M Nummer Meurt een Bitwise!. 14e Jaarg. Zondag 28 en Maandag 29 Juni 1891. No. 4018. VERSCHIJNT DAGELIJKS. 'Ucrvvepping- of verdediging? S='»>inE Bureau: Boterstraat, E 39. I'rijs van dit Klad p 01 Schiedam per 3 maanden ƒ1.50 a a,luo Per post door geheel Nederland 2.00 Z°"derlijke Nommers0.05 Van 16 regelsf 0.60 Elk gewone regel meer»0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten aangegaan. 4Ij den feestdag der IIH. «ai 8te,e» PETKUS en PAÜL1JS, ('e Nieuwe Schiedamsche Cow «CU in edag.oclitend niet weekblad De Fabrieksbode wordt heer J. O. van Marken het vol- °f artikel aan het vraagstukvrijhandel escherming, gewijd letl voor weinige jaren waren er niet ve- ll,l>k '6r 6n e^'ers> een a'gemeenen te- Sch fter ^er beschaafde volken tot het be- getilïlen^e ste'sei mochten achten. Inte nt 6e'' P°i't'e'ie grenzen tusschen de Uji G" Tochten blijven bestaan, het econo- ken(j' Verkeer der volken, zoo meende men, ea ,G Seen grenzen meer, en wat er hier aat' nog van invoerrechten bestond, was °verblijfsel uit de oude doos, voor som- e6n aten nog slechts een middel, maar 'bid p°°r wetenschap en practijk veroordeeld SpQ e'' tot stijving der schatkist, dat wel g6|i '8 door betere belastingen zou vervan- bo0i .^Voi"den. Als economisch stelsel tot ver van de volkswelvaart scheen de voorgoed afgedankt. De rust, >ging ble^'L°e zij werd veroordeeld, is echter ge- te e'1 slechts een tijdperk van non-activiteit Z'J" door niemand minder dan prins Bis- werd ifir Z1J ln 1^79 ln rang en eere Zij |le'd. Thans, machtiger d; l'ren scepter bijna overal. k: gaat met de bescherming als met de JtepgstoerU8tingen. Beiden werken aanste- g Staatslieden en staathuishoudkundi- beschouwen wat men °rtl uitdrukt militarisme, als een l'o een invretenden kanker voor de Eu- re„ Lsche maatschappij, maar onder alle V^l.'"8en 's Seel1 enkele chirurg, die de Vin T'6 aatulurft> geen Koch die met zijn 'e het euvel weet te genezen. Toch bel, 'Uer' overal voort milliarden na milliar met etl eS te werpen in wapens en vestingen kj'a "ottelooze oefeningen van millioenen 6enC'|tlge eaannen, wier vruchtbare arbeid P,„ °n van zegen en welvaart kon zijn. er) ''''v,ijk op het voorbeeld van Duitschland u'tschland uit vrees voor Frankrijk en Mia»0. liet is een onafgebroken en steeds Du. ere kringloop. Naast de milliarden van Sc'1'and en Frankrijk en Rusland stapelen ]j b*''and en Oostenrijk en Italië hunne mil ten °P het altaar van den krijgsgod. En eindelijk, tegen wil en dank, moet Nederland zijne millioenen aandragen. Het Nederlandsche volk, dat van geen krijgslaurieren droomt, maar dat zijne vrij heden en zijne politieke zelfstandigheid niet wil prijsgeven, draagt, zonder eenige geest drift voor, integendeel morrend tegen het militarisme, de lasten voor leger en vloot, die het gevolg zijn van den strijd om poli tieke macht en voorrang der groote mogend heden. Het mort, maar draagt. Behalve de overeenstemming ten opzichte van de aanstekelijkheid in de toepassing van het militarisme en van het beschermende stel sel, bestaat er tusschen beide nog eene nauwe verwantschap. Economische macht en grootheid, nationale welvaart en rijkdom, verhooging van het voortbrengend vermogen en de voortbrenging van land en volk is altijd het doel eener wijze staatkunde, maar is gebiedend nood zakelijk, op straffe van uitputting van den nationalen rijkdom, wanneer zoovele schat ten van geld en arbeid aan de voortbren ging worden onttrokken. De regeeringen, die zulke ontzettende lasten aan de volken opleggen, moeten zoeken naar middelen om hunne draagkracht daarmede in overeen stemming te brengen, te verhoogen. Wil de staat in zijne huishouding de steeds toe nemende eischen van het departement van oorlog blijven bevredigen, zoo moeten zijne inkomsten ook steeds toenemen, en willen