Dagblad voor Schiedam en Omstreken. No. 4595. bureau ^oogstraat 317. Een tweetal bijdragen in zake de pensioneering yan werklieden. Filips II en Don Carlos. 16de Jaarg. Vrijdag 26 Mei 1893. Feuilleton. PRIJS VAN DIT BLAD: Voor Schiedam per 3 maanden f 1.50 Franco per post door geheel Nederland - 2. Afzonderlijke Nommers- 0.05 Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is verzekerd volgens de Wet van 28 Juni 1881 (Stsbl.) No. 124. PRIJS DER ADVERTENTIÊN Van 16 regelsf 0.60 Elke gewone regel meer- 0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen komsten aangegaan. Den voorlichters der publieke opinie op dit stuk van sociale wetenschap ge werd in de laatste dagen eene goede aanwinst. Vooreerst het rapport in deze zaak uitgebracht door eene commissie van drie rechtsgeleerden, drie Godge leerden en drie werklieden vervolgens een ingezonden stukje in de N. Schied. Ct. van Zaterdag 13 Mei 11., ondertee- kend Arie. Wat het zwaarste is, moet het zwaar ste wegen, weshalve ik begin met het ingezonden stuk, om in een volgend ar tikel het rapport van genoemde com missie te behandelen. Daar is veel valsche en ware wijsheid, en ook wel het tegenovergestelde van wijsheid aan ten koste gelegd, om het voor en tegen eener werklieden-pensio neering toe te lichten. Maar 't al verbleekt, bij de schitte ring van het nieuwe licht, wat op den kandelaar geplaatst is doorArie. Wie is deze, dat wij hem roemen Een werkman en wel een braaf werk man, braver dan de braafste Hendrik. Een werkmansvriend, niet een zooge naamde, de Hemel beware, neen, een van den echten stempel. Een man, die gelooft nog al thuis te zijn, in de zaak, welke hij onder han den neemtin casu de pensioneering van werklieden. Last not leasteen man, die over deze gewichtige kwestie een eigen idee heelt, dus iets oorspronkelijks, en gelooft, de tolk te zijn van vele werklieden. Mein Liebchenwas icilst Lu noch mehr Mij dunkt, ik zie in het toekomst park van Schiedam al een toekomst standbeeld verrijzen „dem groszen Arie gewidmetdie met vasten blik en niet minder vaste hand de beginselen aanwees, de palen zette, de redenen blootlegde Critiscb-Geschiedkundige beschouwing door L. L. voor een der gewichtigste onderdeden van het sociale vraagstuk. Bij al dat goede en groote vergeeft man vriend Arie gaarne de gewone fout zijner standgenooten een weinig breed sprakig en niet altoos even duideiijk te wezen. Wat dunkt onze Arie (gelukkig Schiedam, dat zoo'n man zijn Arie mag noemen) nu al zoo over pensionaering, pensioenfonds van werklieden etc. De Regeering geeft pensioenen aan haar ambtenaren, om te voorkomen, dat zij op hun ouden dag tot armoede ver vallen. De premie voor dat pensioen fonds van den staat wordt ingehouden op de jaarwedde der ambtenaren. Dat is, zegt vriend Arie, een verstandi ge maatregel van deftegeering en het moet ook gezegd worden,dat die maatregel niet kwaad werkt. Dus zal vriend Arie een dergelijk stelsel, als de Staat voor zijne ambte- narenin praktijkbrengt, door den patroon willen toegepast zien op zijn werklieden. Zoo zou een gewoon mensch besluiten maar vergeet niet, vriend Arie heeft een eigen idee. Onze werkman decreteert een voudig (bewijzen is uit de mode) „Met ons werklui, is het andeis gesteld. Eilieve, vriend Arie, hoe zoo? Ik meende in mijne onnoozelheid, dat de pensioneering van ambtenaren door den Staat, geschiedde op grond van de civiel- rechterlijke verhouding die tusschen beiden bestaat, n.l. die van werkman en werkgever. Waarom is het nu met andere werkgevers en werklieden anders gesteld Of meent ge, dat de deugd van spaar zaamheid in geringer mate aanwezig is bij staatsambtenaren dan bij gewone werklieden, zoodat de Staat wel genood zaakt is, zijne dienaren tot sparen te dwingen, terwijl die noodzakelijkheid voor andere werkgevers ten opzichte van hun werklieden niet bestaat? Wees zoo goed ons daaroveT nog eens uw eigen idee te laten vernemen. 