Jil Ener Moor! een BiirapL !4e Janrg. Zondag 13 en Maandag 14 December 1891. No. 4160. V E R 8 0 H IJ JSI T DAG 15 L IJ K S. V J* Bureau: Boterstraat, E 39. D Kamer-Overzicht. ov, Nl we'ten en tevens invoering van ft. '"ge Ook Q°rnaam Ncf vof'1' nieuwe schiedamsche courant Prijs vim dit Iliad: w°0r Schiedam per 3 maanden f 1.50 ranco per post door geheel Nederland 2.00 Wonderlijke Nommers0.05 K i tel j au^cur8rec^t van (leu inhoud dezer courant is ver- erd volgens de Wet van 28 Juni 1881 Stsblno. 124.) ■hfefcj Prijs der Advertentiëu Van 16 regelsp 0.60 Elk gewone regel meersO.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten aangegaan. 6 ^weede Kamer heeft deze week vele Wetn^-en 8e^ouc'en. De stroom der parle- de ^lre "welsprekendheid was zoo groot, dat d6|, °orzitter tot eenige matiging in het die de leden moest vermanenen ofschoon de y 6ïl^ fdet geheel zonder gevolg bleef, zag «tetter zich toch genoopt tot een avond- a'th °P VV°ensdag te besluiten, ten einde hla|.;Ul's eenige vordering in het debat te W 6n' en ook de Eerste Kamer in de ge- tiri0. 'eid te stellen nog dit jaar de Begroo- n,af te doen. uoen. Na v'erdaagscb Kamerdebat willen wij 'beest ®rvl. slechts enkele punten aanstippen, die urgente zaken betreffen, daar de \v6r °ed der dezer dagen besproken onder op °ns noopt tot het meest belangrijke ^ePerken. Vooreerst werd de notaris- tl e v 6 no§ eens behandeld door de heeren de 0 r s en C 1 e r c x, waarvan de eerste 'el"ng verdedigde van niet-rendeerende N'k aatsen, teneinde daardoor mede te *ot verheffing van het notariaat. Het Nrn Stdstaan voor eenigen tijd van het dgjj Van kandidaat-notarissen werd door den rSe! Bevers ook beschouwd als een 'e j. 'Iü(lelen om tot een beteren toestand N» 6n' ^en under middel werd daartoe l|,irüi|feven door flen heer Clercx, die op- Ns f Wilde van een aantal verouderde R" Sistr- maatrege'en, o. a. wijziging der ezei,allewet, waardoor het mogelijk zal derj V°or de notarissen, zooveel mogelijk ^Nelè^ °m '16t bestaan te voorkomen. °PheffinS van *le*' Z00Senaamde ban- J ^°°r notar'ssen wilde hij nietmaar °ok U|' hiJ 'len, die zich daarmede belasten, te 'asten laten dragen uit het Wet- ^°ei6r koophandel voor kooplieden voort- de gemeente-financiën vormden een _6iSC[ n P"nt van bespreking in het vier- ?tl platf Verschillende groote steden ^l'6ide 6 ancls"Semeenten zijn door onder- 0orza'ten allengs in noodlijdenden '"g ^e'v0rnen. De voornaamste aanlei- entaS Zeker wel het afschaffen van de l^entg e~acciJrizen en den last °P de ge- Ne p..felegd ter uitvoering van verschil- N jaai-n.SWeUen' De vero°e(ling van 4/5 Nr Kp P vSche opbrengst van het personeel, 6'd>Vor \e W6^ Van tot een fixum her inde geen aequivalent voor het verlies dat de gemeenten leden door afschaffing der accijnzen, die eene steeds met de vermeer dering der bevolking gelijken tred houdende bron van inkomsten vormden. Daarbij legde o. a. de uitvoering der onderwijswetten op de gemeenten steeds zwaardere lasten. Het is dus niet te verwonderen, dat de gemeenten allengs in een toestand zijn geraakt, die eene financieele tegemoetkoming van de zijde der Regeering dringend noodzakelijk maakt. Zeer duidelijk werd door de heeren H o u- wingh en De Beaufort uiteeengezet, dat een subsidieeren van de noodlijdende gemeenten slechts een palliatief kon zijn en geen blijvende verbetering kon aanbrengen en de heer Roëll, die ook ter loops deze zaak even aanraakte, wilde, dat er wettelijke regelen werden gesteld voor het door den Minister 'als palliatief aangegeven subsidie stelsel. Zeer lerecht drong de heer Hou- w i n g h aan op eene spoedige regeling dezer urgente aangelegenheid en meende hij dat zij de prioriteit verdiende boven de rege ling van het kiesrecht. Hij voor zich ge- geloofde, dat men