Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
No. 4581.
bureau hoogstraat 317.
TWEEDE BLAD.
De Witte Wolf.
16de Jaarg.
Zondag 7 Mei 1893.
i
Parijsche Kroniek.
Feuilleton.
Binnenland.
PRIJS VAN DIT BLAD:
Voor Schiedam per 3 maanden
Franco per post door geheel Nederland
Afzonderlijke Nommers
f 1.50
- 2.—
- 0.05
Het auteursrecht Tan den inhoud dezer courant is verzekerd
volgens de Wet van 28 Juni 1881 (Stsbl.) No. 124.
PRIJS DER ADVERTENTIÊN
Van 1—6 regelsf q qq
Elke gewone regel meer0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen
komsten aangegaan.
De le Mei is hier kalm afgeloopen
en heeft zich door niets bijzonders ge
kenmerkt dan door onverdragelijke stof
wolken die soms op dikke mist geleken
en oogen. neus en mond alleronaange
naamst vulden. Op hooger bevel wer
den de straten op dien nieuwen feestdag
als men het zoo noemen wil, niet be
sproeid, teneinde, wanneer de manifestan
ten wat al te vroolijk mochten worden, en
de cavalerie een woordje zou willen
meespreken, deze laatste op de glibberige
straten niet zou uitglijden. Gelukkig
is het gebleven bij wat leven op de
Place de la République en een tiental arres-
tatien, waaronder eenige afgevaardigden
die zich bij hunne kiezers verdienstelijk
wilden maken, en Parijs zag er als ge
woonlijk levendig en opgewekt uit.
In de politiek is niets meldenswaardigs
voorgevallen en de Kamer en de Senaat
zullen het over de begrooting van 1893
wel eens worden. Laten wij ons dus
liever met wat anders bezig houden.
Zaterdag den 29 April was het de
„Vernisdag" voor de jaarlijksche Salon
der Champs-Elysées, die onder al de
kunsttentoonstellingen bij het publiek
nogaltyd het hoogst staat aangeschreven.
Van 's morgens tien uur af stroomde
eene onafzienbare menigte het Palais de
l'Industrie binnen, waar tegen 12 uur
in de zalen der eerste verdieping de
circulatie zoo goed als onmogelijk was
geworden. Andere gewone voorjaren
wachten de Parisiennes den „Vernisdag"
at om voor het feest in hare lentetoi
letten te verschijnen, doch dit jaar waren
wij te lang, gedurende wel zeven weken
van zomerweder, dien datum vooruit
°im er nog een succes de nouveauté
mede te kunnen behalen.
De gewoonte brengt mede, dat er
Dinsdags in de het Paleis omringende
restaurants gedéjeuneerd wordt, zoodat
soms in de vroolijkste stemming een
vluchtige en wel wat te benevelde blik
voor een sérieus criticus, op de schil
derijen en beelden geworpen wordt. Ik
ben dan ook liever een paar dagen later
er heen getogen om de 1828 schilderijen,
972 beeldhouwwerken, en duizend en nog
wat teekeningen, pastels en gravures,
welke in den catalogus voorkomen, te
bewonderen. Mijne algemeene indruk is,
dat er dit jaar betere werken ingezonden
zijn dan vroegere jaren en dat het aantal
er van belangrijk grooter is. Hierdoor
wint het geheel veel in waarde doch
wordt het werk van een verslaggever
veel uitgebreider en moeilijker.
Reeds dadelijk bij het binnenkomen
wordt men getroffen door het omvang
rijke doek „Karei de Stoute in de kerk
van Nesle" door Roy bet meesterlijk ge
schilderd. Bij het zien dier slachting
en van die angstige gezichten zal nie
mand denken dat die lieden van gedach
ten zijn dat er buiten de Kerk geen
redding mogelijk is, integendeel mag
men met grond veronderstellen dat zij
een mooien duit zouden geven om er
uit te komen. In de vierkante zaal of
salie d' honneur staat men binnentredende
recht voor het schilderij van Munkacsy
dat voor het Hongaarsche parlement be
stemd is en Arpad, den grondvester van
het koninkrijk Hongarije voorstelt, die
na de overwinning de onderwerping der
verslagen volkeren ontvangt. Het is
zeker zeer knap geschilderd doch blijft
achter bij zijnezoo bekendedoeken „Chris
tus voor Pilatus" en de „Kruisiging."
Daar nevens ziet men de „Overgave
van Saragossa" door Orange, evenzoo
een historiestuk van veel kracht en
uitdrukking en in de onmiddellijke nabij-
ïeid „De reis van den president der
Republiek te Boulogne sur Mer" door
Schommel- waarop Mr. Carnot, door
staatslieden, generaals enz. omgeven, de
b>t Feansoh vin Paul Féval.
