Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
No. 4549.
"bureau ^oogstraat 317.
De "Witte Wolf.
16de Jaarg.
Donderdag '30 Maart 1893
MISNOEGDHEID,
Feuilleton.
PRIJS VAN DIT BLAD:
PRIJS DER ADVERTENTIÈN
een vrucht van het Socialisme.
De soldaat begreep het en had medeleden j
nieuwe sghiedamsche courant
Voor Schiedam per 3 maanden
Franco per post door geheel Nederland
Afzonderlijke Nommers
Het auteursrecht ran den inhoud dezer courant is verzekerd
volgens de Wet van 28 Juni 1881 (Stsbl.) No. 124.
f 1.50
- 2.-
- 0.05
Van 1—6 regelst' °-60
Elke gewone regel meer- °-10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen
komsten aangegaan.
ïii het socialistische stelsel vinden
wij de aloude spreuk „hoogmoed komt
tot val" op treffende wijze bewaarheid.
Op het voetspoor der waanwijze hoog-
1 eeraren hebben Bebel en zijns gelijken
het geloof aan God verzaakt en daardoor
den rnensch verlaagd tot het dier.
Hij kan bogen op iets meer ontwik-
keling, doch die hoogere beschaving
verplicht hem tot niets en weerhoudt
",hem ook niet, te wentelen in het slijk
„der ondeugd.
„Genot is zijn eenige levensvraag, zijn
„hoogste bestemming.
„Hoe meer hij den prikkel zijner lusten
„botviert, des te meer geluk smaakt hij.
„Daarbuiten heeft hij niets meer le
gerwachten, noch te verlangen.
Zoo luidt gelijk wij reeds zagen
de leer der 19de-eeuwsche heidenen.
Indien dit echter zoo is, wat baat het
dan den mensch, in ontwikkeling te zijn
gestegen, in kracht en vlucht des geestes
zich te hebben verheven boven het trek
paard, dat hij aan de vrachtkar spant,
boven den ploegos, dien hij het knel
lend juk op de breede schoften laadt
Ware het hem dan niet verkieslijk, in
de maagdelijke wouden van Midden-
Afrika met zijne stamgenootenbavianen
en brulapen over takken en twijgen te
wippen, of in de schaduw ronkend neêr
te liggen A
Dan toch hleve h\i bevrijd van den
last des arbeids, van het wicht des lij-
dens en het grievend hartzeer, waaraan
hij nu is onderworpen tijdens het leven
van de wieg iot het graf.
Ik weet het wel, naar Bebel en de
zijnen droomen, wordt in de toekomst
staat de arbeid zóó verdeeld, dat elkeen
slechts een uur of twee, drie, daags de
handen behoeft te reppen, en het „ta
feltje, wees gedekt" niet langer meer
een sprookje, maar eerlijke werkelijk-
beid zal wezen desondanks echter zal
er tegen onheilen en rampen, tegen
ziekten en ongemakken des ouderdoms
evenmin geneeskruid groeien als contra
vim mortistegen de macht des doods.
Hoe evenwel, zonder de gedachte aan
de hoogere, betere wereld, het Socia
lisme de menschheid tot geluk en wel
vaart zal voeren, is, natuurlijk, het ge
heim van die droomers.
Zullen nu dergelijke hersenschimmen,
vruchten eener ziekelijke verbeelding,
ook al geen ernstig denkend mensch op
het dwaalspoor brengen, dit doel wordt
bereiktontevredenheid en wrevelzin
winnen veld, vooral onder die lieden,
welke zich de verongelijkten, de ont
erfden der Maatschappij noemen.
En een ontevreden mensch, die geen
God meer ducht, is een zeor gevaarlijk
wezen, dien niets kan weerhouden, zijn
woede te koelen, zijn wandalisme bot
te vieren.
Trouwens Bebel en tutti quanti z. 1
het heel wat gemakkelijker vallen, nu
wrevel te wekken, dan later elkeen te
vreden te stellen.
En hoe zij later alles zullen bolwer
ken wat zij nu beloven, weten zij zei
ven zoo heel nauwkeurig nog niet.
Toen onlangs in den Duitschen Rijks
dag de afgevaardigde Bachem de socia
listische beunhazen verzocht, eens voor
den dag te komen met de door hen
ontworpen staatsregeling en met de ge
heimmiddelen, waardoor het algemeen
geluk zou worden verkregen, wisten zij
zoo bijster veel niet te zeggen, en scheep
ten zij de aandachtige toehoorders met
eenige algemeenheden af.
