Dagblad voor Schiedam en Omstreken. Het Socialisme en God. No. 4534. "Pureatt ^oogstraat 317. De Witte Wolf. 16de Jaarg. Zaterdag 11 Maart 1893. Feuilleton. PRIJS VAN DIT BLAD: PRIJS DER ADVERTENTIÈN NIEUWE S COURANT Voor Schiedam per 3 maanden Franco per post door geheel Nederland Afzonderlijke Nommers Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is verzekerd volgens de Wet van 28 Juni 1881 Stsbl.No. 124. f 1.50 - 2.— - 0.05 Van 16 regelst 0.60 Elke gewone regel meer- 0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen komsten aangegaan. In de Maas- en Roerbode 'lezen wij het volgende artikel Dezer dagen las ik bij toeval in een geneeskundig tijdschrift, dat de groote heelkundige Ambroise Paré placht te zeggenJe pansai la bleeture et l)ie.u Va guérie „ik heb de wonde verhonden, God heeft ze genezen. Voorzeker een woord, den christen geleerde waardig, en teenemaal in over eenstemming met het bekende gezegde van den wereldapostel: „Niet hij, die plant, niet hij, die besproeit, is ie'.s, maar alleen God, die den wasdom geelt.. Geldt deze waarheid voor bloot na tuurlijke zaken, ongetwijfeld en met meer recht nog gaat zij op, waar spraak is van geestelijke, bovennatuurlijke. De genezing onzer Maatschappij, die zoo krank is naar geest en gemoed, kan door niemand anders dan door den grooten Heer des Hemels worden be werkstelligd. Naar boven moet de zieke het oog des geestes en des harten richten vol geloof wn hope vandaar zal haar het heil geworden, dat zij te vergeels in eene ontkerstende wetenschap en in de macht van het stoffelijke gezocht heeft. De hedendaagsche wereldbeschouwing heeft den mensch ontwend aan dat ge- loovig opzien naar boven, en ondanks de schitterende triomfen op het gebied van weten en kunnen behaald, ondanks de duizelingwekkende hoogte, welke in onze dagen de schranderheid van 's menscheu brein heeft weten te bereiken, ondanks de hooge vlucht welke de wereldhandel en de nijverheid hebben genomen, was wellicht nooit op deze aarde onder de arbeidende klasse de armoede zoo groot, het gebrek zoo nijpend als thans. Terwijl men dus op geestelijk gebied voor den armen zwoeger dezer aarde niets, volstrekt niets tot stand wist te brengen, kon men er zelfs niet in slagen, zijn stoffelijk geluk te verhoogen. Het eenige, dat verkiegen werd, was de opeenstapeling van enkele ontzag lijke vermogens, die niets anders zijn geworden dan een wapen, of beter ge zegd, een knoet in de handen van eenige hartlooze grootbezitters. Daarvandaan die gloeiende haat, wel ken de „onterfden" aan het „kapitaal" hebben gezworen. Daar is in de maatschappelijke ver houdingen geen regel meer, geen even wicht, omdat het Godsbegrip werd weg geworpen, en temet alle besef van weder- zijdsche rechten en verplichtingen. Die de Maatschappij wil hervormen, gordt zich tot een onbegonnen arbeid aan, indien hij niet op de allereerste plaats zijne aandacht wijdt aan de weder invoering der christelijke wereldbe schouwing. Christus is de „hoeksteen", waarop het maatschappelijk gebouw dient te worden hersteld. Het kan niet anders dan leerzaam en bijgevolg nuttig wezen, aan die het nog niet zouden weten, eens te zeggen, wat eigenlijk het Socialisme beoogt, en door welke middelen het tracht te komen tot het doel, waarnaar het streeft. Om dit te achterhalen, is het niet voldoende, de socialistische bladen te lezen, daar zij ten onzent nog niet al toos openhartig voor den dag komen met hetgeen zij willen, en zich blijk baar tot voornaamste doel hebben ge steld, ontevredenheid te wekken, en de vaak licht verleide arbeiders op te zweepen tegen de dwingelandij gezag en orde, tegen de heerschappij van het „kapitaal". Zij hebben zeer juist ingezien, dat Nederland vooralsnog niet rijp, aan voor vaderlijke