Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
No.!!452a.
bureau ^oogstraat 317.
EERSTE BLAD.
Schiedams Verleden.
16de Jaarg.
Zondag 5 Maart 1893,
^SPROKKELINGEN
PRIJS VAN DIT BLAD:
Voor Schiedam per 3 maanden
Franco per post door geheel Nederland
Afzonderlijke Nommers
Het auteursrecht ran den inhoud dezer courant is verzekerd
volgens de Wet van 28 Juni 1881 StsblNo. 12i.
f 1.50
- 2.—
- 0.05
PRIJS DER ADVERTENTIËN
Van 16 regelsf 0-60
Elke gewone regel meer- 0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen
komsten aangegaan.
ui.
HET SINT-ANNA-KLOOSTER.
Weinig meer dan de naam eener
onaanzienlijke straat - het Slootje of
de Sin t-Anna-Zus ter straat herinnert
ons aan bovengenoemd klooster. Wat
de geschiedschrijvers omtrent dit ge
sticht hebben opgeteekend, is zoo onbe
duidend als vaag. Het lijdt geen twijtel,
de Zusters, die hier woonden, waren
Augustinessen, maar wanneer zij zich
hier ter stede gevestigd hebben, of wat
het doel der stichting was, ziedaar
vragen, wier oplossing nog niet gege
ven is.
Het eerst wordt van dit klooster ge
waagd in 1498 in de merkwaardige
akte, die de officieele uitgave van het
leven der H. Liduina vergezelde. „Schie
dam, bij Sint-Anna", zoo onderschrijven
aldaar de kerkmeesters.
Eenige jaren later, in 1505, treedt
het weer te voorschijn naar aanleiding
van een geschil met de abdij Leeuwen
horst, nabij Noordwijk. Jan van de
Water, rentmeester der abdis, was over
leden, en nu stelden de abdij en het
klooster elkander vorderingen, wier recht
matigheid niet onbetwistbaar was. De
zusters van Sint-Anna benoemden den
burgemeester en den pastoor van Schie
dam tot scheidsrechters. Dezen gelukte
het eene uitspraak te doen, die ten
gevolge had, dat „Mater ende Convent
van Sint-Annen t' Schiedam" zich vol
daan verklaarden van wege de hoog
waardige abdis.
Ingewikkelder was een geschil in
1535 met het Sint-Ursula-klooster. Het
gold eene zuster, Neeltje Pieters, die
Berst professie gedaan had bij de terti
arissen op den Dammaar later zich
ö&ar Sint-Anna begeven had. Deviaag,
°f dit geschied was „buyten consent
wille ende weten van haeren oversten",
werd door de eene partij bevestigend,
door de andere ontkennend beantwoord.
Aan dit geschil ging een ander ge
paard over de bezittingen, die de Zus
ter bij hare intrede aan het klooster
vermaakt had. Niet dat de zusters van
Sint-Anna aanspraak maakten op den
eigendom, maar zij vorderden het vrucht
gebruik dor vermaakte landerijen. Het
gerecht van Kethel, onder welks rechts
gebied beide kloosters behoorden, besliste
ten gunste van het Sint-Anna-klooster
het Hof van Holland daarentegen stelde
de Zusters van Sint-Ursula in het gelijk.
Bij de secularisatie van 1572 ver
hiel het beheer der kloostergoederen
grootendeels aan de leproosmeesteren,
terwijl de gebouwen tot pakhuizen wer
den gebruikt.
Meer bijzonderheden omtrent dit kloos
ter zijn totnogtoe niet tot ons gekomen.
Ingezonden.
HET KLOOSTER LELIËNDAAL.
Volgens het eenstemmig gevoelen van
allen, die omtrent Schiedams kloosters
aanteekeningen te boek stelden, was
dit klooster gelegen aan den Achterweg,
waar zich nu het protestantsch wees
huis bevindt. De oude plattegrond van
Schiedam, door J. de Gheijn geteekend,
bevestigt dit ten overvloede. Even een
stemmig is ook de openhartige beken
tenis dier schrijvers, dat er verder vol
strekt niets meer van dit klooster be
kend is.
Wij gelooven gelukkiger te zijn en
deugdelijke bewijzen te kunnen aan
voeren tot staving, dat Leliëndaal en
het Sint-Liduïna-klooster dezelfde stich
ting zijn.
Tot deze gevolgtrekking, vóór ons
nog door niemand gemaakt, komen wij
aldus
lo. Er leetonden. te Schiedam slechte
drie Zustershuizen: het klooster van Sint-
Ursulavan Sint-Anna en Leliëndaal.
