Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
NIEUWJAAR.
bureau J&oogstraaf 817.
EERSTE BLAD.
KERSTMIS.
15de Jaarg.
Zondag 25 December 1892
No. 4471.
Feuilleton.
DE BOEKHOUDER.
PRIJS VAN DIT BLAD:
- o!o5
PRIJS DER ADVERTENTIEN
Zij die zich tegen I Januari op dit Blad
abonneeren, ontvangen de tot dien datum
verschijnende nummers gratis.
Kerstvertelling.
NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT
Voor Schiedam per 3 maanden
Franco per post door geheel Nederland
Afzonderlijke Nommers
f 1.50
Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is verzekerd
volgens de Wet van 28 Juni 1881 StshlNo. 124
Van 16 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen
komsten aangegaan.
In het Nummer van dit Bladdat Oude
jaarsavond verschijntstaat weder voor
belanghebbenden de gelegenheid open om
aan FamilieVrienden en Begunstigers
hun Nieuwjaarsgroet te brengentegen den
prijs van 50 Cent per Advertentie.
I.
[In gezonde n.j
Uit de jubelende tonen van het Kerst
lied, uit de spelende klokkeklanken in
den stillen nacht, uit de ruischende ge-
heden in de ruime tempelhallen, waar
het wonder van Christus' geboorte ge
heimzinnig vernieuwd wordt, en niet
minder uit den gullen lach der onschuld,
die haar stralende oogen vestigt op den rijk
beladen kerstboom met het Kindje in
de Kribbe: vormen zich weer de
lieflijke accoorden voor het rijke thema
der vredes-symphonieEere aan God
in den hooge en vrede op aarde aan
de menschen die van goeden wille zijn."
Verstaanbaar voor het gemoed van
den geloovige alleen, roepen zij daarin de
wonder-verteederende gevoelens wakker,
die zijn ziel toegankelijk maken voor
den zoeten vrede door het Kind van
Bethlehem op aarde gebracht.
De Christen weet, dat in dien vrede
zijn kracht ligt, en vindt dan ook nieuwe
lijdenskracht nieuwen strijdensmoed aan
de kribbe, waar Gods zoon Zijn leven
van lijden en strijden begon.
(Scène uit het Parijsche Volksleven.)
Voor een tafel vol lijvige boeken gezeten,
den rug naar den schoorsteen gekeerd, de half
versleten mouwen van zijn jasje door lustre
mouwen beschermd, zwoegt Julien Fare, als
een overwonnene in de struggle for lifedie
zijn straf, daarin bestaande, om van 's mor
geus tot 's avonds eindelooze rijen cijfers naast
en op elkaar te stapelen, met gelatenheid
ondergaat. Sedert een jaar hondt hij de boe
ken van de firma Laroche, tegen een salaris
van honderd-vijf-en-twintig francs per maand,
hetgeen mager is, te meer daar Julien weduw
naar is geworden, en een dochtertje, zijn eenige
genegenheid, op te voeden heeft. Wat tal van
ontberingen moet hij zich al niet getroosten,
om te zorgen, dat der kleine niets ontbreekt
Een paar dagen per week nog vrij hebbende,
heeft hjj er aan gedacht, ze te gebruiken om
Vrede en kracht, ziedaar de rijke
gaven welke het Kerstkindje ons brengt.
Doch hiermede is de invloed van het
feit van Kerstmis slechts voor een klein
gedeelte beteekend.
Die invloed beperkt zich niet tot de
geheime akten van geloof en liefde in
het hart van den geloovige.
De openbaring Gods in Chistus is
en blijft het groote feit der wereld
geschiedenis dat met ontzaglijke
macht den gang aller gebeurtenissen
belieerscht, en met onweerstaanbare
kracht ingrijpt in het leven, zoowel het
maatschappelijk als godsdienstig leven,
der menschen.
Het is dan ook niet te berekenen,
welke wendingen ten goede in de bur
gerlijke en maatschappelijke verhou
dingen zullen worden voortgebracht,
wanneer die invloed zich eenmaal vrije
lijk kan ontwikkelen, wanneer de geest
van Christus eenmaal alles doordrin
gen zal.
Op ons, Katholieken, rust de verheven
taak dit alles te verwezenlijken.
De waarheid te bewaren in onze har
ten Christus en de leerstellingen van
het Christendom te nemen tot richt
snoer voor ons godsdienstig en zedelijk
leven maar niet minderdie heilige
waarheid te laten heerschen in het
leven buiten ons; d. w. z. mede te werken,
dat op Christus en Zijn wet als grond
slag, den reuzenbouw van het politiek
en sociaal leven der menschkeicl worde
opgetrokken.