zeden, aan Godsdienst en Ko ningschap te gehecht is, dan dat zij het wagen zouden, in ronde taal te belij- Naar het Fransch van Paul Féval. den wat hun „op des harten grond ligt." De hoofdaanvoerders, de gezagheb bende denkers der partij BebelLieb- kneehtProudhon en anderen zijn veel minder schroomvallig. Uit hunne werken kun.ien wij de ge gevens putten, welke aan den door ons ondernomen arbeid dienstbaar gemaakt worden. In verband met het vorenstaande stellen wij dus heden de vraag Wat leert het Socialisme op het stuk van Godsdienst Het Socialisme ziedaar het ant woordt -- wil een Maatschappij zonder Godsdienst. Proudhon zegt: En religion V atheïsme. En als meende hij zich nog niet dui delijk genoeg te hebben uitgedrukt, schrijft hij „De Godloochening is de „grondslag van elke Godsdienstleer. „De eerste plicht van een bezonnen en „vrij mensch is, dat hij de gedachte „aan God onophoudelijk verdrijve uit „zijnen geest en uit zijn geweten." Wij zien er van af, de Godslaste ringen te herhalen, welke hij verder tegen den Goddelijken Opperheer uit braakt, m de vaste overtuiging, dat de reeds aangehaalde bewoordingen aan klaarheid niets te wenschen overlaten. Littré schrijft: „Het begrip van God is een noodelooze onderstellinghet Socialisme is de Godsdienst der ont erfden." Janson zegtMet alle vooroordeelen van Godsdienst en Kerk dient te wor den afgerekend, ten einde zoo te komen tot de loochening van God." August Bebel legde in de zitting van den Duitschen Rijksdag, den 31sten December 1887, volgende verklaring at „De Sociaaldemocratie is uiteraard God loochenend op Godsdienstig gebied streeft zij naar hetgeen men noemt Atheismus." „Die Zukunft" een socialistisch blad, schrijft: „Een geloof aan God, hoedanig ook, is met het Socialisme niet veree- nigbaar. Daar nu zonder God geen Kerk bestaanbaar is, kan er in den socialis- tischen Staat geen plaats zijn vooreen Kerk." Het is, dunkt mij, niet wel mogelijk, het stelsel der barre Godloochening kras ser te bewoorden, en met meer pnbe- schaamdheid te verklaren, dat men met God, dienst van God en Kerk van God geheel en al en voor goed heeft afge rekend. Het zal wel overbodig wezen, nog meer aanhalingen te doenelkeen ziet in, dat de Godloochenende leeraren on zer Hoogescholen in de Socialisten maar al te volgzame leerlingen hebben aan getroffen. Hetgeen die hooggeleerden in hoog dravende bewoordingen als de slotsom van breed opgezette vertoogen en lang gerekte redeneeringen waarin echter der gezonde rede schandelijk geweld wordt aangedaan den lande kond doen, wordt door de volksmenneis in een beknopte Godslasterlijke leuze saam- gevat. Zeker, eensdeels moet de Godlooche ning der Socialisten daaraan worden toegeschreven, dat zij een Schopenhauer, David Strausz, Herbert Spencer, en den ellendeling Renan onvoorwaardelijk vol gen en napraten, doch anderdeels ook aan de gewis niet ongewettigde vrees voor Gods geboden en Gods vergelding hiernamaals. Terecht verklaarde een hunnerVenn es einen Gott gïebtdan sind wir geleiml." Geen sterveling voorwaar zal dat tegenspreken. Niettemin onder de Socialisten, be vinden er zich ook, die de Godlooche ning zoo kras niet wenschen uitgespro ken te zien. Toen op den Socialistendag te Halle Dr. Rudt, uit Heidelberg, de bekende verkla- ïing Religion ist Privatsache wilde vervan gen door een verwerping van alle geloof, 54) Hij drupte op dat woord en zag zijn doch ter vau ter zijde aan. Niet de minste ontroe ring op het kalme, schooue gelaat ran Alix was zichtbaar. (lij moet het doel niet voorbijstreven, vervolgde Vauuoy. De kapitein is een braaf officier, en hij heeft aanspraak op al onze beleefdheid, en als men een man niet lief heeft, dan is het goed zich een weinig te be dwingen. Alix keek Yaunoy