Dagblad voor Schiedam en Omstreken. ^Sttrecat £booQ$txaat 317. EERSTE BLAD. 15de Jaarg. Zondag 6 November 1892. No. 4429. PRIJS VAN DIT BLAD: Voor Schiedam per 3 maanden Franco per post door geheel Nederland Afzonderlijke Nommers f 1.50 - 2.— - o.or> Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is verzekerd volgens de Wet van 28 Juni 1881 StsblNo. 124. PRIJS DER ADVERTENTIËN Van 16 regels0.60 Elke gewone regel meer- 0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen komsten aangegaan. Dit aloude hollandsche spreekwoord kwam ons voor den geest, toen wij het in dit blad opgenomen raadsverslag van de zitting der vorige week dezer dagen lazen. Tot onze verwondering vernamen wij daaruit, hoe een overigens zeer geacht lid van onzen stedelijken raad een voorstel deed tot afschaffing dei- kermis. Het voorstel werd verworpen, zelfs de voorstanders bleken het niet eens in de beweegredenen, waarom zij het steunden. In een onzer katholieke hoofdorganen is onlangs kort en zakelijk uiteengezet, waarom in het algemeen de Katholieken geen voor standers zijn van de afschaffing dei- kermis. Niet dat er éen onder hen zoo dwaas zal wezen, de ongeregeldheden en de ongebondenheid goed te keuren, waar op voortdurend en niet ten onrechte de verdedigers dier afschaffing wijzen, on die in onze dagen bijna immer aan de uiting der kermisvreugde bij velen verbonden schijnen, maar omdat het betreft de afschaffing van eene katho lieke instelling door den loop van zoo Vele eeuwen bekrachtigd, en ondanks de later ontstane geloofsverdeeldheid en de nog latere revolutionaire stroo- "dngen, nog zoo diep in het volkshart gegrifd. Te meer dewijl de redenen daartegen zoo gemakkelijk zijn te wêer- loggen, zooals zelfs de vurigste ver dedigers der afschaffing bij eenig nader overwegen, mits zij een eerlijk en oprecht °°rdeel willen uitspreken, zullen moeten ei'kennen. 'at in ziak-zeloen niet kwaad 4*i behoeft niet daarom te worden afgeschaft °>ndat er misbruik van gemaakt wordt. Al leen wanneer het kwaad,dat er eruit voort komt rechtstreeks schuilt in het bestaan Zelf, of wel het goede verre in de schaduw sfelt, dan eerst ontstaat er zedelijke Verplichting tot de afschaffing mede te berken. Het algemeen erkend beginsel «aan de vrachten herkent nten den boom" kan hier allerminst tot verdediging der af8chafl'ing worden aangehaald. Ook dat beginsel wordt door de Katholie- ken gehuldigd en wanneer niets dan kwade vruchten worden voortgebracht, 'mllen zij de eerste wezen tot de uit roeiing daar van mede te werken, maar Zoolang hij nog goede vruchten afwerpt, kHjft het' hun streven de kwade tak- De Maasbode van 7, 8 en 9 October jl. ken te snoeien, om zoodoende het voort- vreten van den kwaden worm tegen gaan, opdat in de toekomst alleen wat goed is worde genoten. Om niet in her haling te vallen van hetgeen in bo venbedoeld blad reeds is uiteengezet, willen wij de daarin aangegeven rede nen, die de Katholieken nopen, tot af schaffing der kermis geen steun te ver- leenen, niet andermaal ontwikkelen. Eén reden echter slechts in het voor bijgaan aangestipt, doch naar onze meening van groot belang en daarom alleszins waard te worden overwogen, wenschen wij ietwat breedvoeriger na te gaan. Misschien brengt dat nagaan er iets toe bij de schaduwzijde der af schaffing beter te doen uitkomen en zal het licht, dat op het voortbestaan valt, enkelen bewegen, minder] voort varend tot die afschaffing mede te wer ken. Het bedoelde blad schreef: „Daar is een tijd geweest, en hij ligt niet zoolang achter ons, dat deze ver- edelingsmanie (de veredeling der volks vermaken) een groot aantal geesten had aangegrepen; commission tot ver edeling van het volksvermaken traden op bij de vleet; zij boden het volk verschillende vermaken aan, en deze werden inderdaad aangenomen, maar de oude vermaken werden daarom niet ter zijde gezet. Het volk wilde wilde wel komen luisteren naar een concert, maar verleerde daarom zijne straatdeuntjes niet en offerde boven alles zijn kermis niet op. Het liet zich niet schroeven in een dwangbuis, zich niet vermaken op commando of volgens splinternieuwe wetten of bepalingen en legde duidelijk genoeg de meening aan den dag, dat het, als het zich verma ken wilde, geene lessen of vermaningen daarover van de lieeren behoefde. Het volk bekommerde zich immers niet om de vermaken der lieeren, wat behoefden dezen zich te bemoeien met die des volks Wie denkt hier niet aan het reeds genoemde spreekwoord „Vrijheid, blij heid"? Begrijpe wie het begrijpen kan, hoe zij, die den mond vol van vrijheid hebben, de uiting van dat vrijheidsge voel zooveel mogelijk tegengaan, waar het instellingen en gewoonten geldt, waarvan het voortbestaan met hunne opvattingen in strijd is. Tegen dat drijven komt het eeuwenoud hollandsche volkskarakter op. Daar zijn sommige uitingen, waarin de kern van het volk niet wil gedwongen zijn, en daaronder