Bij het opvatten van die verheven
taak, mogen wij echter niet uit het oog
verliezen„vooreerst dat wij, Katho
lieken, ons moeten wachten, zelfs voor
„den schijn alsof wij verledene toestan
den, sociale en politieke vormen van
„den vervlogen tijd voor onverbeterlijk
„houden, alsof wij er ons alleen op
„toeleggen, die onder alle opzichten bo-
„ven alle denkbare toestanden en vor-
„men op te vijzelen, en voor de toekomst
„als eenig heilsmiddel aan te bevelen."
Dit waarschuwend woord van wijlen
den doorluchtigen kerkvoogd van Mainz
Mgr. von Ketteler, getuigt niet weinig
van den diepen blik, dien deze voortref
felijke man in het maatschappelijk leven
zijner geloofsgenooten heeft geslagen.
Schoon voor meer dan dertig jaar
gesproken, past het ten volle op de
houding, welke vele Katholieken aan
nemen ten opzichte der groote beweging
van onzen tijd.
Wij, Katholieken, zijn van nature, als
tegenvoeters van al wat naar revolutie
zweemt, zeer behoudingsgezind op zich
zelf een voortreffelijke eigenschap, maar
die ons in verschillende bijzondere om
standigheden reeds zeer veel nadeel be
rokkend heeft.
Dat wij tittel noch jota prijs geven
van de heilige waarheid, ons door Gods
genade geschonken, is dure plicht. Die
waarheid zelve, altijd oud en altijd nieuw,
verandert nimmer, vergaat nimmer.
Doch het kleed waarin zij zich hult is
van minder deugdelijke stof. Het ver
oudert en verslijt mettertijd. Soms vol
doet het, reeds voor het versleten is,
niet meer aan de eischen des tijds. Is
het dan te prijzen, als wij voor het be
houd van een onooglijk versleten of af
gedankt gewaad, een strijd voeren, als
hing het behoud der waarheid zelve
er aan? Of zou het soms niet verstan
diger wezen, en meer liefde verraden
voor de waarheid, indien wij intijds
zorgen dat de nieuwe bruidstooi haar
uiterlijke schoonheid en aantrekkings
kracht verhooge, alvorens de logen er
haar leelijke gedaante meê bedekke
Te veel gehechtheid aan uiterlijke
vormen is altijd het bewijs van weinig
innerlijke kracht. Nu behoeven wij,
Katholieken, toch waarlijk der wereld
niet opnieuw het schouwspel te vertoo-
nen van de angstige apostelen op het
stormende meer, wij, die in ons oud en
beproefd geloof, dat de belofte heeft
nog op een ander kantoor de rekeningen bij
te°houden, doch heeft het niet gevonden; an
deren waren hem voor geweest, of wellicht
was zijn jas wel wat te glimmend en had zijn
armoedig uiterlijk wantrouwen opgewekt.
Eindelijk sloeg de klok van het kantoor, de
zes slagen, die zijn verlossing aankondigden.
.Tulien staat op, wrijft zich de door het roode
gaslicht vermoeide oogen, ontdoet zich van
zijne lustre mouwen, trekt zijn overjas aan,
en met den hoed in de hand, opent hij de deur,
die naar het magazijn leidt.
Dit is een groot, ruim lokaal; de bedienden
gaan er op en neer; enkelen lezen een dagblad
en weer anderen spreken over de nieuwtjes
van den dag en de politiek.
Eensklaps zwijgen allen stilin een oog
wenk zijn de dagbladen weggemoffeld, en is
men druk bezig de stukken stof weer op te
schikken, welke gedurende den dag ter verkoop
waren ontvouwd geworden.
Vanwaar kwam die plotselinge verandering?
Eenvoudig daarvan, dat zij iemand met veel
geweld zich den neus hebben hooren snuiten,
en dit kon niemand anders dan de patroon,
mijnheer Laroche zijn. Zij kennen dit trom
petgeschal, dat hun tot waarschuwing dient.
Mijnheer Laroche is binnen gekoniea. Het is
een man van forsche gestalte, droog van ma
nieren, doch met een arendsblik. Hij ziet vluch
tig rond zich heen, en Julien, die met zijn hoed
verlegen staat te draaien, bemerkende, vraagt hij
der eeuwigheid, een kracht bezitten,
waartegen niemand of niets ter wereld
iets vermag.
Laat derhalve geen stugge vasthou
dendheid aan eenmaal bestaande vormen
en toestanden, onzen gezichtskring zoo
zeer beperken, dat wij om den Yorm te
behouden, het offer brengen aan de hoo-
gere glorie en vrijmaking en breedere
uitstraling der waarheid.
