Dagblad voor Schiedam en Omstreken. nieuwe kunst. 17de Jaar£. Zondag 17 Juni 1894. No. 4916. bureau l^ofersfraaf 50. EERSTE BLAD. PRIJS VAN DIT BLAD: Voor Schiedam per 3 maanden Franco per post door geheel Nederland Afzonderlijke Nommers 1.50 o_ - 0.05 PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 16 regelsf 0-60 Elke gewone regel meer- 0.10 Voor herhaalde plaatsing worden billijke overeenkomsten aangegaan. (Vervolg.) Wij hebben een vorige maal een lans 8ericht tegen de onbegrijpelijkheid der mo derne schildersin hootdzaak zoude men °ns betoog aldus kunnen samenvatten Heel onze arme schildersbend Schildert wat geen mensch erkent; Zie hun stuk omhoog en laag Wat vertoont het, blijft de vraag. Maar behalve deze grief hebben wij thans n°g een tweede tegen de schilders, en deze Weede betreft het coloriet. Schande, zoo durven wij zeggen, dubbele schande over Hollandsche schilders, dat ook hunne verwen een onbehagelijk uiterlijk hebben aangeno men. He allerhoogste glorie toch onzer oude Hollandsche school, wat was zij anders, dan JUist het keurig geteekend en gestyleerd tafereeltje, in zulk een schier bovenaardsch c°loriet te plaatsen, en bijzonder in zolk een hemelsch lichteffect te verheerlijken, dat nog heden de stukken dier meesters, fta drie eeuwen, schijnen te jubelen en te S'oren in hun onbedorvene sierlijkheid. Hoogstwaarschijnlijk hebben onze meesters *mn kleuren-effect van de natuur zelve geleerd. Aan onzen Noordschen hemel zagen 2lJ altoos een bleek, trillend, en verander lijk zonlicht, een voortdurende en plotselinge atwisseling van helderheid en nevelen, van stralen en schaduwen. Zoo begonnen zij nu, 2lJ die self-made kunstenaars, eerst met het aandachtig bezien en bestudeeren van al die mmige wisselingen aan onzen hemel, en zij Schetsten die voortdurende worsteling tus- Schen schoon en treurig weder ter oefening °P kunne doeken na, en bemerkten daarbij 10^veel phantastisch leven, in de eenzaam- FeuIIleton. De voorzichtige kleine man. 3) Veel te veel? Ja, ik ga uit principe altijd midden in uon trein zitten. Als er een spoorwegongeluk plaats heeft, treft het gewoonlijk de eerste en de laatste, maar bijna nooit de middenste ^agens. En u begrijpt, nu wil ik juist bizon- aer voorzichtig zijn. w jv 9 waren aan het midden van den trein gekomen, maar vonden geen ledige coupés. "7, Niet alleen moet de wagen in het iaden van den trein zijn, maar vanavond 1 ik nu eens den coupé, die midden in rrvlu^W 's' nemen- Daar steeg hij in den coupé, waar reeds zes personen den 7 C'e behalve blijde waren met koffer PuTgler' Ik hielp hem zijn kheLbrnb?" let nfPlaatsen- Toen reikte nem de hand met de woorden heid onzer velden door het breken des lichts wordt te weeggebracht. En nu eenmaal op den goeden weg zijnde, kwamen de kalme Hollanders van zelf verder. Wat was er tegen, om nu zij den hemel hadden af gezien, zelf de lichtwereld als scheppers te gaan beheerschen? Zij verzwaarden dus nu, zonder model, naar eigene ingeving, de schaduwen der natuur op hun doeken om ze op alle mogelijke, vrij gefantaiseerde wijzen, door lichtstralen en lichtspelingen te brekenzij vonden alle schakeeringen uit van wegstervende zonnen, van schemer en donker, ja zelfs van het lantaarn- en kaarslicht tot de uiterste en fijnste nuancen van het geheimzinnig half-duister. En nu bevolkten zij verder die halve duisternis met figuren, die men zag en ziet zagen zij schiepen op die wijze, allerlei vreemde en onverwachte spelingen, ja zelfs in dezelfde kleursoort tegenstellingen van geheel licht en van schemerlicht. Op dit gebied hebben, behalve vele andere kunst koningen van Holland, Gerard Dou, de schilder van het beroemde kaarslicht in de Avondschool, en boven allen Rembrandt, de schier bovenmenschelijke toovenaar met het verzwaarde lichtbruin coloriet, halve won