Dagblad yoor Schiedam en Omstreken. No. 4400. "ggureau Jwogsfraaf 317. EERSTE BLAD. 15de~ Jaarg. Zondag 2 October 1892. VOO Feuilleton. PRIJS VAN DIT BLAD: PRIJS DER ADVERTENTIËN NIEUWE Voor Schiedam per 3 maanden Franco per post door geheel Nederland Afzonderlijke Nommers 1-50 - 2.— - 0.05 Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is verzekerd volgens de Wet van 28 Juni 1881 StsblNo. 124.) Yan 16 regels0.60 Elke gewone regel meer- 0.10 Yoor herhaalde plaatsing worden billijke overeen komsten aangegaan. October brengt ons den Rozenkrans. Wel verre van ons in deze gebedsoefening te laten verslappen, heeft Zijne Hei ligheid ons dit jaar opnieuw bij apostolisch schrijven, tot het vurig bidden van den Rozenkrans opgewekt. Zelfs in de courant dus een woord over dat gebed. Als wij wcnschen saam te vatton wat de Paus ons in zijn laatste schrij ven voorhoudt, dan valt het ons bij die studie reeds spoedig op, dat vooral de twee punten zijn uitgewerkt die in het Kerkelijk gebed aangaande den Rozenkrans reeds staan uitgedrukt, „ut imitemur quod continent, et quod prom.it- turnt assequamurnavolging vragen wij van hetgeen de Rozenkrans-geheimen inhebben, verwerwing van 'tgeen zij beloven. Imitemur quod continent. Yoorwaar, hoe zoude het aanschijn der aarde spoedig veranderen bij die navolging. Hij immers die als hoofdpersoon in de geheimen van den Rozenkrans wordt vereerd, Hij is, in zijn hoogheilig leven, zulk een volmaakt maatschappelijke verschijningals nog nimmer werd wedergevonden. Een voorbeeld van tevredenheid was Hij voor de armen en de kinderen des volks, want die rijke Hemelkoning werd ge boren in een armen stal, en in Zijn later leven had Hij geen steen, om het vermoeide hoofd te doen rusten. Maar ook voor de rijken, welk een voorbeeld Nooit heeft iemand zoo uitgedeeld van zijn schatten, nooit zoovele menschen gelukkig gemaakt. Verder was hij hoofd van eenig gezin, en aan het hoofd van die kleine apostelschaar staande, vroeg Hij op den laatsten avond voor Zijnen dood aan die leerlingen „of hun wel ooit iets ontbroken had, wanneer zij door hunnen meester waren uitgezonden" en eenparig klonk het antwoord„neen, Heer! nooit!" Verder was die groote zoon van David opgetreden, om aan te vullen, wat jaan de oude wet ontbrak, en een geheel nieuw Godsrijk te stich tenwelnu, als Hij dan heel den dag in prediking, of in vermoeiende voet reizen, of in het genezen van zieken had doorgebracht, dan knielde Hij bij het nederdalen van den avond, in de gebergten van Judea ter neder, om voor de zoo diep gezonkene wereld tot Zijnen Vader daarboven in de hemelen om hulp te roepen, en zie, de doorbrekende dageraad van den volgenden dag, vond Hem nog bezig in datzelfde gebedZoo ellendig was eindelijk niemand, of deze Goddelijke Hersteller der maatschappij verklaarde hem te zullen redden, en het boek, waarin Zijne heerlijke daden wer den opgeteekend, bevat schier op iedere bladzijde do heerlijkste geschiedenissen, geschiedenissen waarin de blinden, de lammen, de bedelaars, de misdadigers, de geschandvlekte vrouwen, allen tot koningskinderen worden hernieuwd en getroost. En alle dia zielegrootheid ten bate van anderen, ze werd als te zamen gevat, en nog meer verdubbeld op den sterfdag van dezen grooten wereldver losser, zoodat Hij, nauwelijks op last van den Romeinsclien landvoogd, die toen over zijn vaderland regeerde, aan een kruishout was vastgenageld, of vol me- 54) NAAK, HUT FRANSCH. 