bedaard aar; deze zweeg. Hij had zijn dochter liefdit was misschien het eenige menscbeljjke gevoel, dat rog was overgebleven in dit, door egoïsme en laag heid verwoest hart. Hij had haar gelukkig willen maken, maar het noodlot dwong hem. Hij had geen keuzeéen woord van Bêclia- meil kon zijn fortuin, zijn adellijken titel, zijn leven vernietigen; tot welken prijs dan ook, de hulp van Béchameil had hij noodig. Yaunoy was op dit oogenblik iu verlegen heid. Alix beheerschte hem geheel door haar eerlijkheid. Voor de duizendste maal misschien berouwde het hem tegenover haar te hebben gebruik gemaakt van list, te laat erkennende, dat list niets vermag tegenover oprechtheid. Te laaghartig om in al zijn kracht <len angst te gevoelen, die het hart eens vaders bekruipt, die door zijn kind op bedrog be trapt wordt, voelde hij zich toch vernederd en trachtte hij zijn masker ver van zich te werpen. Alix, zeide hij op eens, vrijwel openhar tigheid voorwendende, ik heb ongelijk gehad u'zoo te behandelen. Vergeef mij. Gij verdient het volste vertrouwen en ik wil geen uit vluchten meer. Gij weet wat ik wil. en mis schien ook waarom ik dat wil. Zult gij mijn hoop te schande maken Ik zal doen wat ik beloofd heb, ant woordde Alix. Vaunoy herademde. Dat is voldoende, zeide hjj. De tijd is een machtig geneesmiddel voor den grilligen weer zin van jonge meisjesvoor het oogenblik vraag ik n alleen geen ontmoeting met den kapitein Didier te hebben. Ik heb hem reeds gezien, vader. Ha! En hebt gij hem gesproken? J <x Zoodat die voorgewende koelheid een van buiten geleerde rol was Met kalmen blik noopte Alix hem tot zwijgen. Mijn daden zijn even oprecht als mijn woorden, zeide zij. Stel u gerust vader. Ik wil mijn belofte nakomen. Overigens, voegde zij er er zachter bij, is mijn wil niet uw eenige waarborg: de kapitein Didier zal u niet om mijn hand verzoeken. Werkelijk? riep Vaunoy lomp uit. Dat is gelukkig nieuws, Alix, waarom mij dat niet eerder gezegd, lief kind Ha de kapitein die onbeschaamde gelukzoeker Ilij zeide de laatste woorden op een toon van spottend medelijden, waardoor een gewoon karakter zich ten diepste zou gekrenkt heb ben gevoeld, doch Alix was daarboven verheven. Haar voorhoofd bleef effen en met een kalmen, doch zwaarmoedigen glimlach op de lippen, zeide zij Ik ben het met u eens vaderik gelool dat alles ten beste geschikt is. Vaunoy kende zijn dochter, en ofschoon hg ongeschikt was om haar te begrijpen, zoo had hij toch voor haar zekeren eerbied. Toch kwam die berusting hem zoo buitengewoon voor, dat hü er nauwelijks aan kon gelooven. Onwillekeurig weder in zijn oude gewoonte vervallende, begon hjj weer te bespieden. Lieve hemel! zeide hij na een oogenblik stilte, gij zijt de parel der dochters, Alix, en ik wil wedden, dat men tusschen Rennes en Nantes uws gelijken niet zou vinden. Geen enkele klacht Het is bijna niet om te geloovendat geeft mij goede hoop voor dien armen Bécha meil. Alix antwoordde niet. Maar laat ons daarover niet spreken, vervolgde hij. Er is reeds iets gewonnen. Men moet niet te veel te gelijk verlangen. En ik, die in duizend angsten verkeerde Nu behoef ik niets meer te vreezen. Nu verwondert mjj ook uw koelheid van gister avond niet meerWie heeft ooit zoo iets gezien, en ik zou nu bijna er op dur ven zweren, dat die ontmoeting, waarover wij zooeven spraken, de laatste zal geweest zijn, en dus niet meer door andere zal ge volgd worden. Dit was het voornaamste deel van het ge sprek van Hervé De Vaunoy. Al het overige was slechts de inleiding daartoe geweest. Ook volgde hij de uitwerking er van met onrustig gemoed, de beteekenis van haar geringste be wegingen bespiedende. (Wordt vervolgd.)

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1893 | | pagina 1