1) Geen duisterder punt vond men tot voor weinige janu in <je levensgeschiedenis van den bij uitlek katholieken koning van Spanje, Filips II, dan zijne verhouding tot zijnen eeni- gen zo u, Don Carlos, door hem verwekt bjj z\jne eerste gemalin Maria, dochter van Don Johan van Portugal. Wij hebben hier vooral het oog op de houding van dien koning in het rechtsgeding, dat eindigde met de veroor deeling van den prins-troonopvolger Carlos. De lezer, dien ik niet van alle geschiedkun dige kennis verstoken veronderstel, heeft on getwijfeld óf wel in zijn jeugd op de school banken óf wel vroeger of later uit dezen of ge nen schrijver vernomen, wat bloeddorstig ondier die koning van Spanje was, die zijn eigen kroost niet spaarde, maar als onmenscheljjke slaaf van afgodische dweepzucht en verre gaande jalonsie, als aan een anderen Moloch zelfs zjjn eigen kind daaraan ten offer bracht. Dwaas is die veronderstelling niet, mij zeiven en velen anderen is zulks overkomen. En me nigeen zal evenals ik geoordeeld hebben, dat bedoeld verhaal niet van allen grond ontbloot was. Geen wonderDriehonderd jaren lang heeft partijdige kronijk- en historieschrijvers- critiek, dit feit voor den tijdgenoot steeds in een valsch daglicht geplaatst, het ter onder richting en waarschuwing voor het nageslacht opgeteekend, als bewijs van wat de beschaving te wachten heeft van een koning, die als ka tholiek vorst zich beschermer en verdediger van den godsdienst noemt. Zij wil daardoor het bewijs leveren, dat zulk een koning slechts een onderdrukker der volkeren zijn kan. En om deze stelling vol te houden, heett zij niet geschroomd den machtigsten vorst van Europa, den eersten zijns tijds, zoowel door mannelijke innerlijke kracht als door zjjn uit gestrekt rijksgebied, tot beneden het redeloos dier te verlagen. Zjj hebben zich niet ge schaamd, het met de donkerste kleuren te schilderen, hoe die vorst uit honger naar ver meende doch in waarheid huichelachtig-poli- tieke rechtvaardigheid, de stem der natuur onderdrukte, ja met de koudste koelbloedig heid zjjn eigen bloed vergoot. Dank zij den Een tweede bezwaar tegen pensio neering, als tenminste het vorige, onbe wezen, raadselachtige: „met ons werk lui is het anders gesteld", een bezwaar mag genoemd worden, een tweede be zwaar is de dubbeltjes-kwestie. Hoe zou dat betaald kunnen worden En Arie rekent u knaphandig voor of insinueert ten minste, wat dat het een onmogelijkheid zou zijn om oude werk lieden te pensioneeren, wijl het te veel geld zou kosten Zeg eens, Arie, gij bezorgde, christe lijke Arie, daar zijn nu ook veel werk lieden, die niet meer kunnen werken, niet waar? Moeten die menschen dood hongeren? Heere bewaar me, neen, leven blijven, een menschwaardig bestaan hebben. Goed zoo, Arie, nu zijn we het eens. Maar hoe moet dat dan betaald worden Of wordt het levensonderhoud van een werkman soms duurder, door dat het hem uit een pensioenfonds ver strekt wordt? Dus zult ge het wel met mij eens zijn, dat het geld voor pensioenfondsen even goed (ik beweer, nog gemakkelijker) zal te vinden zijn als thans, nu, hetgeen de afgeleefde arbeider noodig heeft, hem verstrekt wordt, hetzij door een recht schapen patroon, hetzij door liefdadige instellingen, hetzij door particuliere lief degiften. Goed, redeneert onze werk mansvriend verder, maar wie zal de premie betalen? Dat zal, evenals bij de ambtenaren, wel uit den zak van den werkman moeten komen, en in dat geval kan hij zelf zijn spaarpot wel beheeren, dan blijft er bovendien voor administratie etc. niets aan de maat on den strijkstok hangen. Ronduit gezegd, heb ik een oogen- blik getwijfeld, of onze vriend Arie, dooi een werkman te willen heeten, zich niet eene hoedanigheid toeëigeude, welke hij niet bezat. Laat ik hier onder ons er bijvoegen, dat ik die gedachte zooveel mogelijk heb bestreden om het bekende adagium: „Ieder worde goed geacht tot onvergetelijken en onpartijdigen geschiedschrij ver Gachard is er een lichtstraal geworpen in de duisternis, het rechte pad in dit doolhof is on» aangewezen en al is daarin nog niet alles even helder en klaar, toch is datgene gevonden, wat voor den waarheidlievendeu en rechtvaardigen geschiedvorscher het belang rijkst is. Want uit de archieven terugge vonden in het wereldberoemde paleis en kloos ter St. Laurens, het Escnriaal, en uit de stuk ken te Rome in