't\Vas eea echte mist, een mist, waarhij men, zooals men tusschen Avranches en Cherrueix zegt, zijn neus niet zien kan. Nauwelijks hadden de personen, waaruit de karavaan bestond, den top van Toinbelène ver laten, om in die onmetelijke wolk af te dalen, of zij konden elkander niet meer zien. Zij liepen vast aaneengesloten. Ieder kon den tred van «ijn buurman liooren en z\jn adem tocht gewaar worden. Maar niemand kon zijn nevenman onderscheiden. Om den grond slechts onduidelijk en als door een gaas te zien, moest men op zijn knieën gaan zitten. Broeder Bruno stak zijn arm uit, en zijn hand verdween in den mist. Nu zei hij, die is goed Dat herinnert me watden drossaard van Carolles en zjjn ezel overkwam. Ze zochten elkander vlak voor de rots van Champeaux in den mist. De ezel delij mot zijn vervolgers riep hij tot den hemel: Vader! vergeef het hen, ze weten niet wat zij doenWelnu, wij willen het hier openlijk in de pers aan heel de wereld gevraagd hebben is het juist in onze rumoerige en socia listische dagen, is het geen konings- werk, dat de Roomsche godsdienst den boven-geteekenden eeuwig gezegenden persoon van Christus in een dagelijksch Rozenkrans-gebed, aan Zijn millioenen belijders yoorhoudt? Afgezien van alle verdiensten in het geweten verworven, werkt elkeen die goed zijn Rozenkrans bidt, reeds eenigermate mede aan het genezen van de groote kwalen der maat schappij, door den persoon van Christus al biddend voor zijnen nadenkenden geest te brengen, om Dien ten minste naar vermogen na te volgen; imitemur quod continent Et quod promittunt assequamur, dat wij verwerven wat de Rozenkrans-geheimen beloven, dat is het tweede gezichtpunt in onze zaak. Wat is zoo mogen wij hier vragen de groote dwaling van de ongeloovigen, maar vaak ook van de geloovigen? Dat men zoo antwoorden wij ons aardsch verblijf te veel aanziet voor een plaats van genot, en aan het eeuwig loon ofwel geen geloof meer schenkt, ofwel geen aandacht. En daardoor moeten van zelf de rampen der wanorde over de volkeren komen. Als de arbeider na dit leven immers niets meer te wachten heeft, of nooit aan zijn hemelsch loon meer denkt als hij dus al zijne vreugde hier op de wereld moet zien te ver werven, voorzeker, dan staat hij zoozeer ten achter bij de rijke kapitalisten, en de drossaard liepen acht-en-zeventig maal rondom den steen, totdat eindelijk mijnheer de drossaard op het denkbeeld kwam „i - a, i - a" te roepen Stilte gebood Maurever's stem. Maar hij kon niet nalaten, den een of ande ren Mathurin in liet oor te fluisteren Baad eens, wat de eiel antwoordde Maar de Mathurin was niet geluimd om te schertsen. Wjj komen aan de rivier, zei juist klem Jantje, neemt elkander bij de hand en blijft goed bijeen. D# handen zochten elkander, en grepen elkaar ▼ast. Men had nog geen tien minuten Tombelene verlaten, en er was reeds verwarring in de gelederen. Men was genoodzaakt te spreken om zich te doen herkennen. Ziehier hoe de karavaan was samengesteld Achter Jantje die met zijn staak met den ossenhoorn voorop ging, volgde mijnheer Hue de Maurever en Aubry de Kergariou, die Beine begeleidden. Na die groep de Le Priol's, Simon, Fanchon, Simonnettc en Juliaan met den kruisboog op zijn schouders. Dan kwamen de Gothon's, waarvan er drie zich uitstekend gehouden hadden, terwijl we de zwakheid der vierde ten eeuwigen dage diep zullen moeten betreuren. De Gothons wer den door de Suzon's en de Catiche's vergezeld dat de tegenwoordige toestand der we reld onhoudbaar wordt. En niet alleen geldt deze harde stolling ten opzichte der arbeiders, neen, zij is evenzeer van toepassing op een menigte kleine burgers of niet-voorspoedige