Waar is het, dat slechts weinigen
met zoo diepen blik in de maatschap
pelijke toestanden begaafd zijn, als ver-
eischt wordt, om reeds bij den aanvang
van den strijd tussehen oudere en nieuwere
sociale vormen, de stelling te bepalen,
welke de waarheid moet innemen, om
nieuwe lauweren te oogsten maar even
eens is het waar, dat zulke mannen,
zij mogen dan weinig in getal zijn, nooit
ontbroken hebben.
Een voorbeeld. Niemand durft nog
ontkennen, dat de maatschappelijke
stroom drijft in democratische richting.
Welk standpunt moet de Katholiek
innemen ten opzichte van die strooming?
Handelen we voorzichtig met, nu de
bedding van den maatschappelijken
stroom zich schijnt te zullen verleggen,
ook de dijken uit te leggen en aldus
den stroom af te leiden, of moeten we
met inspanning van al onze krachten
de dijken versterken en den stroom
trachten tegen te houden?
Het antwoord op deze vraag hangt
voor ons, Katholieken, af, van de beant
woording eener andere vraag. Is de
democratische richting van onzen tijd,
(natuurlijk is hier alleen sprake van die
richting, welke langs den weg van recht
en orde tot ontwikkeling wil komen) in
strijd met de heilige waarheid der ka
tholieke beginselen, of niet?
Zoo ja, dan moeten wij ons als
éen man verzetten, en is de zegepraal
ons, daar de waarheid altijd triumfeert,
wijl de kracht Gods in haar woont.
Zoo neen, dan is het op zijn minst
Wel boe staat het met de boeken
Zeer goed Mijnheer!
En Julien doet zoo aarzelend als iemand,
die wat te vragen heeft en niet durft. Eens
klaps de stoute schoenen aantrekkende
Mijnheer, fluistert hij, alsof hij zich van
een misstap beschuldigde, u weet, ik ben niet
rijk, zoudt u me een voorschot op mijn maand
geld willen geven
De patroon heeft zijne wenksbrauwen gefronsd,
doch hij is van aard een goed mensch. Het
verlegen gezicht van J ulien ziende
Gewoonlijk geef ik geen voorschotten, doch
ik begryp, morgen is het Kerstmis en kunt
ge geld noodig hebben ga maar naar den
kassier, hij zal je op de loopende maand vijftig
francs op rekening geven, en het overblijvende
zal je den 31n December betaald worden.
Julien bedankt zijn patroon en ontvangt aan
de kas drie goudstukjes, die in zijn oude, al
tijd platte portemonnaie zich in 't geheel niet
thuis moeten gevoelen. Hij verlaat langzaam
het magazijn en groet zijne confrères, wier
ironische lachjes hij gelukkig niet gezien heeft.
Op straat dringt een vinnige koude door
zijne weinig voor dit jaargetijde geschikte klee
deren. Hij zet ziju kraag op, kruipt zoo diep
mogelijk in zijn hoed, en steekt zijn handen in
zijn zakken, met een zekere gelukzaligheid de
gevulde portemonnaie streelende. Met groote
stappen gaat hij door de straten, van tijd tot
tfjd een blik op al die schoone artikelen wer
pende, welke in de winkels ten toon gestel 1
zijn. Speelgoed trekt vooral zijn aandacht, doch
bijzonder een pop. In de van licht badende
ramen waarin duizenden aardigheden van al
lerlei soort vereenigd zijn, heeft eene mooie
pop, met lange, blonde krullen hem toegelachen,
en hare poezelige handjes naar hem uitgestrekt.
Een ongekende lust overvalt hem om die pop,
die op zijn Margriet gelijkt, te koopen en haar
als Kerstgeschenk te geven. Zij moet duur
zijn, zegt Julien tot zick-zelven, en blijft
eenige oogenblikken besluiteloos staan.
De eigenares van het magazijn verschijnt
aan de deurhet is eene bejaarde dame met
een eerbiedwaardig, innemend voorkomen.
•Tulien treedt nader en vraagt verlegen, op
de pop wijzende
Madame, kunt u me ook zeggen, wat die
pop kost
Kom binnen, mijnheer, ik zal het u dade
lijk opgeven.
Zfj gaan naar binnen de koopvrouw opent
het raam en de schoone blonde nemende, zoekt
zjj het prijskaartje dat aan hare vingers hangt.
Twintig francs, zeide zij.
En de verwondering ziende die zich op het
gezicht van den armen man vertoonde, ging
zij voortdat is niet te duur, ziet eens hoe
mooi zij is, zij kan haar hoofdje omdraaien en
sluit hare oogjes, en ze in hare arm leggende,
sloot de pop inderdaad hare oogleden.
Het is alsof hjj zfjn dochtertje slapende ziet, en