de staatsburgers bij machte blijven te zamen en ieder het zijne tot die staatsinkomsten bij te dragen, zoo moeten de inkomsten van ieder en van allen te zamen worden ver hoogd. De hooge tering, door den staat ge zet, vordert dat ook de nering zijner burgers daaraan beantwoorde. De toerusting tot slag vaardigheid op het oorlogsveld verslinden schatten, die moeten worden verkregen door overwinningen op economisch gebied. De nationale arbeid, landbouw, nijverheid en handel moeten de goudmijnen zijn of worden, waaruit wordt geputzij moeten bloeien op kosten van den vreemdeling, aan wien in tijd van politieken vrede de economische oorlog wordt verklaard. Over de vraag of in het algemeen door heffing van invoerrechten het voortbrengend vermogen van een land en een volk kan wor den verhoogd, zijn door voor- en tegenstan ders, protectionisten en freetraders, boek- deelen volgeschreven, waarvan ik echter voor mijn verder betoog de argumenten niet be hoef uit te pluizen. Mij dunkt, wanneer de regeering van een land zulke maatregelen neemt, dié ten doel hebben de eigen land- genooten te bevoordeelen en tengevolge heb ben de bewoners van een ander land te benadeelen, dan is het zeer zeker de plicht der regeering van dit benadeelde land, te zoeken naar middelen, die dat nadeel voor hare landgenooten kunnen verminderen of neutraliseeren. Wie kaatsen wil, moet den bal verwachten. De regeering, die het eerst den economischen strijd met het buitenland aanbindt, heeft wel te bezinnen eer zij be gint, en de vraag te onderzoeken, of de na- deelen, die het verbitterde buitenland haren landgenooten kan berokkenen, niet grooter zijn dan de voordeelen, die zij van hare eigene maatregelen hebben te verwachten. Een land als het onze, met zijne betrek kelijk wel rijke en degelijke, maar door zijnen kleinen omvang beperkte hulpbronnen en krachten op economisch gebied, zou zeker roekeloos handelen, wanneer het aanvallend optrad en het sein gaf tot een strijd van ieder tegen allen, waarbij het in den regel de kleinen het zwaarst te verantwoorden hebben. Maar nu wij eenmaal van alle kanten wor den aangevallen en bedreigd, nadat wij nooit aan iemand aanleiding tot klagen hebben gegeven nu overal de deur voor onzen neus wordt dichtgeworpen, nadat wij altijd met zeldzaam gulle gastvrijheid iedereen bij ons hebben toegelatenmoeten wij nu maar zoetsappig voor al die gesloten deuren blijven staan, en lijdelijk toezien, dat de zelfzuch tige vreemdelingen, ons gastvrij verleden vergetend of miskennend, ons in ons eigen huis de kaas van het brood komen eten Ik zie niet in, dat onze kleinheid eischt, tegenover de economische overmacht der groote staten angstig in de schelp te krui pen. Indien wij slechts besef hebben van onze kleinheid en niet tevens van onze kloek heid en dapperheid, doen wij zeker beterde millioenen voor leger en vloot in den zakte houden en bij het eerste voorhoofdfronsen van de machtigen der aarde het hoofd dee moedig in den schoot te leggen. En evenmin zie ik in, dat, nu eenmaal van alle kanten de strijd tegen ons is aan gebonden, het belang van onze nationale wel vaart vordert te volharden bij het stelsel van vrijen handel, dat bijna allen rondom ons verlaten hebben. Maar dadelijk wil ik hierbij voegen, dat de afwijkingen voor eiken tak van nijverheid in het bijzonder met zeer groote omzichtig heid behooren te worden overwogen en be paald. Er moet gewaakt worden, dat niet door eene onbekookte toepassing het algemeen belang worde opgeofferd aan het belang van NIEUWE SCHIEDAM COURANT Het *eker<l B"'e"rsrecht van den inhoud dezer courant ia ver- V°1 «en s de Wet van 28 Jnni 1881 Stsblno. 124 I'rijs der Advertentie» y n e 11. •0 iet r'jgs VI, °6k. in een enkel

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1891 | | pagina 1