Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
No. 4459.
bureau ^oog^traai 317.
TWEEDE BLAD.
Een Spookgeschiedenis.
Het Biechtgeheim.
15de Jaarg.
ZondagJM December 1892
Parijsche Kroniek
Feuilleton.
PRIJS VAN DIT BLAD:
PRIJS DER ADVERTENTIÊN
2)
NIEUWE SCHIE
Voor Schiedam per 3 maanden
Franco per post door geheel Nederland
Afzonderlijke Nommers
f 1.50
- 2.—
- 0.05
Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is verzekerd
volgens de Wet van 28 Juni 1881 (Stsbl.) No. 124.
I||IIII||IIIIIIIII'I1 iHl' Ui.'
Van 1 6 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen
komsten aangegaan.
Het ministerie-Loubet heeft nog een
onverwachts en akelig einde gehad, het
kon zelfs niet akeliger, een lijkschou
wing bracht het ten val. De ijskoude
Brisson, die moderne Robespierre, moest
het den laatsten stoot toebrengen met
vaD den minister van justitie Ricard
de lijkschouwing vun den Baron de
Reinach te eischen die juist den dag
voor dat hij in de Panama-zaak ge
rechtelijk zoude gedagvaard worden
plotseling gestorven was. De strijd
tusschen de wetgevende en de gerech
telijke macht was de reden van die wei
gering want iD zeer vele gevallen,
zelfs in kwestien bij levensverzekerin
gen, enz., werd die toestemming, na
aan eenige wettige vormen voldaan te
hebben, gegeven en waarom dan thans
niet nu de publieke opinie deze lijkschou
wing met den meesten aandrang vroeg
Dat de Kamer met de enquête-com
missie te benoemen zich om zoo te
zeggen eene rechterlijke afdeeliDg schonk,
m niet te betwisten en dat de procu
reur geraal in eeDe moeielijken toestand
gebracht is, bewijzen de geruchten van
rijn ontslag. De ministerieele crisis
moest onder deze omstandigheden lang
duren daar de moedigsten zelfs de taak
°m in dien rommel wat orde te brengen,
niet aandurven en zie, uit al de pogin
gen van Brisson en Casimir Perier is
eindelijk het oude ministerie, met Ribot
al8 minister van Buitenlandsche zaken
aan het hoofd en een nieuwe minister
van Onderwijs Mr. Dupuy, die tevens
dat der Eerediensten zal waarnemen en
•Mr. Siegfried als nieuwe titularis voor
den Koophandel, weer opgelapt voor de
Kamer verschenen. Het werd meer
dan tijd dat er eene regeering kwam.
Be afwezigheid van een leidende hand
^as een gevaar voor het land, maar
..Bouteselle bleef dan in de herberg, en daar
JJ een weikzame en voortvarende jonge man
ast trach'te hy zijne hospita schadeloos te
Jrilen, door haar zooveel als in zijn vermogen
0 ond van dienst te zjjn. Zijne hulp werd dan
op hoogen prijs geschatwant mejuffrouw
J^ond kon hare knechts nooit langer dan
U,<* of drie weken houden. Deze onophoude-
,yke veranderingen brachlen stoornis teweeg
er 11 gang van hare zaken. De herberg leed
da» afer.' Setal der reizigers werd met den
aluiner en het speet de goede weduwe
t S' te moeten zien, dat hare zaken den kreef-
6nJang liepen.
°ufeselle waagde bet eens haar te vragen,
roni zy zoo vaak andere bedienden nam.
het ,aarom antwoordde zy, „men vertelt in
ï(>cht <lat het huis door sP°ken wordt be-
gei Ik, noch mijn man, hebben ooit iets
°ord of gezienmaar de knechts beweren,
het is helaas zeer te betwijfelen of Ribot
en zijne collega's wel genoeg wils
kracht, staatsmanswijsheid en vooral
een helder doorzicht in de benar
den toestand waarin Frankrijk ver
keert, zullen hebben om al die moeie-
lijkheden voldoende op te lossen. De
algemeene crisis is zoo ingewikkeld
dat er meer dan een gewoon ver
stand vereischt wordt om in 's lands
zaken weer wat gang en stabiliteit
te brengen. De Panama-schandalen
hebben niet alleen onbekende knoeie
rijen onthuld, doch de verschillende
machten van net land met elkander in
oorlog gebracht. De afgevaardigden staan
niet alleen in de Kamer tegenover elkaar
doch de Senaat neemt de positie tegen
de Kamer en de hooge rechtscolleges
in het Valeis de Justice zijn het even
min eens of zij aan de bevelen van de
enquête-commissie moeten gehoorzamen
of niet. De hoofdvraag is: hebben zij
die de wetten maken wel het recht ze
zonder een speciaal mandaat, zelf uit
te voeren?
