Dagblad voor Schiedam en Omsti
'eken.
No. 4592.
bureau Jsoog^traat 817.
EERSTE BLAD.
PINKSTEREN.
16de Jaarg.
Zondag 21 Mei 1893.
Wegens het Hoogfeest van
PINKSTEREN zal de Nieuwe
Schiedamsche Courant Maan
dag-avond NIET verschijnen.
Feuilleton.
.h JWflll
ALGEMEEN OYERZICHT.
PRIJS VAN DIT BLAD:
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
NIEUWE SCH
OURANT
Voor Schiedam per 3 maanden t 1.50
Franco per post door geheel Nederland - 2.
Afzonderlijke Nommers- 0.05
Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is verzekerd
volgen» de Wet van 28 Juni 1881 (Stsbl.) No. 124.
Van 1 6 regelst' 0.60
Elke gewone regel meer- 0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen
komsten aangegaan.
[Ingezonden.]
Pinksteren de Apostelen waren ver
gaderd in de opperzaal van Jerusalem,
vreesachtig; want zij hielden de deuren
gesloten uit vrees voor de Joden. Maar
daar dreunt het geruisch als van een
sterk opkomenden wind, en vervult ge
heel het huis, waar zij zitten, en hun
verschijnen verdeelde tongen als vuur,
en zij worden vervuld met den H. Geest.
Hem hadden zij gewacht, op Hem had
den zij gehoopt, Hem hadden zij afge
weekt met Maria, de Moeder van Je
sus. Zij worden herschapen tot Apos
telen, tot helden des Geloofs, op de
zegepraal des Kruises belust. Niet
enkel zij, maar de adem des H. Geestes
gaat over het aardrijk en herschept de
Gereld, en heft den vloek op, op Adam
en zijn nageslacht gevallen, en het wordt
een nieuwe heerschappij, uit strijd en
dijden geboren, een heerschappijdie het
^v&pen van den Christus hoog zal hou
den in eere. Et renovabis faciern terrae.
Haar treedt Petrus, de visscher van
het meer van Genezareth, maar nu
gestaald door de kracht Gods en ge
dijd tot Paus, de opperzaal uit, en hij
Verkondigt aan de Joden en aan de be-
O tl
(Noorsche Sage.)
i)
suutie'ant' in bet noordwesten door eeu
eilandieZvn': =e landtong met een schier-
bezit, me, ""den, dat een vruchtbaren bodem
district '.'"rWea bezaaid is en het Deeusche
Rpi*;■■•vrs rt-ed vormt-
zaud komen v.i droug weêr door dit 8[uif'
als de Israeli J. an^en naar eene regenvlaag
gou alleen tin de woestijn want dere
van SfHl» a eemge vastheid aan den bodem
ka v^'a, geven' zo<>dat men hem begaan
In iio ,er t".t aau de knieën in te zakken,
tiid l.pr .eu*!B« streek lag in vroegeren
afstand va^n V1K' °P een kwartier gaans
dorn tlioi.a i Ze.e', "et stuifzand heeft dat
meestal 1 bedolven en de inwoners,
visschers en schippers, bouwden
woners van vele landen, dat Jesus van
Nazareth verrezen is van den dood en
dat er geen heil te verwachten is dan
in en door den Zoon van den levenden
God. En het breede lied golft in mach
tige tonen Wij hebben Hem, ieder in
onze taal, hooien spreken, Gods heer
lijke daden.
De grondslag was gelegd voor de
Kerk van God, die de wereld op zou
heffen uit den afgrond, waarin zij ver
zonken was, die de menschen zou heili
gen in het bloed van den Christus en
hun den adeldom zou terugschenken
van het kindschap des Heeren et reno
vabis faciem terrae.
De nachten der duisternis stonden
op tegen de heilbodeti Gods en het
woord van de opperzaal werd terugge
drongen in de onderaardsche gangen van
het liedeudaagsche Rome, dat Rome
was de meesteresse der volken en zwaaide
den scepter in dienst van den nacht dei-
duisternis. Afgesloten van de aarde werd
de zaadkorrel van liet woord Gods be
waard in de Catacomben, maar die kor
rel wies op, werd de machtige boom,
wiens kruin door alles heen zou dringen,
om voor allen vruchten voort te brengen,
honderdvoudig. Want de H. Geest daalde
neer, en de getuigen van 's Heeren Ver-
ijzenis stonden op voor de wereld, en
aan alle volken, den Romeinschen scep
ter onderworpen, werd het heil gepre
dikt, dat alleen bestaat in en met den
Zoon van den levenden God.
