Dagblad voor Schiedam en Omstreken. bureau J&oocpertraai 317. De perspectief in Ie schilderkunst. 16de Jaarg. Dinsdag 6 Juni 1893. No. 4603. Parijsche Kroniek. Feuilleton. PRIJS VAN DIT BLAD; PRIJS DER ADVERTENTIÉN NIEUWE SCHIEDABÜHE C0URAN1 Voor Schiedam per 3 maanden Franco per post door geheel Nederland Afzonderlijke Nommers f 1.50 - 2.- - 0.05 Het auteursrecht van den inhoud dezer courant is verzekerd volgens de Wet van 28 Juni 1881 {Stsbl.) No. 124. Van 16 regelsf 0.60 Elke gewone regel meer- 0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeen komsten aangegaan. Wij leven hier in het volle Saison. C>e wedrennen van Chantilly zijn Zon dag, den 28sten, met den prijs van de Jockey-Club, lr. 130.000, besloten. Den 4n Juni wordt in het bosch van Bou logne het Féte des Jlen.ru gegeven, en den Zondag daarop volgend, zal er Au grand prix de Paris op de Longchamps geloopen worden. Gelukkig is het aantal vreem delingen op het oogenblik zeer groot, en deze vlottende bevolking geeft veel beweging aan de wereldstad, daar die bezoekers den ganschen dag en route zijn en alles willen zien want zonder dezen toevloed, waar het schoone weder zeker veel toe bijdraagt, zoude men gemakkelijk bemerken, dat de handel en nij verheid verre van schitterend gaan en daardoor de kunsten en luxe-artike len onvermijdelijk mede lijden. Na den Hn Juni heeft de gewone groote ver huizing plaats, en een ieder, die het maar eenigszins betalen kan, verlaat Parijs voor een, twee of drie maanden, naar gelang zijne middelen het hem veroorlooven. De ongelukkigen die in de oude drukke wijken wonen, en er gedurende de warme maanden in en tusschen die hooge huizen moeten blij ven, zijn wel te beklagen. De tegenwoordige minister-president, oud-rector van een hoogeschool en oud minister van onderwijs, Mr. Dupuy, hield onlangs eene redevoering te Tou louse, waarin hij onder andere zeide'; „Onze natie is niet bevreesd voor nieuwe „mannen en kan zich even goed over „het vertrek van Ulysses troosten als „Calypso dit gedaan heeft." Ik herinner mij nog zeer goed uit het eerste hoek van den Télémaque geleerd te hebben „que Calypso ne pouva.it se consoler du depart d' Ulysse'en de groote Fénélon heeft dit historische feit zeker hij de oude schrij vers geput. Hoe is het nu mogelijk dat Mr. Dupuy dit niet wist? Zulke dwaasheden zouden zeker de oude mannen niet verkocht hebben. 2) Werpt een helderen blik rondom u in de vrije natuur en ziet, hoe naarmate de voor werpen ro;Jom u een verschillende verhou ding aannemen, ook de tint en de kracht hunner 1 ieuren voortdurend verwisselen. Nog is de wetenschap er niet toe kunnen komen hiervoor vaste regelen te stellen, voor- loopig moet de schilder door nauwkeurige waarneming der natuur en vooral door ver schillende en afwisselende lichtschakeeringeu met studie na te gaan, zich die kennis eigen maken. Die lichteffecten met juistheid weer geven is ook voor onzen tjjd, voor velen nog een geheim. Hetzelfde kan gezegd worden van het zacht ineensmelten van verschillende kleu ren, waarin ons oog zich zoo menigmaal ver- Hoewel het mij niet onbekend was, dat er in Frankrijk verschillende matig heids- en afschaffers vereenigingenwaren, had ik tot heden toe er nog niets van bemerkt. Op een zonnigen namiddag was ik met een vriend per bateau movche naar St. Cloud gevaren en hadden wij daar wat lommer in het heerlijke hosch gezocht. Op het terras la lanterne de Bioqène geheeten, bewonderden wij het onvergelijkelijk schoone panorama van Parijs en wij waren juist de groote laan, welke naar het thans geheel ge sloopte kasteel leidt, ingeslagen, toen onze aandacht getrokken werd door een groepje menschen, misschien een honderdtal, dat daar verzameld was. Wij bemerkten al spoedig aan hun fluisterend spreken en hunne strakke gezichten dat wij hier met heilsoldaten of iets dergelijks te doen hadden en inderdaad het waren de leden, zoowel vrouwelijke als mannelijke, van de Société de temperance de la Croix bleue. Wij ontvingen gratis het blad van de Yereeniging en