2o. Noch het klooster van Sint-Urtula,
noch dat van Sint-Anna kan het Sint-
Liduïna-klooster geweest, zijn
derhalve is Leliëndaal het Sint-Liduïna-
klooster.
De eerste stelling bewijzen wij vol
dingend uit eene Informacie upt stuck
der verpondingen van het jaar 1514. Om
de kracht van dit bewijsstuk te er
kennen, diene men te weten, dat in
1514 op last des Keizers, als graaf van
Holland, commissarissen alle steden en
dorpen doortrokken om den staat der
bezittingen, inkomsten, uitgaven, enz.,
van elke gemeente op te maken en
dienovereenkomstig elke bijdrage in de
bede der provincie te bepalen. De ma
gistraat moest onder eede, de geeste
lijkheid op haar priesterwoord verslag
uitbrengen. Wat nu lezen wij o. m.
van Schiedam„Dat in die stede zijn
„470 huysen, daervan er 97 arm zijn
„ende 6 priestershuyson (door priesters
bewoond). Daerenboven hebben zij 1
„mannenclooster, 3 vrouwencloosterste
.jvetene van St. AnneSt. Ursule ende
LelyendaleSlechts drie vrouwen
kloosters worden vernoemd, ofschoon
het toch zeker is, dat het Sint-Liduïna-
klooster destijds bestond, want dit were
in 1461 gesticht en in 1572 gesecula
riseerd. Tot bevestiging kunnen wij
er nog aan toevoegen, dat op geen en
kelen plattegrond van Schiedam, bui
ten deze drie kloosters, een vrouwen
klooster staat aangegeven.
Voor de tweede stelling dienen de
volgende argumenten: Het klooster van
Sint-Ursula bestond reeds tijdens het
leven der H. Liduina en kan dus niet
ter harer eer zijn gesticht geweestde
datums der resp. stichting 1405 en 146ï
wijzen dit bovendien uit. Vervolgens
wordt het Sint-Ursula-klooster nooit
naar de H. Liduina genoemd, maar
draagt tot de laatste dagen van zijn
bestaan den naam zijner oorspronkelijke
Patrones. Het Sint-Anna-klooster
kan niet in aanmerking komen, omdat
deze Zusters Augustinessen waren, ter
wijl volgens den stichtingsbrief en de
aanteekeningen van Cornelis van Gouda
Laatsten pastoor van Schiedam, het Sint-
aduïna-klooster door Franciscanessen
rewoond werd.
Er blijft dus over, dat Leliëndaal het
Sint-Liduïna-klooster geweest is. Wij
runnen hierbij aanhalen het getuigenis
van P. Wadding uit de eerste helft der
17de eeuw. Afgezien van enkele on
nauwkeurigheden, verklaart deze: „Thans
„is hetzelve klooster (Sint-Liduïna-kloos-
^er) 't welk noch huidendaags onder
,,'t gebied derzelfde stad in wezen staat,
„en van ouds, zooals ik door Schiedam-
„mers onderrecht ben het Vrouwenkon-
„vent plagt te hie ten, door de nieuw-
gezinden verandert in een Weeshuis".
Dit alles wijst ontegenzeggelijk op Le-
iëndaal.
Waartoe, zal men zich wellicht af
vragen, dit uitvoerig betoog Omdat,
wanneer het vaststaat, waar het Sint-
Liduïna-klooster geweest is, men ook
zekerheid heeft, waar de H. Liduina
laar leven op de lijdenssponde heeft
doorgebracht, welke plaats door haar
ijden is geheiligd geweest. Immers,
het Sint-Liduïna-klooster werd, blijkens
den stichtingsbrief, opgericht „op (de)
„hofstede ende erve (waar) Lijdwij Pie
tersdochter zaliger gedachten gestor
ven is." Molanus bevestigt dit op gezag
van Cornelis van Gouda met deze woor
den
„Het klooster der zusters van Sint-
„Franciscus had ook een altaar gecon
sacreerd ter eere van de H. Maagd
„Lijdwijdt, aan de westzijde, ter plaatse
„waar men zegt dat zij, op het ziekbed
.uitgestrekt, God in dit leven gediend
heeft."
De plaatselijke gesteldheid is hier
mede niet in strijd. Achter het huis
der Maagd liep, zooals men leest in haar
leven, eene gracht; welnu ook achter
Leliëndaal (het tegenwoordig protes
tantsch weeshuis) loopt eene gracht, de
Baandie in verbinding staat met de
Kreupelstraatbekend wegens Liduïna's
ongeval. De overlevering blijft dus vol
komen bewaard.