Zoo de meerderheid zich voor het
nieuwe ministerie niet wat inschikke
lijk toont, dan kan de verwarring in
regeeringloosheid veranderen, welke de
anarchisten in hunne vuisten zal doen
lachen daar zij hunne beginselen spoe
diger dan zij mochten verwachten in het
groot kunnen toegepast zien. Het was,
dunkt mij, een prachtig oogenblik ge
weest voor Mr. Carnot, om met eene
ferme, ik schreef bijna stijve hand, den
rechten weg aan zijne verdoolde land-
genooten, wier hoofd hij is, te toonen,
doch zijne correcte wijze van regeeren
heeft hij ook thans te ver gedreven
met plus constitutionnel que la constitution
te zijnhij volgde de oude sleur en zweeg
hoewel een krachtig woord van veront
waardiging in naam van Frankrijk aan
al die politieke tinnengieters gericht,
den weldadigsten invloed zoude gehad
hebben.
Wanneer zal Frankrijk de ijzeren
dat de oude Tata bun belet te slapen en vooral
in den laatsten tyd kon ik ben geen dag hou
den, in weerwil van de hunr, die ik bun aan
bied."
„Wie is toch die oude Tata vroeg Bou-
teselle.
„Zjj was een oude tante van mijn schoon
vader. Zy is hier gestorven, twintig jaar
geleden in den ouderdom van bjjna honderd
jaren. Die Tata nu is het, die nijju huis den
kwaden naam heeft gegeven. Zy was zeer
gierig, uiterst hardvochtig en boos. Tijdens
de revolutie van '89 heeft zij dit huis bijna
voor niets gekocht, het was baren meesters
bij wie zij diende ontnomen. Zjj waren door
hare bemiddeling aangeklaagd en geguilloti
neerd. Tata ging nu de herberg houden en
verdiende veel geld. Bij haren dood echter
vond men bijna niets in het huis, en de vader
van mijn man, haar eenige bloedverwant, dien
zij nooit had willen zien, werd haar erfgenaam.
Geruimen tijd doorzocht hij het geheele huis,
om den schat te vinden dien Tata, naar de
landlieden zeiden, moest hebben bezeten maar
niets vindende besteedde hij zijn tijd, om zijne
akkers te bebouwen en zjjne herberg te be
sturen. Na zfju dood, deed mijn man eveneens.
Hetgeen mij echter wonder voorkomt is, dat
noch mijn schoonvader, noch mijn man, bij hun
leven ooit een spook hebben gezien. Eerst na
hun dood, nu ik hier alleen met mjjne kinderen
woon, heeft het huis den slechten naam ge-
vuist voor zich zien, welke het zoo
dringend noodig heeft? De persoonlijke
vrijheden zouden er eerder bij winnen
en aan de losbandigheid welke wij op
elk terrein aanschouwen zou paal en perk
gesteld worden.
Wat een krachtige persoonlijkheid
voor nuttigs en verhevens kan tot stand
brengen, heeft ons de groote Kardinaal
Lavigerie bewezen. Bij het bericht
van zijn dood kwam zijne forsche ge
stalte, zooals ik hem nu twee jaren ge
leden in de kerk van St. Sulpice gedu
rende eenige uren zag en hoorde, mij
weer levendig voor den geest. Het was
in die schoone kerk, vol licht, omringd
van zijn opvolger Mgr. Livinhac, zijne
witte paters en vrijgekochte negers, dat
ik hem als door een profetischen geest
geinspireerd, op weemoedigen toon
hoorde voorspellen, dat het dien dag
voor het laatst zoude zijn dat hij hier
zijne geloofsgenooten en vrienden ging
toespreken, en dat hij, in Afrika terug
gekeerd, er zoo lang nog zijne kudde
zoude hoeden tot God hem roepen zou.
Overal heeft men den grooten doode
recht laten wedervaren, zoo zelfs dat
in den Hongaarschen Landdag een lid
gedurende de discussie vol vuur uitriep:
dat Mgr. Lavigerie meer dan de groote
maarschalk von Moltke voor de mensch-
heid gedaan had.
In een onzer Hollandsche groote bladen
moest ik echter tot mijne verbazing
de volgende hatelijke regels lezen
welke op eene lange rij zijner goede
werken welke hij stichtte, volgden
„Sommigen noemden geloofsijver, ande-
„ren vaderlandsliefde, weer anderen per
soonlijke heerschzucht als de drijfveer
„die hem onvermoeid deed bezig zijn
„en het is moeielijk uit te maken welke
„dier drie motieven het meest bij hem
„gold."
Welnu, wij, Katholieken, wij kennen
beter de eenige drijfveer die Mgr. Lavi
gerie zoo edel deed handelen. Het
was de groote, ware liefde tot zijn
kregen, die mij ongetwijfeld te gronde zal
richten."
