorens de bloemen door de meisjes in keuken bewon derd zijn geworden. »Gij moet, zegt de keukenmeid tot het meisje, die de deur ge opend heeft, toch eens vragen, van wien die mooie bloemen komen Zeg maar, dat de Juffrouw ze anders niet aannemen wil." Intusschen heeft de man aan de deur be hoedzaam een anderen man binnengelaten. Snel opent deze andere man de kamer, die mijnheer Rijkaard zijn kantoor noemt en waarin de brandkast staat, die Jean Bariels wenscht, dat dezen nacht de zijne wezen zal. Hij treedt het kantoor van mijnheer Rijkaard haastig binnen, sluit onhoorbaar de deur achter zich dicht en verbergt zich in eene kast, die mijnheer Rijkaard gewoon is voor kleerkast te gebruiken. Dit alles heeft hij binnen enkele minuten volbracht en de man in de gang wacht verder geduldig het meisje af, dat hem de ledige doos zal terug geven. Op de vraag van het meisje, wie deze bloemen gezonden heeft, weet de man geen an-

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1890 | | pagina 2