Dagblad voor Schiedam en Omstreken.
17de Jaarg.
Zaterdag 3 Februari 1894.
No. 4805.
bureau otex&txaat 39.
PRIJS VAN DIT BLAD:
Voor Schiedam per 3 maanden
Franco per post door geheel Nederland
Afzonderlijke Nommers
f 1.50
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 16 regelsf 0.60
Elke gewone regel meer- 0.10
Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten
Be Merodaat.
^'Dar'61 ^a°en Seschiedt aan het klein Se-
de r'e Van hef bisdom Haarlem te Voorhout,
2o0 'lnK van het treurspel Merodaat.
hit treurspel hier in een dagblad
Ut)iv en' ^an heeft deze bespreking de vrij
^nnej866^6 strehhing, om tegenover de bouf-
te'6 Van teaenw001[,dige theater, eens
toonen, wat waarachtige christelijke
del 0o'i fhans nog in navolging van Von-
jje°h dramatisch gebied vermag,
aan van den Merodaat (welks plan
'f'etle '°ere foegeschreven wordt, terwijl zijn
de j P/ü^ess°ren dat plan hebben uitgewerkt)
hn 1°UC' ^an van hen Merodaat komt,
{dei° t}zaa't! hierop neer
d°°P i°daat' een Armenisch veldheer en
van een zijner leger
en terug ih Nicéa, Armenië's hoofdstad,
des 'j)01t 'n hat Nicéa, dat de koning Oro-
en he naburige Parthen vermoord is
aan C'e scePtei' hes rijks is overgedragen
ho0fJen christen-apostaat, aan Artaban, het
tVejjjj. Vai1 hen Senaat. Merodaat heeft nau-
rn^^ S a^ het bovenstaande van zijn wapen-
di6(ltKei Vleonis vernomen, of Artaban ont-
a's voorloopig hoofd van den Staat,
v«rv iaat tot z'ch> en eischt van hem de
te(1 S'ng der Christenen, op wier rekening
steJd 0r'rechfe muiterij en oproer wordt ge
had l^er°haat, die nog zooeven een gesprek
Op ,'ïlet zijn christenvriend Zopyrus, en die
JO^^-'hrang van dezen vriend besloten is,
to aanstonds het H. Doopsel van de Kerk
'd d 3,11 Verzoeken, antwoordt aan Artaban
aan Voege, dat hij een schoone loftuiting
gert 6 Christenen ten beste geefthij wei-
dVerp00'4 he Christenen te vervolgen, zich
tygj, °ens aan Artaban's oppergezag onder-
be2Penh* De félste nijd kwelt nu Artaban.
tegeri ^ah trouwens toch reeds een veete
ttigj1 ^erodaat, en hij verhaalt deze veete,
Zljn verdere historie, op de volgende
feuilleton.
StOORD IN HET BOSCH.
Naar het Fransch van
Raoul de Navery.
27)
'J^as ging aarzelende de drie treden
?°§enK]-traP °P' kleermaker was op dat
hén ,.te hruk bezig, op op hen te
Hnr' J keek naar de zware beurs van
Ms 'BVe'. waarin zijn klant zoowel goud-
...O l oVgeld. borg.
ijij V' zeide hij, gij zijt niet te beklagen
°rp 6 haar geld genoeg om hier in het
huis te koopen.
v Wordt dit jaar veel geld verdiend.
Sioric e'k is uw beroep, zonder nieuws-
te zjjn f
Sbde,., 'k beroep? Niet een, maar tien,
en het beste is dat, waarmede
v^de,,reeste verdiend wordt.Goeden dag,
fg Je> tot ziens
erlaat het land niet, en het is moge-
wijze aan zijn vertrouweling Sargon, het
hoofd der afgodspriesters, (a.)
Tot zooverre Artaban. Nu echter is
Merodaat weer teruggekomen vol victorie,
en daarom draagt, Artaban, de apostaat en
landverrader, Sargon op, Merodates overal
gade te slaan en hij eindigt het eerste bedrijf
met deze gruwbre woorden, den afvalligen
zoo waardig: Een zwaard, een vlijmend
zwaard is mij door 't hart gevaren, 't is
de Gekruiste zelf. Hij grieft en foltert mij.
Maar in der Christnen bloed koel ik mijn
razernij.
Zoo is het exposé van den toestand ge
geven en de knoop van het drama is gelegd.
Van nu at dus speelt hier een tragedie,
welke eigenlijk eerst in den Heiland werd
lijk, dat ik binnen veertien dagen een ge
heel pak behoef.
De kooper vertrok, sloeg vlug den hoek
van de straat om en verdween.
Na den blinde te hebben doen plaats
nemen, ging blondine den weg op en Douce
tegemoet. Zij merkte haar op, bij den rand
van een put zittende, bezig om Fido te
laten drinken.