De Jupiter van het Kapitool viel van
zijn gestoelte, de gedenkteekenen der
Romeinsche zegepraal werden vergeten,
maar in eereverrees het kruis van den
Christus,en luide mocht Rome aan alle na
tiën verkondigen de Christus keerscht,
de Christus triumfeert, Et renovabis
faciem terrae. Ongeloof en barbaarscli-
heid, zedenbederf en misleiding, onkunde
en alle machten der hel zijn in stor
mende vaart gegaan over de Kerk van
Christus, maar zij is gebleven, gebleven
door de kracht des Heiligen Geestes,
gebleven door den Pinkstermoed hirer
martelaren en beleiders, gebleven door
het apostolisch gezag van Petrus en
zijn opvolgers. En hoe al de machten,
tegen haar gekampt, hebben getracht
de wereld te winnen, hoe ze ook dik
werf een wijle die wereld in wanorde
hebben gebracht, steeds heeft zij red
ding gebracht, steeds heeft zij hot
menschdom opgenomen uit de ellende
waarin het verzonken was, steeds heeft
zij haar lied doen juichen, blij en vol
en triomfeerend et renovabisfaciem terrae.
Erger dan ooit dreigt het ongeloof
de wereld te overstelpen, erger dan ooit
woekert het zedenbederf voort, erger
dan ooit loeit het gehuil om een valsche
vrijheid, het gehuil van oproer tegen
God en Zijn gezalfden de volken
met lamheid geslagen en nergens heil
vindend, zien met blijde hope naar de
Pinksterzaal van het Roomsche Vati-
caan. Daar is de Rozenkrans gegleden
langs de vingers van den eerwaardigen
Opperpriester, daar is volhardend gebe
den met Maria, de Moeder van Jesus,
en daar is Petrus opgestaan om dei-
wereld te betuigen, dat Jesus van Naza
reth verrezen is, en dat er geen heil
bestaat dan in en door den Zoon van
den levenden God. Door de kracht des
Heiligen Geestes schrijft hij de plichten
voor aan vorsten en onderdanen, aan
hunne nieuwe woningen -ian den oever.
Alleen de kerk is in stand gebleven, omdat
zij op eenen heuvel gebouwd was, waar zij nu
eenzaam oprijst, als een teeken uit den voor
tijd te midden van deze woesteuij.
Er is echter een verhaal of legende aan haar
verbonden, dat wel de moeite waard is om na
te vertellen.
Op zekeren avond zat de bejaarde dorpspre
dikant te mijmeren over de belangen zijner
kudde.
Het was bijna middernacht de lamp brandde
niet zeer helder meer en de plechtige stilte
werd alleen afgebroken door het brnischeu der-
zee, in wier golven de bleeke inaan zich
spiegelde.
De pastorie lag aan het einde van het dorp
en was, volgens toenmalig gebruik, door slot
noch grendel gesloten.
Eensklaps hoorde hij dat de benedendeur
werd geopend, en dat iemand met zware stap
pen den trap opklom.
Twee vreemde mannen, in witte mantels
gekleed, traden binnen. Een hunner wendde
zich beleefd tot den predikant en zeide in de
Deensche taal, doch met duidelijk hoorbaren
vreemden tongval
Mijnheer, gij zult ons dadelijk moeten
volgen, om een huwelijk in te zegenen, Het
bruidspaar wacht u reeds in de kerk. Deze
som en hiermee liet hij eene beurs me
machtigen en zwakkendoor de kracht
des Heiligen Geestes verdedigt hij fier
beider duurzame rechten. Vertrouwend
op de kracht van den Roomsehen Opper
priester, zien wij met hoopvol oog de
toekomst tegemoet, en het lied dei-
zegepraal ruischt breeder en breeder over
de wereld en het wint 't op alle stormen
der hel en het vereenigt zich met het
hemelsch Alleluja en eindigt niet in zijn
triomfeerenden toon Et renovabis faciem
terrae.