Daar wij nu meenen voldoende be
wezen te hebben, dat Leliëndaal het
Sint-Liduïna-klooster geweest is, zoo is
daarmede de Achterweg aangewezen als
de straat, waar de nederige woning ge
staan heeft van Haar, die wij thans
het geluk hebben op het Altaar te ver
eeren.
Volgen wij in deze gegronde veron
derstelling de geschiedenis van Leliën
daal. De 11. Liduina, wier woning uiterst
armoedig was, had elk aanbod van een
aanzienlijker huis standvastig afgesla
gen. Toen nu een vermogend en vroom
man haar weder met zulk een aanzoek
overlast aandeed, antwoordde zij „In-
„dien iemand op deze plaats na mijn
„dood een gasthuis voor de armen op-
„richt, bid ik den Hemelschen Yader
„dat de aalmoes niet ijdel in zijn schoot
„zal wederkeeren". Gedachtig aan
deze woorden stichtte Willem Sonder-
danck, waardige zoon van den edelen,
menschlie venden geneesheer Godfried
Sonderdanck, na Sint Liduina's dood in
hare woning een gasthuis voor nood
lijdenden. Niemand minder dan P. Brug
man getuigt dit„Hetgeen wij na den
„dood der Maagd onder Gods bestiering
vervuld zien door den geneesheer „Wil-
„lem Sonderdanck, zoon van meester
„Godfried zaliger".
Het woonvertrek der Zalige werd in
een bidkapel veranderd, de woning uit
gebouwd om een aantal armen huisves
ting te verleenen. Dit werd bekostigd
door de aalmoezen, welke de geloovigen
ter eere der H.Liduïnaruimschoots gaven,
zelfs zoo overvloedig, dat het gesticht
bedeelingen hield en o. a. jaarlijks „ter
eeren Goods ende der zaliger maget
„Lijdwij" iedereen, die zich aandiende
„jonck off out, arme ende rijeke" een
witte brood uitreikte.
In 1461, den 17den Maart, droegen
de H. Geestmeesters of armmeesters ten
overstaan van schout, burgemeesters,
schepen en raadsleden van Schiedam het
gesticht over aan „die susteren van der
„derden oirden Sinte Franciscus uut dat
„convent van Haerlem tot Sinte Claren."
Ónder de voorwaarden bij do overdracht
bedongen, behoorde dat de armen, die in
het gesticht aanwezig waren, levenslang
daar zouden onderhouden worden; dat
de zusters jaarlijks twee eerzame burgers
zouden kiezen om haar met raad en
daad bij te staan en hare belangen bij
de wereldlijke overheid te behartigen;
dat het klooster naar believen erfenissen
mocht aanvaarden of afwijzen; dat bij
aldien de zusters het klooster ooit zou-
zouden verlaten „een derdendeel (zou
„komen) an die heylighe kerc van
„Scyedam, een derndeel an den heyligen
„(Geesthuys?) ende een derndeel an 't
„gasthuys"; enz. Daar de magistraat
vreesde, dat de zusters te eeniger tijd
bij de wereldlijke of geestelijke over
heid pogingen zouden aanwenden, om
de relikwieën der H. Liduina uit de
Sint-Janskerk naar Leliëndaal, Liduïna's
woning, te doen overbrengen, moesten
de religieusen tevens beloven nooit hier
toe eenige stappen te doen.
Het Sint-Liduïna-klooster bleef be
staan tot het jaar 1572. Zoodra Schie
dam door de Spanjaarden verlaten en aan
de willekeur der Geuzen overgeleverd was,
werd het klooster Leliëndaal geplunderd
en de bidkapel verwoest. Molanus zegt
dit uitdrukkelijk: „De vijanden van
het geloof en van allen godsdienstzin
hebben dit alles in 1572 geheel en al
verwoest." Bij resolutie van den 12den
Juni 1575 werden de bezittingen van
Leliëndaal door de Staten van Holland
geseculariseerd.
In 1605 werden de kloostergebouwen
tot een weeshuis ingericht. Om de kos
ten te dekken en een rijker fonds voor
de weezen te scheppen, had men ten
voordeele van het weeshuis eene loterij
gehouden. Deze loterij ging uit van de
Schiedamsche rederijkerskamer, die tot
blazoen voerde een roode roos en tot
deviesAansiet de jonkheidYolgens het
gebruik dier tijden waren bij deze ge
legenheid verschillende kamers van re-
thorijke plechtig uitgenoodigd om door
een tooneelspel naar den kampprijs te
dingen. De kamers van Ylaardingen,
NIEUWE SCHIEDAM COURANT
UIT