het Yaticaan ontdekt, blijkt dat Don Carlos niet door Filips is ter dood veroordeeld, evenmin door geheime kunst middelen op last zijns Vaders is omgebracht. Het is integendeel tamelijk duidelijk gewor den dat de ongebondenheid, de wispelturigheid, de buitengewone opgewondenheid van geest, de buitensporige kuren, waaraan hij zijn li chaam waagde, eindelijk zijn geheel onnatuur lijke en overspannen levenswijze oorzaak ge weest zjjn, dat kjj eenigen tijd na zijne ge vangennsming den natuurlijken dood stierf. Tot ons leedwezen ontbreekt ons op dit oogenblik Gachard's brochure „Don Carlos et Philippe II", waarin dit alles uit de stukken zeiven bewezen wordt. Wij willen trachten hetgeen de voornaamsteNederlandsche geschied schrijvers omtrent deze zaak ons mededeelen tot een klein geheel te vormen. Wat om waar, waarschijnlijk, onwaarschijnlijk of valsch voor komt, willen wjj aanwijzen,moge het ons zoodoende gelukken, een weinig weg te nemen van den het tegenovergestelde bewezen zij"; want men zal mij toestemmen, dat het zich uitgeven voor een werkman, om des te beter de zaak der werklieden afbreuk te kunnen doen, iets is, wat ik nu liever niet betitelen wil. Maar de laatste aangehaalde rede neering over dat eigen beheer van zijn spaarpotje bewijst m. i. duidelijk het onredelijke van mijn vermoeden. Immers alleen een werkman kan zoo totaal verstoken zijn van financieele be grippen, dat hij niet vat, hoe zijn dub beltje (of wat hij dan ook als premie storte) in vereeniging met de dubbel tjes, door anderen gestort, hem eenmaal van veel beter conditie zal maken, dan wanneer hij het vijfvoudige dier premie in eigen spaarpot had opgeborgen. Zouden er zoo weinig edelmoedige lieden te vinden zijn, welke gratis of althans tegen zeer geringe belooning de administratie van dergelijke pensioen fondsen zouden willen voeren, dat er noodzakelijk veel aan maat en strijkstok zou blijven kleven? Ik geloof het niet. Maar hiermede is vriend Arie nog niet aan het einde van zijn pleidooi. Als ik het goed begrijp, komt nu eerst 's mans eigen, oorspronkelijk en grootsch idee op de proppen. 't Is waarachtig jammer dat zooveel welsprekendheid aaD zulk een ondank bare zaak gewijd wordt. „Wat zal er ten slotte van ons werk lui worden, als wij allen zullen wor den gepensioneerd op den ouden dag?" Door het pensioen (ik vat samen, doch citeer nauwkeurig) zullen de ambachten en vakken achteruitgaan, zullen de werk lieden wordenonverschilligen, geen goede werklieden voor hun patroon, geen goede echtgenooten voor hun vrouw, geen goede hoofden voor hun gezin slechte vaders voor hunne kinderen, slechte burgers voor hnn vaderland, koud en gevoelloos voor alles, wat hen tot menschen maakt, tot niets nut, de slaven van hun hartstochten. laster, die sedert velen eeuwen in zoo volle mate het hoofd gedrukt heeft van den ka tholieken Filipswie onderzoeken wil of wjj der waarheid en billijkheid in alles getrouw blaven, vergelijke ter aangegeven plaatse de verschillende schrijvers door ons hieronder vermeld. Den 8sten Juli 1545 werd Don Carlos te Valladolid geboren, en reeds verloor hij vier dagen later zijne Moeder Dona Maria. Van zijne eerste levensjaren vinden wjj weinig of niets opgeteekend. Mogen wij Bilderdijk ge- looven, dan was hij van een woesten, kwaad- aardigen en alleropvliegendsten aard, dan was hij traag in 't leeren van de voor hem zelfs meest noodzakelijke wetenschappen. Rap was hij daarentegen in het trekken van pook en degen, zoodat hij dikwjjl3 ontwapend moest worden in zijne driftige aanvallen tegen de hoogste ambtenaren, wanneer deze iets gezegd of gedaan hadden, dat hem tegen den zin was. Wordt vervolgd.) Hooft, Nederl. Hist. 1ste deel bladz. 305 enz. Van Meteren, Oorlogen en Geschied, der Nederl. 1ste deel 3de boek bladz. 450. Bor lste stuk 4de hoek Tol. 160 pag. 226. Wage naar, Vaderl. Ilist. 6de deel 23ste boek bladz. 317. Bilderdijk, Geschiedenis des Vaderl. 6de deel bladz. 118 en Opheld. bladz. 258. Nuijens, Nederl. Beroerten, lste deel 2de boek Hoofdst. II bladz. 75. enz. NIEUWE SCHIEDAMSCHE COURANT

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1893 | | pagina 1