20 Mei '93.
Nog altijd duurt in de Duitsche pers,
blijkens berichten uit Berlijn, de strijd
over het incident Baumbach-Herbette
voort. De Norddeutsche Allg. Zeit. maakte
gisteren twee brieven openbaar, welke
3 dagen geleden gewisseld zijn tusschen
den heer Herbette en den burgemeester
van Dantzig, Baumbach. De heer Her
bette schrijft op verontwaardigden toon
„Mijnheer de burgemeester. Wij heb
ben geen wederzijdsche betrekkingen
ik herinner mij zelfs niet, waar en wan
neer wij elkaar ontmoet zouden heb
ben. De bowuste verklaringen heb ik
noch tegenover u, noch ooit tegen iemand
anders uitgesproken. Misschien heeft
onvoldoende kennis der Eransche taal u
in dit geval op een dwaalspoor gebracht.
In elk geval is het te betreuren, dat
gij den vertegenwoordiger eener buiten-
laudsche regeering in uwe verkiezings-
belangen betrokken hebt, terwijl die
vertegenwoordiger zich, gelijk ik steeds,
ver buiten de binnenlandsche aange
legenheden van uw land gehouden
heeft", enz.
In zijn antwoord herinnert de heer
Baumbach den ambassadeur, dat zij in
den afgeloopen winter te zamen bij
graaf Capiivi uitgenoodigd zijn geweest
goudstukken zien zal u u ruim schadeloos
stellen voor uwe moeite en voor den schrik
over ons onverwacht bezoek.
De oude geestelijke staarde de twee onbe
kenden, die in hurt voorkomen iets onheilspel
lends, iets spookachtigs hadden, sprakeloos aan,
waarop de vreemdeling, die reeds gesproken
had, zyn eisch op zeer dreigenden en gebieden
den toon herhaalde.
De predikant, die intusschen eenigszins van
den schrik bekomen was, begon den vreemde
ling zoo zachtzinnig mogelijk voor te houden
dat het hem verboden was, een huwelijk te
sluiten zonder de personen te kenneu en de
pleegvormen vervuld te hebben, die de wet
voorschreef.
De andere liet zich echter hiermede niet
afwijzen en zeide op dreigenden toon
Mijnheer, gij hebt den keusgij kunt
ons volgen en de som aannemen, of hier blij
ven. Maar dan jaag ik u eenen kogel door
het hoofd.
En de daad bij het woord voegende plaatste
hij de pistool op de hersens van den predikant
en wachtte zoo op antwoord.
De man verbleekte, stond zwijgend op
kleedde zich en zeide
Ik hen gereed.
De onbekenden stapten vooruit, het dorp
door, met den meer dood dan levenden predikant.
Aan de kerk gekomen zag de grijsaard, dat
het gebouw helder verlicht wns. De geleiders
bonden hem eenen doek voor de oogen. Het
zjjdeurtje, door hem zoo wel bekend, werd ge
opend en met zekere kracht duwde men hem
naar biunen, tusschen een dichte menschenme-
nigte door, die door een gegons van stemmen
en gesprekken in eene voor hem geheel onbe
kende taal, vermoedelijk Russisch, uit vreem
delingen bleek te bestaan.
Terwijl lijj daar, geblinddoekt en van alle
zijden door de massa ingesloten, in verbijste
ring stond te wachten voelde hij zich door een
hand aangrijpen, die hem met geweld door het
gedrans- heentrok. Eindelijk schenen de aanwe
zigen ruimte gemaakt te hebbenmen verwij
derde den blinddoek en de geestelijke herkende
de mannen, die hem ontboden hadden. Hjj stond
voor het altaar, dat met brandende waskaarsen
op zware zilveren kandelaars prijkte.
De kerk zelf was door tallooze waskaarsen
zoo helder verlicht, dat men de voorwerpen
tot in de verste hotken zien kon.
Hoewel de zijgangen met eene dikke men-
schenmassa was opgevuld, was de middenbeuk
geheel vrijgelatenaan het einde daarvan ont
dekte de predikant een pas geopend graf. De
steen, die de opening moest dekken, stond te
gen eenen stoel geleund.
De leeraar zag niets dan mannen j alleen
meende hij in de verte eene enkele vrouw te
ontwaren.
Wordt vervolgd./