d« gedrukte liederen welke gingen gezongen worden. De lachlustige Franschen die daar voorbij kwamen, begrepen er niets van of ver maakten er zich mede, hetgeen echter niet belette dat een dominé, wij ver namen later hij Zwitser was, zeer wel sprekend het misbruik van den sterken drank behandelde en ik hoor hem nog met krachtige stem uitroepen„Het „alcoholisme is eau ware publieke plaag „geworden, volgens Channing ver schrikkelijker dan de pest; meer te „vreezen dan de cholera, zoo wij Balzac „kunnen gelooven en moorddadiger dan het kruit, zooals doctor Bergeret terecht „beweert, een plaag voor het indi vidu, een plaag voor het geslacht en „de familie, een plaag voor de geheele „maatschappij." Na deze rede zong men een lied. De lucht was intusschen betrokken gewor den en wij vonden het voorzichtiger de bui daar in het bosch niet af te wach ten. Onder het heengaan zeide een kittige lichtzinnige Parijzenaar „S'ils lustigen mag, vooral als bij 't eerste gloren de zon de wolken aan den horizon met een zee van kleuren overstroomt, of wanneer uit dankbaarheid de dagtoorts met het heerlijkst rozerood de blanke vachten tint der kleine wolkjes, die een Zuid-Oosten wind als avond groet haar nazendt. Het behoort tot een juiste vooral practische kennis der perspectief, dit alles met nauwkeurigheid te kunnen weer geven. Wat de geschiedenis der doorzichtkunde aangaat, hiervan valt op dit oogenblik nog zeer weinig te zeggen. Zij bestaat nu nog uit - verscheidene onsamenhangende deelen. Vele en groote schakels ontbreken daaraan. Gaan wij haar na, vanaf het Joogenblik dat de Renaissance haar een geheel nieuw leven schonk, dan is zij zeer gemakkeliik te volgen. De eerste schoone teekenen van de kennis der perspectief ontdekken wij in het begin der vijftiende eeuw, Giotto, de Italiaan, en de Van Eijck's, die corypheën der Vlaamsche schilderschool, vormden bijna gelijktijdig ieder voor zijn land eene nieuwe school. Zij waren elkander, voor zoo verre men weet, onbekend, en het is dus bloot toeval dat het nieuwe licht, dat de schilderkunst bestralen ging, in zoo verwijderde landen tenzelfden tijde, tot voedsel voor de kunstliefde dier bevoorrechte oorden zich vertoonde. n aiment pas le vinvoila Ie. b m Bieu qui va leur donner de V eau Over de onheilen sprekende welke de sterke drank aan de wereld bezorgt, verhaalde mij mijn vriend, die jaren in Londen gewoond had, de volgende onge looflijke geschiedenis. In een groot buitenkwartier van Londen, waarvan de zwarte zwaarmoe digheid nog door de lage kaaien van den Theems verergerd wordt, gingen dikwerf twee brave, oude, ongehuwde juffrouwen van mijn kennis de armen en ongelukkigen bezoeken en helpen. De dronkenschap en de geeuwhonger maken daar duizenden slachtoffers. De goede zielen hadden daar ïeeds dikwerf eene behoeftige familie, Watkins geheeten, bijgestaan, waarvan de vader, een on geneeslijke dronkaard, nu eenigen tijd geleden verdwenen was. Op een goeden dag kwam een klein mager meisje met lichtblauwe cogen en geel haar, geheel ontsteld en bezweet van 't loopen bij de oude dames, die in een aristocratische wijk woonden, aanbellen. Toen de meid had opengedaan en de weldoensters de stem van het kind herkenden, riepen zij: Zijtgij het Mary, wat is er aan de hand en Mary, wie het snikken bijna belette te spreken, antwoordde nauwelijks hoorbaar: „Vader is van nacht gestorven Is hij dan terug ge komen Ja, om testerven. Dood van 't hoesten. En wij hebben zelfs geen geld om een kist te koopen. Ik smeek je myladies, heb medelijden met ons Gevoelig van harten trachtten zij Mary wat te troosten en gingen met haar mede, want zij stonden er op per soonlijk hun goed werk te doen en bij den doode te bidden. De regen viel eentonig en koud neder, een echte No- vemberregen, die denvroolijksten mensch pessimist zoude maken. Door lange mod derige straten, waar geen eind aan scheen te komen, bereikten zij tegen het vallen van den avond de woning van den doode. De overledene lag daar op zijn bed, flauw door het roode licht van