ook het verlangen, de zucht om zich te vermaken, zooals het zulks gaarne doel. De vrijheid wordt door opeensta peling van wetten toch reeds voldoende aan banden gelegd. Ongetwijfeld, zeer vele bestaande wetten zijn noodzakelijk. Wanneer elk individu de wet der na tuur en der gezonde rede opvolgde, zon der afwijking en zoo volmaakt moge lijk, geen land, geen volk zou aan ge schreven wetten behoefte hebben, maar nu het eerste niet het geval is, volgt geleidelijk de tegenovergestelde nood zakelijkheid van het tweede. En men behoeft daarenboven nog volstrekt geen man van studie en diepe ervaring te zijn, om terstond in te zien, hoe die noodzakelijkheid van dat tweede zich feitelijk meer en meer doet gevoelen, naarmate aan de voornaamste eisch van het eerste, dat voor alles het behoud van den positieven waren Godsdienst beoogt, minder voldaan wordt. Laten de juristen het getuigen, of in vroegere eeuwen, toen de bloem van het Christe lijk geloof nog onverwelkt in de harten van alle beschaafde volkeren bloeide, de vraagstukken van het recht zoo ingewikkeld, de wetten zelve zoo uitgebreid en omschreven waren als thans. Waarom niet Omdat, naarmate het vasthouden aan den positieven Godsdienst verdwijnt, de hartstochten en verkeerde neigingen in het individu de uitspraken der na tuurwet en der gezonde rede onder drukken. En dan moet men tot instand houding der maatschappelijke orde heil zoeken in de positieve wetgeving. Doch wie wind zaait, zal storm maaien. Dit spreekwoord vinden wij dagelijks moer en meer bevestigd. Men is begonnen vóór eeuwen den, naar men meende, al te knellenden band van den katholieken Godsdienstvorm los te rukken, om een lichter juk op de schouders te nemen. Doch ook dat juk bleek spoedig al te zwaar, het werd afgeschud en nu dacht men het uur der vrijheid geslagen. Welk een ontgoocheling, toen die vrijheid bleek bandeloosheid te wezen Het on kruid was echter eenmaal gezaaid, het schoot welig op te midden der tarwe. Toen vereenigde zich wat nog vasthield aan maatschappelijke orde, en wet óp wet bleek noodzakelijk om het voort bestaan daarvan te verzekeren. En ons levenstijdperk is er de getuige van, hoe in onze dagen schier alles bij de wet geregeld wordt. De mensehelijke en moderne wetenschap juiche hierover als vierde zij haar triomf, wij erkennen iiierin niets anders dan bedekte armoede, bespeuren hierin niets anders dan hot begin van haar ondergang. Ons komt het niet toe hare doodklok te luiden, wel aan God, maar wat vaststaat bij al wat geloovig is, zal blijken waarheid te zijn, al wie berekent buiten God om, faalt; de mensch moge wikken maar God beschikt. Onheilspellend zijn de teekenen, die zich nu en dan voordoen. Het volkt dringt zich steeds meer en meer op den voorgrond. Het mompelt van wetten, die den mindere drukken en den meerdere vrijlaten, het beklaagt zich over bepalingen die hun vrijheid van handelen belemmeren ten dienste van diegenen,wier ondergeschiktenzij zijn. Het luistert gretig naar de opruiende taal van hen die zich volksvrienden noemen, maar feitelijk zijn vijanden zijn, daar zij wel verre van zijn stoffelijk welzijn te verzekeren, het nog daarenboven zijn eeuwig ongeluk berokkenen. Zoo ver echter ziet noch denkt het, slechts één orgaan werkthet gehoor, en het han delt naar hetgeen het gehoord heeft. Is het nu raa dzaam, datzelfde volk zoo begeerig naar vrijheid, zoo weerzinnig van alles, 'wat die vrijheid belemmert, zoo gehecht aan bestaande rechten en privilegiën, zoo doortrokken van eeuwen oude gewoonten, tegen te gaan in iets, wat op zich-zelven niet kwaad is, maar waarop het tuk is, waaraan het niet wil getornd hebben, omdat het de minste aanval daarop beschouwt, als oen schen ding van een eenmaal bestaand recht Is het dan niet veel beter de zeef in handen te nemen en te ziften het kaf van de tarwe? Al wie de maatschappelijke orde ter harte gaat, al wie belang stelt in de welvaart van eigenstede en haard, zal daartoe gaarne medewerken. Maar wie als stuurman aan het roer het schip stuurt, hij zorge vóór alles een man des volks te wezen, de sympathie van dat volk zich-zelven te verzekeren. Hij vermijde alle klippen, waarop het schip kan stranden en zijn volk ver loren gaan. Hij zoelce niet de onstui mige baren van den oceaan, maar hij bevare de stille golven der kleinere stroomen. Hij late, om duidelijker nog te wezen zijn volk vrij in datgene, waarin het nog vrij kan en mag wezen. Daardoor zal hij het meest diens belangen bevorderen, diens geluk bestendigen, zoodoende zal hij vooral ten tijde van storm op zijn volk kun nen steunen, met behulp daarvan den storm doorstaan, totdat een stille, onbe wolkte hemel hem en zijn volk lange dagen van zoete rust en vrede voor spelt, en geen wanklank de reine har monie tusschen de verschillende standen meer stoort. L. L. NIEUWE SCHIEDA

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1892 | | pagina 1