handelaars. Ook voor hen blijft bedrog en oneer lijkheid niet afschuwelijk meer, zoodra de dag slechts is aangebroken, waarop zij het geloof en het denken aan den hemelsche gelukzaligheid zouden prijs geven. Welnu, ziehier dan een tweede maatschappelijke voortreffelijkheid van den Rozenkranshaar gebed herinnert ons op de allerbeste wijze aan de zor gen hier op aarde en aan het eeuwig loon hiernamaals. Op de allerbeste wijze, zoo zeggen wij met voordacht, want al wie de Rozenkrans-geheimen, al is het maar met het enkele noemen van ieder geheim, gaat doorloopen, hij moet het bemerken, hoe de belofta van onze zegepraal, de Verrijzenis en Hemel vaart namelijk, zoo van Christus als van Maria, aan het einde van hun heerlijk leven staan, maar dat ons als leerlingen van Christus, eerst geheel andere zaken en voorbeelden, voor beelden en beloften van armoede, van vervolging, vau miskenning, ja zelfs van het bloedigste lijden worden voorgehouden. Als wij dus vragen, quod promittunt assequamurte verwerven wat de Uozenkrans-geheimen in hebbenzie, dan bieden wij ons Godo aan om het zout der wereld te worden, wij bieden ons aan om, overeenkomstig do goede, maatschappelijke orde, hier te werken, hier te lijden en onder zorgen gebukt te gaan, mits wij maar triumfeeren in de eeuwigheid. Welnu, ook dat komt De Mathurin's, de Joson's enz., maakten met broeder Bruno de achterhoede uitdeze had daar plaats genomen in de hoop, bij gelegen heid de een of andere geschiedenis te zullen kunuen vertellen. Maar zijn hoop werd teleur gesteld. Stilte was de boodschap. De karavaan trok in die volgorde ongeveer een kwartier lang voort. Na dien tijd voelde iedereen water aan zijn voeten. Tegelijkertijd liet zich een dof geluid op het zand hooren. De wapendragers! zei Jantje zeer zacht, Halt Men hield stil, en het was een oogenblik van ontzettenden angst, want het ging erom. De wapenknechten konden de karavaan rechts of links voorbijtrekken, maar zij konden er ook recht op loopen, zonder het te weten. De kleine troep stond onbeweeglijk stil. De paarden kwamen nader. Men hoorde weldra de stem van Méloir, die zei De sporen, jongens, de sporenDie mist maakt het ons bontWij gaan wraak nemen Behalve Beine. die de uwe is, en den verrader Maurever, dien we aan handen en voeten gebonden, naar Nantes voeren, ant woordde een der soldaten, moet er geen en kele de middagzon nog zien Beine beefde. De zonen van Saint Jean kropen dicht bjj elkander. Broeder Bruno liet de vingers zijner rech terhand klappen, en bromde Dat herinnert me meer dan een geschie denis, maar stalles heeft zijn tijd. Als ze voorbjj zijn, kan men zijn tong wat beter roeren. Lomaan! Belissan! riep Méleir maak de windhonden losze moeten in den mist snuf- lelen en wie weet wat ze zullen vinden Aubry drukte Maurever de hand en trok zijn degen. Ieder geloofde, dat zjju laatste uur gesla gen was. Bellissan antwoordde Ik zal al doen wat gij wilt, heer rid der maar drommels, als die honden bfj zulk weer maar beter reuk hadden Ze zouden op tien passen afstands'van een man of vos naderen, zonder hem te bemerken. De stoet trok voorbij. Hij schoof zoo dicht voorbij, dat iedereen vaii den kleinen troep de zucht van den tocht meende te voelen. Bruno verzekerde later zelfs, dat hij een ruiter in den mist had zien voorbijglijden, maar Bruno babbelde zoo graag Ieder hield zijn adem in. Hola riep Méloir, hier is de rivier bin nen tien minuten zijn wij te Toinbelène Maar ik heb iets gehoord! Wordt ttrvolgdj

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1892 | | pagina 1