een petroleumlampje beschenen, zijn gedaante Het is onnoodig ze hier op te noemen die ware kunstenaars, gevormd in de scholen dier groote mannen. Of brachten zij niet een Pietro d«lla Prancesca, een Rafael, een Albrecht Diirer voort Sinds dien tijd is de studie, de litteratuur der perspectief steeds meer en meer toegenomen, de wetenschap is der kunst te hulp gekomen en staat heden hare beoefe naren ter dienste, doordien zij de door studie verkregen resultaten tot een goed sluitend theoretisch geheel heeft teruggebracht, en wie thans de doorzichtkunde wil meester zijn, behoeft zich slechts bij haar te vervoegen, om binnen korten tjjd hierin zelfs de groote meesters te evenaren. Ofschoon de bloei der perspectief betrek kelijk nog van jonge dagteekening is, moet men dit echter niet zóó opnemen, alsof de ouden volstrekt geen idee daarvan hadden. Tot nu toe weet men weinig of niets ervan, of de perspectief ook bekend was en beoefend werd van af de 4de eeuw onzer Chr. jaar telling tot omtreeks 1400. Integendeel liggen honderden bewijzen voor de hand dat de toen malige kunstbeoefeuaars daarvan weinig ken nis droegen. Het is echter iets anders of de oude volken daarvan evenmin op de hoogte waren. Nog weinige jaren geleden oordeelde men algemeen van neen, doch latere opgravingen naast de kwam onder de plooien van een wit laken duidelijk uit. Zijne vrouw, werk ster van beroep, zat aan de tafel te weenen, terwijl de kinderen in vuile plunjes gekleed rondliepen. Het behang sel, dat geen kleur meer had, hing in flarden aan de muren. Een muffe lam penstank en de kolendamp uit een groote kachel paarden zich aan jeneverlucht welke de binnenkomenden bedwelmend aandeed. De goedige oude juffers gevoelden zich door zooveel ellende diep bewogen en deden haar best de arme moeder wat moed in te spreken. Een van haar sprak over Job, die alles verloren hebbende, zonder morren zich aan den wil van God onderwierp en zij voegden een halve souverein bij hare troostende woorden. De moeder bedankte haar en onder een hevig snikken liet zij de dames uit. Toen de deur achter haar gesloten was en zij haren tocht in den donkeren avond weder zouden beginnen, bemerkte de oudste zuster dat zij haar parapluie vergeten had. Zij keerde dadelijk terug en trad eensklaps de kamer binnen doch o! verschrikking! daar zat „de doode" op den rand van zijn bed met de halve souverein tusschen zijn duim en voorste vinger. De geheele familie stoof van ontsteltenis uiteen terwijl de eerbiedwaardige dame van haar zelve viel. De andere juffer, door het leven getrokken, snelde toe en zag, half dood van schrik, hare bezwijmde zuster in de armen der vrouw, omringd van de opgewonden kinderen, terwijl de doode in zijn hemd, de grootste deelneming aan zij .e verschrikte weldoenster be tuigde. Gelukkig kwam de oudste zuster weder spoedig bij en zonder naar de ver klaringen en dè verontschuldigingen van dit ongeëvenaard schandaal te luisteren, riepen zij beiden, het huis ontvluchtende, „Afschuwelijk! Afschuwelijk!" En inderdaad het was afschuwelijk. Om weer geld te hebben en jenever te kunnen koopen had die dronkaard voor doode gespeeld en zijn geheele familie gedwongen die comédie mede te spelen Via Sacra te Athene en schilderingen, ontdekt in onderaardscke groeven te Vulci in Italië, hebben reeds velen van hunne eerste meening teruggebracht, en hoe meer men doordringt in de geschiedenis der oude volken, hoe meer hun hiëroglypliensehrilft ons bekend wordt, hoe meer men doordringt tot in de diepste diepten der aarde, des te sterker worden wfj in dit gevoelen gesterkt. Maar welke mag dan de grondige reden zijn, dat die kennis verloren is gegaan, sinds het Christendom overal zegevierde? Was de Kerk dan niet immer en altijd de beschermster der schoone kunsten Op deze laatste vraag antwoorden wij volmondigjade eerste laten wij, wijl wij geene grondige en voldoende oplossing hiervoor vinden kunnen, aan bekwamer schrij vers over. L.L. EINDE.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1893 | | pagina 1