En de goede vrouw kon hare tranen niet
weerhouden.
Bouteselle troostte haar.
„Een uwer concurrenten heeft wellicht die
heische plaag uitgevonden," zeide hij, „ii er in
het dorp een andere herbergier belust op uwe
klanten
„Geen enkele; want ik heb de eenige her
berg in uren in den omtrek, en vjjanden bezit
ik niet. Een ieder in het dorp beklaagt mjj,
en zulks in het bijzyn van vreemden. Ik zal
het huis moeten verkoopen, indien ik er ten
minste een kooper voor vindik zal moeten
vertrekken, doch waarheen
„En wie heeft dat spook gezien
„Ik," sprak de stalknecht, die naderbij ge
komen was, om het gesprek af te luisteren
„verleden nacht heb ik ze gezien en voor geen
geld ter wereld zou ik hier een tweeden wil
len doorbrengen."
„Hebt gij het gezien vroeg Bouteselle,
„en waar dan
„In hare kamer, parbleuzei de knecht.
„Sedert de juffrouw er haver heeft geborgen,
ben ik soms wél genoodzaakt erin te gaan
maar niet. dan bij klaarlichten dag zou ik er
een voet in zetten. Verleden nacht, een wei
nig vöór twaalven, kwam hier een reiziger te
paard. Hjj verlangde, dat ik zijn rijdier in
zijne tegenwoordigheid een maat haver zou
Meester en door die onbaatzuchtige
liefde bezield bewerkte hij de redding
van duizenden in de duisternis van het
ongeloof vergeten slaven, beminde en
diende hij als trouwen zoon zijn Vaderland,
terwijl zijn grootste heerschzucht zeker
daarin bestond, niet om hier machtig
te. worden, doch eeuwig met zijn God
in den Hemel vereenigd te zijn.
Fidélius.
Parijs, 26 Nov./9 Doe. 1892.
In de talrijke werken, die den Ka
tholieken de deugden en heldhaftige
daden van Christenen in vervlogen
eeuwen voor oogen stellen, treft men
dikwijls verheven verhalen aan over
priesters, die liever de wreedste kwel
lingen en zelfs, zoo noodig, den dood
ondergingen dan Let geheim der biecht
te verraden.
Aan deze verhalen kan thans een
nieuw en niet minder edel en treffend
worden toegevoegd uit den jongertn
tijd. Het biechtgeheim vindt ook thans
nog zijn martelaren onder de geeste
lijkheid van Frankrijk, van het arme
Frankrijk, waar naast de grootste god
deloosheid de bloem der teederste gods
vrucht bloeit.
Een drietal jaren geleden werd de
eerw. heer Dumoulin, priester van het
aartsbisdom Aix, gearresteerd, naar de
gevangenis gevoerd en voor het hof
van Assises gebracht. Men beschul
digde hem eene dame vermoord en be
stolen te hebben. De schijn was tegen
hemoverigens de beklaagde verdedigde
zich niet, en zijn zwijgende, berustende
houding stemde de magistraten en jurie-
leden niet gunstig voor hem. De ver
moedens waren verpletterend en de
schuld scheen voldoende vastgesteld.
Beschuldigde werd dan ook schuldig
verklaard en tot levenslange deportatie
veroordeeld. Naar Nieuw-Caledonië over
geven. Ik neem den lantaren, treed die ver
vloekte kamer binnen en ik zie mjj dunkt,
mijn rug is er nog koud van ik zie de oude
Tata, gezeten op de haverkist, zij keek mij
aan met een paar vreeselijke oogen, en ik, ik
koos het hazenpadde reiziger vroeg mjj, waar
de haver was, en ik antwoorddede kist is
ledig. Hfj werd boos, begon te vloeken, zei
dat het bij ons een ellendige boel was, en ver
wijderde zich met zijn paard. En nu ga ik
ook heen. Benoit zeide het mijhij heeft ze
ook gezien, die leelijke Tata! ik geloofde er
niets van, maar nu heb ik het zelf onder-
vonlen.
„Meer dan twintig personen hebben haar
gezien. Vroeger was de kamer gesloten, maar
sedert de meesteres de deur heeft laten ope
nen, verschijnt de oude Tata er eiken nacht.
Juffrouw Raymond, geloof mij, het is in uw
eigen belang, ik zou die spookkamer laten dicht-
metselen. Doet gij het niet, dan zult gij ver
plicht zjjn uw huis te verlaten. Ik voor mjj
poets de plaat, ik zou hier geen nacht meer
kunnen doorbrengen."
En de knecht vertrok, zonder verdere plicht
plegingen met zjjn pakje op den rug.
Wordt vervolgd).