deren gewrocht. Rembrandt toch was be halve schilder, ook een genie in de poëzy in die poëzy die of wel de dramatische zijde van eenig historisch tafereel, of den behage- lijken kant van eenige andere voorstelling diep in zijn gemoed gevoelde. En daar nu deze geniale man vooral actie in zijn figu ren wil weergeven, grijpt hij als middel daartoe den schier bovenmenschelijken glans van het penseel, dat aan de licht- kunst is gewoon geworden. Nu kan ieder zoodoende beseffen, wat Rembrandt te ge nieten geeft. Helle lichtstralen vallen op zijn tafereelen midden in een donkere om geving de schaduwen schijnen somtijds op te trekken, maar zij laten hier en daar nog een geheimzinnig of soms schrikwekkend half donker achter; lichtvonken en licht- Ik koop u morgen te Parijs aan het station weder te ontmoeten. Het doet mij genoegen, kennis gemaakt te hebben en ik dank u zeer u voor het vertrouwen, dat gij mij, die toch geheel vreemd ben, getoond hebt. Een vluchtige glimlach kwam op zijn ge laat. Mjjn waarde heer, juist omdat u vreemd is, heb ik u dat alles kunnen vertellen. Be grijpt u, ik was zoo blij en had behoefte om alles aan een ander te vertellen, wie dan ook, en nu was ik zoo gelukkig u te ontmoeten. En nu, adieu, tot weerziens, morgen in Parijs. Bij mijn terugkomst in mijn coupé, vond ik daarin een heer, die bezig was zijn bed voor den nacht op te maken. Het was mij aan genaam een reisgenoot te hebben, maar toen hij zich omkeerde, toonde hij zulk een knorrig gezicht, dat ik 't maar geraden vond mij niet met hem te bemoeien. Ik instal leerde mij dus aan de tegenovergestelde zijde. De conducteur kwam de biljetten nazien en de trein verliet het station. Mijn reisgenoot had zich op de bank uit gestrekt en de oogen gesloten, waardoor zijn gelaat een nog onaangenamer uitdruk- schijnsels schijnen hier woorden te spreken uit hemelsche gewesten, woorden, die men evenals bij de muziek, meer gevoelen dan beredeneeren moet, maar die eenmaal goed waargenomen als een visioen vol heerlijkheid in onze memorie blijven han gen. En in deze sfeer, in deze allerver- hevenste fond stelt Rembrandt dan verder de geheele wereld zijner figuren of voorstel lingen, een wereld, die alle zijden des le vens omvat, landschappen, zeegezichten, dieren, de helden, de monniken, de heiligen van het Paradijs, den rijkdom en het gebrek, de mismaaktheid en het verval, het hospi taal, de kroeg, de jodenbuurt en den dood, ja, nog eindeloos meer. Alles weet hij te herscheppen; de meest alledaagsche tafe reelen worden diepe geheimzinnigheden; de reëel-bestaande wereld wordt als een andere wereld, die de eerste niet meer schijnt te zijn, en die toch dadelijk door u op het doek wordt erkendkortom alles is hier, ook vooral door de kunst der kleuren, in de ware kunstfeer opgenomen. En dit vragen wij dus ook thans van onze moderne kunstenaars. Wij gaan niet naar een museum of expositie om onthaald te worden op zeepsop-imitatie of krijtlaagschil- dering, neen, het oog wil daar weldadig aangedaan worden, opdat zoo de voorge stelde zaken en figuren niet alleen als iets begrijpelijks in hun aanduidinggekend worden, maar ook als iets liefelijks in hun verschijning onze geest en onze oogen moeten beiden, om strijd, van een schilderstuk kunnen ge nieten. Poëtische visioenen verlangen wij, geen vuile diepten en partijen. Wij vragen geen personen of gestalten vol vlekken en valsche afstandseffecten, maar figuren waar van sommigen als hemellingen in het schitte rendst licht staan, anderen meer als verre verschijningen moeten omneveld worden, nog eens anderen met een enkel keureffect als uit hun entourage moeten voortreden, en dat alles vol phantaisie en oorspronkelijkheid van tint, weinig scherpe omtrekken maar king kreeg. Om een weinig afleiding te heb ben. zocht ik door het venster iets