101)
Toen hy bij j,
haar hand. kwam, greep de kapitein
Jean, mya vriend
gjj zoudt groot oneelHt z,ei?,e glimlachende,
te dooden, want it h /ebben gehad met my
vrouw behandeld. En Marie als een edel-
leven la.it, dan zal voortüa Go<1 mÜ in het
haar zoo moeten behandelen gelleele wereld
Marie werd weder vrooliit -.
trok. Pelo Rouan naderde ^ocMertnlnst
haar op het voorhoofd. xuste
Kind, zeide hy op ernstigen, droevigen
/O zÜt mijn eenige vreugde in deze
7 reid, en ik heb n lief zooals ik de nage-
aehteni» uwer moeder lief heb. Maar gij
sluit*4 nLet hopen, Treml zal geen huweljjk
en heneden zyn stand en zoolang ik
leef, zal ook mijn dochter zyn vrouw niet
worden.
Marie boog haar schoon, blond hoofd op de
borst.
Dan zal ik stervenzuchtte zy.
God blyft u over, antwoordde Pelo Kouan,
en overigens, ons leven behoort aan Treml.
Hy kleedde zich weer in zyn kolenbranders
kleeding, kuste Marie nogmaals op de kleur-
looze wangen en verliet op zijn beurt de
hut.
Twee uren later hadden de onderaardsche
gewelven by het Wolvenhol een ongewoon
en inderdaad plechtig voorkomen.
Thans heerschte daar niet die wanorde, van
welke wy getuige waren, toen wy voor de eer
ste maal tot deze schuilplaats der Wolven
waren doorgedrongen.
Ordelijk gerangschikt, gemaskerd en als
voor een gevecht gewapend, stonden zy in
een halven kring rond de tafel van de grijs
aards.
Dezen waren ongewapend, vier hunner zaten
rechts, de vier anderen links van een stoel.
6 e(m weinig hooger stond dan de hunne,
en waarop de Witte Wolf troonde.
Diepe stilte heerschte in de gewelven.
zi *,1a, verl/P van eenige minuten, openden
wiens i6nl ?m een bleek en bevend man,
te laten. do°delyken angst uitdrukte, door
Die man was Hervé De Vaunoy.
gewone deftige doch wel wat stijve figuur
vertoont. In deze zaal viel mijn oog
ook nog op „De moerbeziënpluk" door
Lequesne, minder om de bewerking dan
om den zonderlingen inval van den schil
der, om moerbeziën door ongekleede
jongejuffrouwen te laten plukken. Ver
der nog twee episodes .uit het leven van
Sancratius door Lehoux en doeken van
Albert Lynch, Moreau, Aymar Pezant,
en Langée.
In de lange zaal No. 18 vindt men
„Mr. Parcey bij zijne dochter" door
Marcel Baschet. De bekende kunstcri
ticus is na een goed déjeuner bezig een
artikel van een zijner confrères te ver
teeren. Deze huiselijke scène is aardig
voorgesteld en het portret van Sarcey
sprekend gelijkend. „De laatste kreet van
Christus" door Jean Brunet is aan
grijpend. Hier zijn onder andere ook
nog interessante inzendingen van Bou
cher, Mademoiselle Louise Abbema,
Bordes Bisson, Ch. André, en „de Vlag"
van Boutigny naar het verhaal van
Maizeroy.
„Het portret van Madame Bonnat"
door haar beroemden zoon, Léon Bon-
nat vindt men in zaal No. 20. De moe
der die hij zoo hoog vereert en bijna
nooit verlaat heeft hij met al de kracht
zijner groote kunst weergegeven en het
is of de glans der kinderlijke liefde
dit meesterstuk bestraalt.
In deze zaal is nog een mooi por
tret van lady Helen Vincent, door Ben
jamin Constant en „Offer aan de Liefde"
door Bougnereau hetwelk door som
migen hoog geprezen door anderen ver
oordeeld wordt, doch waarop mijn oog
met welgevallen eenige oogenblikken
zich verlustigde.
Zaal No. 22 biedt twee juweeltjes
van Jules Breton. „De Kerstmiskalkoen"
en „de weg van 't pardon" (in Bretagne)
en een geestig stukje van Brispot met
een heerlijke „Ham" van Franck Bail
en „De huwelijks reis" door Monzo Perez.