Ik herken dien hond, zeide het kind
gij heet Douce en Gildas wacht u te huis.
Ha! Blondine, antwoordde Douce, ik
houd reeds van u, om al het goede, dat
men reeds van u heeft verteld.
Een oogenblik later stond de reizigster
bij de werktafel van den kleermaker.
Ik kom u een grooten dienst verzoe
ken, zeide zij, en om u dadelijk voor mijn
zaak te winnen, zal ik u zeggen, wat mij
hier brengtIk ben de dochter van Louis,
den marskramer, en ik zoek den moor
denaar mijns vadders.
Gij zeide de kleermaker verbaasd.
Gij herhaalde Blondine met tranen
in de oogen.
Toen ik Gildas voor het eerst zag, her
nam het jonge meisje, droeg hij dit wam
buis, hem door u geschonken, en dat onge-
vervuld en welke verder in ons allen nog
wordt afgespeeld. De edelste zieleuitingen,
namelijk, de liefde, het geloof, de helden
deugd, kortom, duizenden bovennatuurlijke
edelmoedigheden waarvoor de rr.enschelijke
taal schier geen woorden heeft, zij gaan in
strijd komen met het rijk der zonde, met
lagen eigenbaat, apostasie, vorstenmoord en
dwinglandij. Maar slechts de hoogheden
in den mensch, zij zullen ten laatste triom
feeren. Omdat namelijk de mensch, die
Christen is, participeert aan zijn verwin-
nenden Christus, daarom wordt ten laatste
in het drama van Broere en Smit het
apostolisch woord aan Merodaat vervuld:
valles is het uwe, gij zijt van Christus"-
Zoo hoog gaat evenwel eerst de strijd, dat
er zelfs martelaarsbloed moet vloeien, en dus
de hoogste vruchtbaarheid van het Christen
zaad moet worden opgewekt.
Volgen wij nu eerst zoo kort mogelijk
den gang der bedrijven, en kiezen wij ons
dan hier een kleine bloemlezing. Ook de
reien, een geheel nieuwe bekroning van het
drama, zullen wij dan herdenken.
Het tweede bedrijf kennelijk bewerkt
naar den Polyeucte van Corneille wordt
geopend met het bovenaardsch schoon
gebed van den pas gedoopten Merodaat
tot Hem »Die nauwlijks hij zijn Meester
nog durft heeten." Dan nadert Zopyrus
en heeft Sargons bespieding opgemerkt
hij weet den martelaarsgloed van Mero
daat van een oogenblikkelijk strijden terug
te houden. Loos gerucht van eenig
Christenoproer Sargon verhaalt aan Ar
taban den bespieden doop van Merodaat -
Orodes, de doodgewaande vorst, wordt terug
gevonden, hij vertoont zich aan zijn getrou
wen, en verhaalt, hoe hij kennelijk in den
Parthen-krijg door verraad van Armenische
zijde zwichten moest. Dat verraad acht
hij nog voortbestaandeMerodaat en Artaban
beloven om strijd hun trouw Orodes
verhaalt aan Zoram zijn vertrouweling, dat
hij grond heeft te meenen, dat zijn zoon,
twijfeld het eigendom is geweest van den
moordenaar mijns vaders.Ik heb een stuk
stof, dat het slachtoffer in zijn hand had,
en door het bij de scheur te houden, kunt
gij u, evenals ik, overtuigen, dat de stof
dezelfde is, en het stuk juist past.Kent
gij den man, die u dit buis verkocht?
Wel, hij gaat daar juist de deur uit.
Hij?
Terwijl Blondine zich met Gildas bezig
hield, kocht hij een nieuwen kiel.
Ik heb hem de steeg hiernaast zien in
gaan, doch ik weet zijn naam niet en kan
u ook niet zeggen, waarheen hij ging.
Ohij kan niet ver weg zijn, zeide
het jonge meisje.
Al kent gij zijn naam niet, zeide Gil
das, en al heeft Douce zijn gelaat niet kun
nen zien, ik heb den klank zijner stem
geboord, en overal, waar ik dien man
zal hooren spreken, zal ik hem weten
te herkennen, al was het over twintig
jaren.
Tot weerziens, Cado, zeide Douce, ik
ga zoeken.
Doch de kooper was, in plaats van den
weg te volgen, dwars door het veld gegaan.
Douce ondervroeg een boer naar den man
weleer door hem buiten Nicea, te Zarina,
verborgen, nog in leven is, maar onbekend
ronddwaalt -Artaban verhaalt aan Orodes
het Christen zijn van Merodaat. Orodes ont
stelt bovenmate. Na het exposé in het
eerste bedrijf, is hier dus de knoop van het
stuk reeds duidelijk in het gezidit.
Het derde bedrijf bevat al aanstonds de
belijdenis van Merodaat aan Orodes, dat hij
Christen is, daarmee gaat dadelijk gepaard
de erkenning van Orodes en Merodaat. De
vader Orodes erkent ir, Merodates zijn zoon.