Hun is het voorshands voldoende, on
tevredenheid te wekken, ten einde een
ommekeer der bestaande orde tot stand
te brengen, en dan? ja dan! wie dan
leeft, die dan zorgt!
•i*
Naab iibt Fbansch van Paul Féval.
Het Sociali8mus kan onder het mensch-
dom niets anders dan ontevredenheid
voortbrengen.
Daartoe is het door zijn loochening
van God en van 's menschen onsterfe
lijkheid als van zelve gedwongen.
Geen andere dan vergiftigde vruch-
ten brengt het opvan een braamstruik
immers kan men geen vijgen verwachten.
Een toekomend leven erkent het niet
bijgevolg moet 's menschen leven geheel
en al op deze wereld worden afgespeeld
Hij was dus wel dwaas, indien hij ooit
eenig onrecht verdroeg, indien hij de
geringste beleediging, hem aangedaan,
niet wreekte, indien hij niet in het
gebruik der middelen behoeft hij vol
strekt niet kieskeurig te wezen trachtte
zijn lot te verbeteren.
Daar zijn ongelijkheden in de wereld
de eene is rijk, de andere arm deze
moet tobben en zwoegen om een bete
broods, gene renteniert en maakt goede
sierwaarom moet dat waai om mag
dat
De brave, rechtschapen en oppassende
mensch heeft veeltijds met onheilen te
kampen; daar valt geen steen uit den
hemel, of hij komt op zijn hoofd terecht,
terwijl den deugniet het geluk als het
ware naloopt; moet zoo iets, nog langer
duren?
In die ongelijkheid van lotsbedeeling
put de Christen het bewijs, dat er na
dit leven een ander moet wezen, waar
ieders rekening vereffend, alle onrecht
gewroken, alle deugd vergolden zal
worden.
Ik zal God dienen zoo denkt hij
in voor- en tegenspoed, en eenmaal krijg
ik het loon van mijn arbeid en lijden.
De Socialist echter staat wrokkend
voor het feit dat noch door alle moge
lijke kracht van redeneeren, noch door
woest geweld uit onze wereld kan wor
den verwijderddej ongelijkheid blijft
bost^^n
Al knerst hij ook zijn tanden stomp,
al vreet hij ook zich-zelve het hart af
van nijd en woede, het feit blijft be
staan: daar zullen steeds rijken zijn en
armen, gelukkigen en misdeelden.
Alle socialistische geschriften dragen
steeds dit kenmerk: zij vloeien over van
haat en nijd, en druipen als het ware
van vergift en gal; hun eenig doel is,
misnoegdheid te uiten en op te wekken.
Geen frissche levenslust waait uit die
wereld u tegen, maar levensmatheid,
geen sprank van vreugde, maar koort
sige gloed, geen warmte, die weldoet,
maar vuur, dat verzengt.
Ook hier weer verwoesting!
jj;
Zoudt gij kunnen vermoeden, geachte
lezer, dat iemand anders dan de aarts-
Socialist Proudhon volgend getuigenis
aflegt
„Wat spreidt het Katholicismus
„zoo schrijft hij een grondige kennis
van mensch en menschdom ten toon
„De priester weet, dat ons leven slechts
„een tocht is door dit leven en geheel
„ons bestaan hier beneden zijn beslag
„niet krijgt; daarom geeft hij der mensch-
„heid eene opvoeding, welke slechts in
den hemel voltooid zal worden.
„De mensch, die door den Godsdienst
„gevormd is, stelt zich tevreden met de
„wetenschap en het bezit van hetgeen
"zijn aardsch bestaan behoeft, en zal
','voor geen Regeering ooit een hinder-
„nis wezen, veeleer er het slachtoffer
„van worden.
„O welbeminde Godsdiensthoe komt
„het, dat een burgerschap, die aan u
„zooveel behoefte heeft, u miskent!^
„0 religion bien-aiméefaut-il qu une
bourgeoisiequi a tant besoin de toite
„rnéconnaisse
Meent Proudhon echter, dat vooral
de bourgeoisie behoefte heeft aan de
vertroostingen van den Godsdienst, wij
meenen inzonderheid de werkende en
de behoeftige klasse te moeten wijzen
op die onuitputbare bron van levens
moed en lijdenskracht.
Deze immers hebben op deze aarde
minder, hierboven meer te verwachten
dan anderen.
De gewonde, die deerlijk gehavend
69)
Herat betalen, zeide de soldaat, dan kan
hg drinken.
Vaunoy, die op den drempel stond, begon
te lachen
Jean klemde de tanden op elkaar. Hij
kou niet spreken, maar met de hand wees
hij naar de beurs en de man in 't zwart
greep die.