den meesten ingezetenen grooter dienst zou doen met een lageren belastingbrief dan met een stembiljet. De wet van 1865, waarbij de gemeente-accijnzen werden afgeschaft, was de groote oorzaak van den ongelukkigen toestand waarin de ge meente-financiën verkeeren zoo verzuchtte de heer De Beaufort. En hoewel hij nu die oorzaak alleen wilde zien in de j kwestie van de 4/5 der Personeele belasting O' zoo is het niettemin waar dat hij erkennen moest, dat sedert dat oogenblik de verwar ring in de gemeente-financiën een aanvang heeft genomen. De Minister, in zijn antwoord aan de ver schillende sprekers, ook het vraagstuk der gemeente-financiën behandelende, verklaarde, dat van deze Regeering geen herstel van de gemeente-accijnzen te wachten is. Maar wel zou worden overwogen, in hoever de ge meenten zouden kunnen worden ontslagen van uitgaven, welke meer eigenaardig ten laste van het Rijk behooren te komen. De troonrede wees de volgorde van de behan deling der Gemeentewet aan. Een tijdelijke maatregel tot hulp der noodlijdende ge meenten behoort vooraf te gaan. Later zou eene herziening der Gemeentewet volgen als de Kamer der Regeering haren steun blijft verleenen. Van de noodlijdende gemeentens tot de noodlijdende personen komende, brachten de heeren Hartogh cnDobbelman het armwezen ter sprake. Hoewel het beginsel der Armenwet, armenzorg aan de Kerk en particuliere instellingen, goedkeurende, meen den de heeren Hartogh en Dobbelmann toch, dat dit beginsel te streng wordt opgevat door die burgerlijke ambtenaren, welke wei geren onderstand te verleenen aan armen, die reeds van diaconiën of particuliere instel lingen onderstand genieten. De armenzorg wordt, zooals de heer Dobbelman het zeer eigenaardig uitdrukte, voor de deur van een of andere diaconie te vondeling gelegd. De heer H i n t z e n kon zich niet vereeni gen met het beginsel, waarvan beide spre kers uitgingen. Hij meende dat met het oog op de Armenwet burgerlijke besturen terecht onderstand weigeren, wanneer van andere zijde reeds hulp is verleend. Maar de Mi nister was blijkbaar eene andere meening toegedaan. Hij verklaarde, dat naar zijne opvatting de Armenwet er zich niet tegen verzet, dat het burgerlijk armbestuur aan vult, wat door de Kerk en particulieren niet aan voldoenden onderstand kan worden ver strekt. Een belangwekkend punt van beraadsla ging vormde ook nog de overbrenging van de landbouwzaken van Waterstaat naar Bin- nenlandsche zaken die in de landbouwwereld met weerzin is vernomen. De heer Beelaerts van Blokland critiseerde o. i. terecht die overbrenging. Bestond er reden om alles wat den land bouw betreft onder één departement te bren gen, dan was het zeker rationeeler de zorg voor alles wat den landbouw betreft op te dragen aan het ministerie van Waterstaat, een departement, dat ingesteld is om de mate- rieele en economische belangen des volks te behartigen. De heer Beelaerts raadde den Minister, die i'eeds alles terzijde had gesteld wat hem in zijne kiesrechthervorming zou kunnen belemmeren, zich niet door paarden rassen van zijne kiesrechtregeling te laten afleiden en de proportioneele vertegenwoor- diging en het couloirstelsel niet uit het oog te verliezen ter wille van proefvelden en proef stations. De heer Van Velzen, zich bij dat be toog aansluitende, besprak meer in het alge meen de belangen van den landbouw, die hij zeer stiefmoederlijk behandeld geloofde. Z. i. wordt er meer gedaan voor den handel dan voor den landbouw. Op 't oogenblik is de landbouw verdeeld over Binnenlandsche Zaken, Waterstaat en Oorlog, maar nergens is er eene bijzondere afdeeling voor deze zaak, waar zij behartigd wordt. Hij zou daarom willen hebben bij een der Departementen

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1891 | | pagina 1