Hevig wringt hier dus de verwikkeling of
de knoop der tragedie de arme heidensche
vader toch vindt zijn zoon maar om
hem te haten. Artaban, die te voren reeds
Merodates' straf wilde eischen van Orodes,
hij eischt nu hij ziet dat Merodaat zijn
vroeger doodgewaande prooi is, nog veel
harder de straf en aanhouding van prins
Merodaat. Sargon ook leent er zich toe, om
een vervaarlijk Goden-orakel te komen
verhalen tegen een kruis-aanbidder, die den
koningstroon eenmaal zoude erven. Orodes
toont inmiddels zijn helden-karakter, aan
gezien hij zijn koningsplicht eindelijk belooft
te zullen stellen boven alle andere gevoelens.
Artaban maakt eindelijk de volgende afspraak
met, Sargon. Zoodra Merodaat ter dood ge
leid is, moet de eerbeidwaardige koning
Orodes het koningrijk opnieuw aan de Go
den wijden door een offer. De offerbeker
alsdan door Orodes te drinken, zal vergif
tigd zijn. Mocht wat Artaban evenwel
onmogelijk acht mocht Merodaat het
Christendom nog afzweren, dan drinkt ook
hij, Merodates, den doodelijken offerbeker.
Sargon staat voor het uitvoeren van den
aanslag in, alleen onder voorbehoud, dat een
zijner medepriesters in het geheim wordt
genomen. Artabans aanstaande verheffing
schijnt dus zeker, en de strijd der goeden
gaat zoo hoog, dat het rechtschapen ge
moed reeds duidelijk sden Man der Smar
ten" erkent, in zijne volgelingen opnieuw
lijdende.
zij vertelde hem hoe hij gekleed waszij
had dit van Cado gehoord.
Hij moet op het snijpunt van de wegen
uitgekomen zijn, zeidè de boer.
Toen het jonge meisje op het snijpunt
was gekomen, wist zij niet welken weg te
volgen. Zij sloeg er dus op goed geluk
een in.
Gildas en Douce liepen geruimen tijd.
Het werd reeds donker. Eindelijk bemerk
ten de reizigers eenige lichten en onder
scheiden den vorm van drie of vier groote
gebouwen. Weldra stond Douce voor eeu
grooten slagboom een woedend geblaf weer
klonk. Het jonge meisje kon nu het voor
plein van een hofstede onderscheiden. Ge-
ruimen tijd riep zij, zonder dat men haar
scheen te hooren, terwijl de hond intus-
schen bleef blaffen. Eindelijk verscheen er
een man met een lantaarn en vroeg, wie
er op dat uur nog geroepen had.
Een ongelukkige blinde, antwoordde
Gildas.
{Wordt vervolgd.)
NIEUWE SCHIEDAMSGHE COURANT
2.
- 0.05
De
Ik zal u een geheim van groot gewicht ontvouwen.
Gij weet voor twintig jaar heb ik mijn eerste schreên.
Gericht naar dezen troon, dien 'k eindelijk mag betreen,
Orodes, afgemat door 't onophoud'lijk strijden,
Had zich gewend tot Rome, en om de bange tijden,
Beangstigd voor zijn zoon, hem heimlijk aan de zorg
Eens gunst'ling toevertrouwd, die schrander hem verborg.
Mijn dienaar echter, wist hun schuilplaats dra te ont
dekken,
En heeft toen, zonder dat het argwaan kon verwekken,
Hen beide in alle stilte op mijn bevel gedood.
Orode9 keerde weer, als Rome's bondgenoot,
Nu brak de woede los der onbetoomde Parthen,
Zij, die met ons vereeud, den Keizer (b.) wilden tarten,
\ergolden 'top ons land, dat hunne legerschaar
Met schrik gevloden was voor Rome's adelaar.
Ja, zoo niet Merodaat hen telkens had verslagen,
Hun koning zou wellicht ook hier den scepter dragen.
Toen trad ik met den Parth in heimelijk verdrag,
Als hij den weg me ontsloot naar 't opperste gezag,
Zou ik van mijnen kant de strijdkracht der Armenen
Met zijne veldbanier als bondgenoot vereenen.
Ik zwoer de vriendschap van den keizer af te slaan,
En met ons beider macht aan Rome te weerstaan.
Lang zag ik Merodaat mijn plannen wederstreven,
Zijn schuwe omzichtigheid behoedde 's vorsten leven,
Maar eind'lijk heb ik hem verwijderd uit deez' wal,
Toen kwam de Parth in 't land, tot 'skonings wissen
[val
(a.) Wij volgen hier de gedrukte en flink herziene
lezing van het stuk. Zie aldaar vei'9 212,
(b.) Den Keizer van het alles beheerschende Rome.