te zien, maar het was onmogelijk, de nacht was donker, stikdonker. Het eenige wat men zag, waren de voorbijvliegende, verlichte stoomwolken van de machine. De locomotief was slechts een paar wagenlengten van ons at, men hoorde onafgebroken hoe zij werkte en steunde, als een vermoeid dier. Even na middernacht bereikten wij Macön. Twee minuten oponthoud. Een verlaten, groot perron, verlichte kantoorvensters, eenige heen en weder loopende gedaanten en wij reden verder. Even voorbij het sta tion, zag men een straat met lange reien gaslantarens daarop werd het weder nacht, ondoordringbare, duistere nacht. Nu zouden wij vóór Dyon niet meer stilhouden, dat wil zeggen, twee uren rijden zonder ononthoud. Ik besloot dus het voorbeeld van mijn mede reiziger te volgen, legde mijn reisdeken op de bank en maakte het mij gemakkelijk. Langzamerhand dommelde ik in. Voortdurend hoorde men het asthmatisch hijgen van de machine, dat mij langzamerhand als een ongemotiveerd geluid voorkwamwant het was toch geen vermoeid dier, maar een krachtige locomtief, die onder de hand van machtige kleurensprekende reliefs, en aller- stoutste penseelstreken, en in alles inspiratie en eigen arbeid. Eigen arbeid, jal Oudtijds hadden de meesters geen tubes of verfdoozen, maar zij kochten de grondstoffen hunner verwen en hun atelier werd een laboratorium van menging. Olieën, eiwit, gebrand lak, kortom allerlei verf-ingrediënten werden door hen te saamgemengd, verzwakt of versterkt, ten einde zoo die fluweelachtige kleuren te ver vaardigen, die de eeuwen met roem hebben getrotseerd en die zoo verre alle verfmeng- seis van onzen tijd overtreffen. Zullen wij jeugdige schilders raden dien ouden weg weer in te slaan, en te breken met de ge makken van onzen tijd? Ja en neen. Neen, voor zoover in sommige praeparaten waarlijk door betere fabrikaten der nieuwere tijden is voorzien, maar ja, voor zoover er sprake is van oefening. Hoe vaak staan we immers voor een schilderstuk, waarbij wij zeggen alles is goed, maar dat groen of dat rood, of dat geel, het moest nog altoos zachter, glansrijker, fijner zijr, gemaakt. Aan de voor stelling zoo eindigen wij dus aan de voorstelling der nieuwere moet een beter teekening, aan het coloriet een schooner verwe worden gegeven. P. M. BOTS, pr. ALGEMEEN OVERZICHT. 16 Juni '94. De ministerieele crisis in Italië is nu eindelijk opgelost, maar er is weinig of niets veranderd. Crispi deelde eergisteren in de Kamer mede, dat de ministerraad het vol gende financieel program heeft vastgesteld: De regeering ziet aflo van het 2/J0 op de grondbelasting; 2o van het zegelen der en dossementen van wissels, 3o van de belas ting op de inkomsten. In het daardoor ontstaande tekort van 2/3 millioen zal wor den voorzien door bezuinigingen en door wij ziging der wet op den alcohol. Onderhand den machinist door mist en duisternis vloog, om ons te Parijs te brengen. Met half open oogen keek ik naar mijn slapenden mede- mensch. God weet, wat dat voor iemand zijn kon. Ik zag Parijs reeds rnet zijn gou den Invalidenkoepe), de ernstige torens van de Notre-Dame, het geniale vlechtwerk van den Eiffeltoren en al de andere wonderen. Mijn laatste gedachte gold hem, den voor- zichtigen kleinen man in de middenste coupé van den middensten wagen. Hij zat nu zeker in gelukkige gedachten verdiept, en voor hem moest Parijs nog schitterender en schooner zijn, want hij zou over acht dagen bruiloft houden met haar, die hij zijn heele leven bemind hadzoo voortsoezende, viel ik in slaap. Daar klonk in den nacht, in de duisternis, plotseling een doordringende kreet, een wild, verschrikkelijk gefluit, als de lange angstkreet van een reusachtigen vogel. Wordt vervolgd.) 11111111: fII1

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Nieuwe Schiedamsche Courant | 1894 | | pagina 1