Ik zeide u immers wel, dat zij goud
hadden, zeide Vaunoy, die nog altijd lachte.
De zwarte telde zes-en-negentig francs en
vroeg om de nog ontbrekende vier.
Ik heb dorst, fluisterde Mathieu Blanc,
die begon te reutelen.
Geen droppel water in de hutJean Blanc
wierp zich voor een der soldaten, die een veld-
flesch had, op de knieën.
doch Vaunoy trad naar voren en stiet den
albino terug:
Dat hjj betale, zeide hij.
Ik bezit niets meerzuchtte Jeanhg
mijn zaligheid niets meer; dood mij en heb
medelijden met mijn vader.
Mathieu Blanc deed een poging om zich op
te richtenhij stiktehet was ontzettend om
te zien.
Ik heb dorst
Toen viel hjj dood neer op het stroo van
zjjn rustbank.
Toen Pelo Rouan tot dit gedeelte van zijn
verhaal gekomen was, werd zijn stem gaan
deweg als gesmoord, hij snakte naar adem.
Bij de laatste woorden verdoofde zijn stem
plotseling geheel en al en Jude voelde hoe
een traan of zweetdroppel op zijn hand
viel.
De goede stalmeester was trouwens met
minder ontroerd dau Pelo Rouan zelf.
De arme jongen! mompelde hij, zgn
groote vuisten zenuwachtig tegen elkaar
slaande, de arme jongen zóó zijn vader
te zien vermoordenen die ellendige Vau
noy vriend! wat deed Jean Blanc
toen 1
Pelo Rouan haalde diep adem.
Jean Blanc, vervolgde hjj, zal in zgn
stervensuur niet dien angst uitstaan, welken
J hjj ondervond in dat ontzettend oegenblik.
I Hij bedekte het gelaat van zijn dooden va
der en knielde bij het bed neer zonder er
nog aan te denken, dat daar tien ellende
lingen stonden om zijn smart te bespotten.
Maar zij lieten hem hun tegenwoordigheid
niet vergeten. j
Welnu boer! zeide de zwarte, de vier
francs die gü den Koning verschuldigd zgt.
Jean Blanc stond op en bevond zich nu
van aangezicht tot aangezicht tegenover de
«hurken? die zijn vader gedood hebben Een
oogenblik dacht hij, dat zijn zwak hoofd zou
bersten, zijn krankzinnigheid bedreigde hem
weer hü voelde den aanval naderen. Maar
eensklaps bemerkte hij hoe een nieuwe en
ono-ekende kracht in hem ontwaakte. ^gn
zwakke geest werd sterk. Hij gevoelde zich
man na zijn langdurige kindsheid en dit was
als een droppel vreugde in den oceaan van
zjjn onmetelijke smart.
Achteruit! riep hg met een stem waar
in niets van de vroegere zwakheid te bemer-
keDeWasSoldaten plaatsten zich tusschen hem
en de deur; maar Jean Blanc bezat nog
altüd zijn wonderbaarlijke lenigheid hg sprong
en als een musketkogel vloog zgn lichaam
door het dunne doek dat het vensterraam be
dekte. Buiten kwam Jean Blanc op zgn voeten
tB Toen de soldaten schreeuwende en dreigende
buiten kwamen was hij verdwenen.
Schiet! riep Vaunoy; doodt hem a.s een
gevaarlijk wild dier, of hg zal zich wreken
Er vielen enkele schoten, doch de albino werd
niet getroffen, ofschoon hg geen twintig schre
den van de hut verwijderd was. Hij bleef stil
liggen in de struiken, waar hij zich verbor
gen had. Toen begon een tooneel, dat zich
niet laat beschrijven. Woedend, dat hg
een zijner slachtoffers had zien ontsnappen,
gelastte Vaunoy, de man, met het zachte,
glimlachende gelaat, die moordt zonder zelts
de wenkbrauwen te fronsen, den soldaten
om de hut in brand te steken. Men ont-
stak toortsen en weldra omringden de vlam
men het doodsbed van den ouden dienaar van
Treml
De ellendelingennep Jude uiten wat
deed Jean Blanc
- Wacht toch! zeide Pelo Rouan, wiens
op elkaar geklemde tanden zijn woorden sche
nen te willen terughouden. Jean hield zich
stil, zoolang de moordenaars, lachende als
wilden en vloekende als duivels, nog m de
nabijheid van de hut waren. Toen zg zich
verwijderden, snelde Jean uit zgn schuilplaats,
drong de hut binnen, omvatte het lijk zijns
vaders en bracht het naar buiten, om het later
een Christelijk graf te bereiden.
Wordt vervolgd.)