De twintig andere zalen doorgaande
trokken nog bijzonder mijn aandacht
„De legende van den heiligen Hubertus"
door Gélibert, „Het gebed der nede-
rigen door Geoffroy, „De slapende"
van Henner, „De kleine de Beaucbamps
voor de rerolutionnaire rechtbank,"
Twee groote landschappen van Harpig-
nies, De heilige Joannes Chrysos-
tomus" van J. P. Laurens, „De minne
zangers" van Martin en last not least
„Galante praatjes" door Roybet, dezelfde
kunstenaar die het in het begin ge
noemde stuk „Karei de Stoute in de
kerk te Nesle" tentoonstelt en veel
kans heeft den prix d' honneur te be
halen.
In den tuin, waar de beeldhouwkunst
is tentoongesteld, verdringt de menigte
zich het meest voor „de Heldendicht
kunst" van Falguière, „Diana verrast"
van Boucher, „de Natuur tegenover de
Wetenschap" van Barrias, „Hulp"van
Frémiet en „de Worstelaars" van Char-
pentier.
Onder de overige werken trof mij ook
eene soene uit den Zondvloed, welke by
de eindelooze droogte die wij beleven,
een zeer verfrisschende indruk maakte
en na zoo'n langen tocht zeerwelkom was.
Buiten gekomen scheen de zon altyd
even krachtig aan den blauwen hemel,
alsof het nooit meer regenen zal.
Pakijs, 22 April—5 Moi 1893.
Na terugkeer uit het buitenland, dat
einde Juni zal plaats hebben, zullen
ÏIH. MM. de Koninginnen opnieuw op
het Loo verblijven en wel tot de ope
ning van de Kamers in September.
Z. K. H. prins Albrecht van Pruisen
heeft eergisteren-middag Voorburg weer
verlaten en met den trein van den Staats
spoorweg, die te 5 uur uit Den Haag
vertrekt, de terugreis naar Brunswijk
aangenomen.
Twee Wolven geleidden hem tot by de
tafel, waaraan onder voorzitterschap van den
Witte Wolf, de acht grijsaards zaten.
Meester, zeide een der ouden, er is ge
handeld volgens uw wil. De moordenaar staat
voor onzen rechterstoel. Behaagt het u dat
hy ondervraagd worde.
Het behaagt mij, antwoordde de Witte
Wolf.
Vader Toussaint stond op.
Hervé De Vaunoy, zeide hy, hon
derden onzer broeders zyn gedood door uwe
schuld; hun bloed drukt op u, en gij moet
sterven, als gij uwe onschuld niet kunt be
wijzen.
Wy hadden een verbond gesloten,
stotterde Vaunoy; ik hen mijn verplichtin
gen nagekomengy hebt de vijfhonderddui
zend franc. Waarom houdt gij uw woord ook
niet
Ons woord is niets antwoordde vader
Tousiaint, dat van den Meester is alles en het
woord van den Meester hadt gy niet. Ver
dedig u op andere wijze en vlug
Zonder zich in 't minst bewogen te toonen
voegde de oude Wolf er bij:
Yaumi, vriendje, maak een strop ee
reed.
Het koude angstzweet brak Vaunov
uit.
Myn goede vrienden, riep hy uit, hebt
medelijden met my! Men heeft my by u be
lasterd, ik heb mijne arme vrienden uit het
bosch altyd liefgehad. In de toekomst zal ik
nog meer voor hen doen.
Ik zal tegenover den notaris te Flougères
hun recht erkennen, om van het hout in het
bosch houtskool te branden, hoepels te snijden,
klompen te maken, manden te vlechten.
Zwijg, viel de Witte Wolf hem streng
in de rede, gy liegt
Is de strop gereed, Yaumi 1 vroeg vader
Toussaint.
Yaumi antwoordde bevestigend, en zich
naar die zjjde keerende, zag Vaunoy in het
half duister, achter de opeengedrongen gele
deren van de Wolven, werkelijk een touw heen
en weer slingeren. Hy rilde over zyn geheele
lichaam, toen vloog hem het bloed met hevig
heid naar het hoofd.
Ellendelingen! riep hy met door den
grootsten angst opgewekte woedemet welk
recht oordeelt gij mij, my, den edelman en uw
meester Maar ik zai gewroken wordenuwe
schuilplaats zal worden verwoest en gij allen
levend verbrandMaar neen, mijne goede
vriendenach myn arm hoofdhebt mede
lijden; ik heb n nooit kwaad gedaan. Men
heeft u voorgelogen. Indien gij myn gedrag
van meer naby hadt kunnen zien
Tot uw ongeluk kennen wy u maar al
te goed.
Wordt vervolgd.)
NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT
FlDiLIUS.